4.1.1.Beoordeling
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen,
houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op
grond daarvan komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en
conclusies.
Ontvangst en opname geldbedragen
In de periode van 24 maart 2020 tot en met 7 april 2020 is, verdeeld over zeven transacties en afkomstig van zes verschillende (buitenlandse) bankrekeningen van bedrijven, een
totaalbedrag van € 73.888,67 op de privé ING-bankrekening van de verdachte
bijgeschreven. In diezelfde periode is dit bedrag grotendeels (in totaal € 66.050,00) contant opgenomen.
Criminele herkomst
Bij zes van de zeven transacties informeert de ING-bank de bank die verantwoordelijk is voor de bijschrijving op de rekening van de verdachte, dat een derde partij slachtoffer is geworden van fraude en dat het rekeningnummer van de verdachte hierbij betrokken is.
Ten aanzien van de overboekingen van [naam bedrijf 1] die waren bedoeld voor [naam bedrijf 2] , maar zijn gedaan op de rekening van de verdachte, is tevens vastgesteld dat [naam bedrijf 2] aangifte heeft gedaan wegens misbruik van haar bedrijfsnaam op internet.
Noch van de verdachte, noch van zijn medeverdachte(n), is enige economische activiteit bekend in relatie tot de verschillende buitenlandse bedrijven die de overschrijvingen hebben verricht. Daardoor is de precieze reden van overschrijving van deze bedragen naar de verdachte, anders dan dat het om betaling van niet nader bepaalde facturen lijkt te gaan, op basis van het onderzoek onduidelijk gebleven. De verdachte heeft voor die overschrijvingen geen andere verklaring gegeven dan dat zijn veronderstelling daarvoor achteraf onjuist bleek te zijn.
Alleen bij de transactie van € 7.025,00 door [naam] op 3 april 2020 heeft de ING een reactie ontvangen dat er goederen zijn ontvangen en het dossier gesloten kan worden, bij alle andere transacties is verzocht het overgeboekte geldbedrag te storneren.
Bij deze stand van zaken is geen andere conclusie mogelijk dan dat de door deze
vijf bedrijven in zes transacties op de bankrekening van de overgemaakte geldbedragen van in totaal € 66.863,67, afkomstig zijn van misdrijf.
Wetenschap
De rechtbank concludeert dat de op de rekening van de verdachte gestorte geldbedragen van
in totaal € 66.863,67, waarvan een groot deel contant opgenomen is, afkomstig zijn van misdrijf. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of de verdachte dat wist.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft zijn bankrekening, bankpas en pincode ter beschikking gesteld aan zijn medeverdachte [naam medeverdachte] , een persoon die hij blijkens zijn verklaring kende als zijn chauffeur in Nederland. Vervolgens is er binnen een periode van ongeveer twee weken € 73.888,67 op zijn bankrekening overgeschreven, waarvan € 66.050,00 in diezelfde periode in 24 keer contant wordt opgenomen.
De verdachte heeft via WhatsApp met [naam medeverdachte] contact onderhouden over deze bijschrijvingen op zijn rekening. Daarnaast heeft de verdachte maar liefst 100 keer ingelogd via internetbankieren. Het is de verdachte dus telkens duidelijk geweest welk bedrag op zijn bankrekening werd bijgeschreven, en van wie dat geld afkomstig was.
De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niet wist dat het geld een criminele herkomst had en dat hij zijn rekening ter beschikking had gesteld ten behoeve van legale mondkapjeshandel van medeverdachte [naam medeverdachte] met China, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft dat op geen enkele wijze onderbouwd en ook blijkt uit de overboekingen op zijn bankrekening dat deze niet afkomstig zijn uit China. Uit een chatgesprek tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] blijkt bovendien dat de verdachte maar liefst 20% provisie zou ontvangen over alle bedragen die op de bankrekening zouden worden overgeschreven. De verdachte verklaart hierover tijdens zijn verhoor op 13 oktober 2021 dat hij erg naïef is geweest. De verdachte, die nota bene juridisch onderlegd is, had bedenkingen moeten hebben bij deze gang van zaken.
Voorgaande feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat het voor de verdachte
kenbaar moet zijn geweest dat hij zou fungeren als 'katvanger'. Door aan een dergelijke
constructie mee te werken heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank minst
genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de geldbedragen die op zijn
bankrekening werden gestort van misdrijf afkomstig waren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dit feit in een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met (in elk geval) [naam medeverdachte] gepleegd, dat sprake is van medeplegen.