ECLI:NL:RBROT:2022:8007

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
83/275485-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen in het kader van mondkapjesfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij mondkapjesfraude. De verdachte heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan een medeverdachte, waardoor er in de periode van 24 maart 2020 tot en met 21 mei 2020 een totaalbedrag van € 73.888,67 op zijn rekening is bijgeschreven, waarvan € 66.050,00 contant is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was van misdrijf, aangezien hij in contact stond met zijn medeverdachte en regelmatig zijn bankrekening controleerde. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het geld afkomstig was van legale mondkapjeshandel, maar deze verklaring werd door de rechtbank als niet aannemelijk beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft deelgenomen aan het witwassen van geldbedragen en dat hij dit deed in nauwe samenwerking met zijn medeverdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het witwassen van € 66.863,67. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers van de fraude. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd, en is strafbaar verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/275485-21
Datum uitspraak: 12 september 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.J. Boswijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Beoordeling
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen,
houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op
grond daarvan komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en
conclusies.
Ontvangst en opname geldbedragen
In de periode van 24 maart 2020 tot en met 7 april 2020 is, verdeeld over zeven transacties en afkomstig van zes verschillende (buitenlandse) bankrekeningen van bedrijven, een
totaalbedrag van € 73.888,67 op de privé ING-bankrekening van de verdachte
bijgeschreven. In diezelfde periode is dit bedrag grotendeels (in totaal € 66.050,00) contant opgenomen.
Criminele herkomst
Bij zes van de zeven transacties informeert de ING-bank de bank die verantwoordelijk is voor de bijschrijving op de rekening van de verdachte, dat een derde partij slachtoffer is geworden van fraude en dat het rekeningnummer van de verdachte hierbij betrokken is.
Ten aanzien van de overboekingen van [naam bedrijf 1] die waren bedoeld voor [naam bedrijf 2] , maar zijn gedaan op de rekening van de verdachte, is tevens vastgesteld dat [naam bedrijf 2] aangifte heeft gedaan wegens misbruik van haar bedrijfsnaam op internet.
Noch van de verdachte, noch van zijn medeverdachte(n), is enige economische activiteit bekend in relatie tot de verschillende buitenlandse bedrijven die de overschrijvingen hebben verricht. Daardoor is de precieze reden van overschrijving van deze bedragen naar de verdachte, anders dan dat het om betaling van niet nader bepaalde facturen lijkt te gaan, op basis van het onderzoek onduidelijk gebleven. De verdachte heeft voor die overschrijvingen geen andere verklaring gegeven dan dat zijn veronderstelling daarvoor achteraf onjuist bleek te zijn.
Alleen bij de transactie van € 7.025,00 door [naam] op 3 april 2020 heeft de ING een reactie ontvangen dat er goederen zijn ontvangen en het dossier gesloten kan worden, bij alle andere transacties is verzocht het overgeboekte geldbedrag te storneren.
Bij deze stand van zaken is geen andere conclusie mogelijk dan dat de door deze
vijf bedrijven in zes transacties op de bankrekening van de overgemaakte geldbedragen van in totaal € 66.863,67, afkomstig zijn van misdrijf.
Wetenschap
De rechtbank concludeert dat de op de rekening van de verdachte gestorte geldbedragen van
in totaal € 66.863,67, waarvan een groot deel contant opgenomen is, afkomstig zijn van misdrijf. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of de verdachte dat wist.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft zijn bankrekening, bankpas en pincode ter beschikking gesteld aan zijn medeverdachte [naam medeverdachte] , een persoon die hij blijkens zijn verklaring kende als zijn chauffeur in Nederland. Vervolgens is er binnen een periode van ongeveer twee weken € 73.888,67 op zijn bankrekening overgeschreven, waarvan € 66.050,00 in diezelfde periode in 24 keer contant wordt opgenomen.
De verdachte heeft via WhatsApp met [naam medeverdachte] contact onderhouden over deze bijschrijvingen op zijn rekening. Daarnaast heeft de verdachte maar liefst 100 keer ingelogd via internetbankieren. Het is de verdachte dus telkens duidelijk geweest welk bedrag op zijn bankrekening werd bijgeschreven, en van wie dat geld afkomstig was.
