ECLI:NL:RBROT:2022:7967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
C/10/644159 / KG ZA 22-757
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte container onder cognossement met retentierecht en zekerheidsstelling

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiseres de vrijgave van een container met glasroving die door gedaagden wordt vastgehouden. Eiseres heeft de koopsom voor de lading betaald aan Gulf Fiberglass Factory FZE, die de container via Lintas Freight & Logistics LLC heeft laten vervoeren. Gedaagden weigeren de container vrij te geven zonder presentatie van het originele cognossement, dat niet aan eiseres is afgegeven. Eiseres stelt dat gedaagden in redelijkheid niet kunnen weigeren de container af te geven, omdat zij de geadresseerde op het cognossement is en de volledige koopsom heeft voldaan. Gedaagden voeren aan dat zij zich op het ontbreken van het originele cognossement moeten beroepen en dat er een retentierecht bestaat vanwege openstaande kosten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden terecht de afgifte van de container weigeren, omdat eiseres niet de houder van het cognossement is. Echter, de rechter erkent dat er mogelijkheden zijn voor vrijgave van de container indien eiseres voldoende zekerheid stelt. Dit houdt in dat eiseres een letter of indemnity en een bankgarantie moet verstrekken. De rechter wijst erop dat de demurrage- en detentionkosten voldaan moeten worden voordat de container kan worden vrijgegeven. Uiteindelijk wordt de vordering van eiseres tot vrijgave van de container afgewezen, maar de rechter staat de mogelijkheid tot vrijgave toe onder strikte voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644159 / KG ZA 22-757
Vonnis in kort geding van 23 september 2022
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. C.M.F. van Rossum te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] , [land] ,
2.
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden. Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 september 2022, met producties;
  • de aanvullende productie van eiseres;
  • de producties van gedaagden;
  • de mondelinge behandeling van 12 september 2022;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van [gedaagde 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in april 2022 een partij glasroving gekocht van Gulf Fiberglass Factory FZE (Verenigde Arabische Emiraten; hierna aangeduid als: Gulf). [eiseres] heeft de koopsom van USD 49.302,90 aan Gulf betaald.
2.2.
Gulf heeft Lintas Freight & Logistics LLC (Verenigde Arabische Emiraten; hierna: Lintas) ingeschakeld als expediteur.
2.3.
Ten behoeve van het vervoer van [persoon A] naar Rotterdam is een overeenkomst gesloten tussen Gulf als afzender en [gedaagde 1] als vervoerder. Laatstgenoemde heeft daartoe een cognossement (in drievoud) met nummer [nummer cognossement] afgegeven aan Lintas.
2.4.
Op het cognossement staat Gulf als shipper vermeld. Als consignee is vermeld “ [eiseres] -Voss Composites&Floorsystems”. Verder staat onder andere op het cognossement dat “Demurrage and Detention shall be charged according to the tariff published on the Home page” van [gedaagde 1] .
2.5.
Op de vervoerovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] van toepassing. Deze algemene voorwaarden wijzen de rechter in Shanghai aan als bevoegde rechter en het Chinese recht als toepasselijk recht.
2.6.
[gedaagde 1] is de Nederlandse agent van [gedaagde 1] .
2.7.
Op 9 mei 2022 is de desbetreffende container met de partij glasroving (met nummer [containernummer] ) aangekomen in Rotterdam.
2.8.
Gulf heeft het originele cognossement niet aan [eiseres] afgegeven.
2.9.
Bij e-mail van 1 augustus 2022 heeft Lintas het volgende aan [eiseres] bericht:
We do understand the situation as we are holding the original bills of ladings with us since shipper Gulf […] has not paid for any shipments since Jan ’22.
Now we understand Gulf […] is closed down their operations in Dubai and ran away from the market.
As per legal advice received from our lawyers, you may file a case against Gulf […] in Dubai in which you can mention that Lintas […] is holding original documents for non payment from shipper and hence we are not releasing the original documents.
When court instructs us to release the b/ls then we can do so otherwise we can release OBL’s or arrange telex release only after receiving written instructions from shipper only.
2.10.
[gedaagde 1] heeft geweigerd de container vrij te geven zonder presentatie van het originele cognossement.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om [gedaagde 1] c.s. te veroordelen:
I. Om container nr: [containernummer] binnen drie dagen na de uitspraak vrij te geven aan [eiseres] zodat zij, of een door haar aan te wijzen derde, de voornoemde container in ontvangst kan nemen. Dit alles op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,00 voor elke dag dat [gedaagde 1] c.s. zou dralen met het uitvoeren van de beslissing;
Of subsidiair
II. Om container nr: [containernummer] binnen drie dagen nadat [eiseres] [gedaagde 1] c.s. schriftelijk gevrijwaard heeft voor eventuele vorderingen waarmee een derde, die zich als recht en regelmatig houder van de bill of lading, bij [gedaagde 1] c.s. meldt en/of nadat [eiseres] een andere door de rechter in goede justitie te bepalen zekerheid gesteld heeft aan [eiseres] vrij te geven;
Zowel primair als subsidiair
III. Tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
een en ander, voorzover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Subsidiair concludeert zij aan een veroordeling tot vrijgave van de container de voorwaarde te verbinden dat er een indemnity met bankgarantie wordt gesteld conform het model van de International Group of P&I Clubs (overgelegd als productie c-3) voor 200% van de waarde van de lading en de duur van zes jaar en dat het bedrag van demurrage en detention eerst wordt voldaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. is verschenen en heeft de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet betwist. De voorzieningenrechter is dan ook bevoegd van het geschil kennis te nemen.
4.3.
Deze procedure gaat over vervoer van zaken onder cognossement. De vraag wie drager is van