De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niet wist dat het geld een criminele herkomst had en dat hij zijn rekening ter beschikking had gesteld ten behoeve van legale mondkapjeshandel van medeverdachte [naam medeverdachte] met China, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft dat op geen enkele wijze onderbouwd en ook blijkt uit de overboekingen op zijn bankrekening dat deze niet afkomstig zijn uit China. Uit een chatgesprek tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] blijkt bovendien dat de verdachte maar liefst 20% provisie zou ontvangen over alle bedragen die op de bankrekening zouden worden overgeschreven. De verdachte verklaart hierover tijdens zijn verhoor op 13 oktober 2021 dat hij erg naïef is geweest. De verdachte, die nota bene juridisch onderlegd is, had bedenkingen moeten hebben bij deze gang van zaken.
Voorgaande feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat het voor de verdachte
kenbaar moet zijn geweest dat hij zou fungeren als 'katvanger'. Door aan een dergelijke
constructie mee te werken heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank minst
genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de geldbedragen die op zijn
bankrekening werden gestort van misdrijf afkomstig waren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dit feit in een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met (in elk geval) [naam medeverdachte] gepleegd, dat sprake is van medeplegen.
4.1.2.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met een ander opzettelijk € 66.863,67 heeft witgewassen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 24 maart 2020 tot en met 21 mei 2020
te Den Haag,
tezamen en in vereniging met een ander,
a) van voorwerpen, te weten geldbedragen van totaal
66.863,67
euro, de herkomst heeft verhuld, en
heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen
was/waren, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader
wisten dat bovenomschreven
voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren uit enig misdrijf,
en
b) telkens voorwerpen, te weten geldbedragen van totaal
66.863,67euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad
en heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven geldbedragen
geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee maanden schuldig gemaakt aan het witwassen van in totaal € 66.863,67, welk bedrag hij van diverse (buitenlandse) bedrijven op zijn bankrekening heeft ontvangen. Aannemelijk is geworden dat deze overschrijvingen zijn verricht in verband met de aankoop van mondkapjes, waaraan in die periode vanwege de uitbraak van de coronapandemie een grote schaarste was ontstaan. Die mondkapjes zijn vervolgens niet geleverd en dat is op voorhand ook niet de intentie geweest. De verdachte heeft ten behoeve van deze oplichtingspraktijken zijn bankrekening aan zijn medeverdachte ter beschikking gesteld. Het grootste deel van het geld dat hij op zijn rekening heeft ontvangen, is vervolgens door zijn medeverdachte contant opgenomen. Waar het geld is gebleven, is niet achterhaald. Vast staat wel dat de opgelichte bedrijven hun geld niet meer hebben teruggezien.
Door zo te handelen heeft de verdachte de slachtoffers financieel benadeeld en bovendien schade toegebracht aan het vertrouwen dat men moet kunnen stellen in degenen met wie men zaken doet. De verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door persoonlijk financieel gewin en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent het de verdachte daarbij aan dat hij onderdeel is geweest van een organisatie die op schaamteloze wijze misbruik heeft gemaakt van de door het coronavirus veroorzaakte wereldwijde volksgezondheidscrisis en de daarmee samenhangende schaarste aan mondkapjes.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en A. Anakhrouch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 24 maart 2020 tot en met 21 mei 2020
te Den Haag, althans in Nederland, en/of Uganda,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a. a) van een of meer voorwerpen, te weten (een) geldbedrag(en) van totaal 73.888,67
euro, althans (telkens) een of meer (groot/grote) geldbedrag(en) en/of een of meer
goederen, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen
was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen
voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven
voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf,
en/of
b) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten (een) geldbedrag(en) van totaal
73.888,67 euro, althans een (grote) geldbedrag(en) en/of een of meer goederen,
althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere
voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en)
geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
(eigen) misdrijf;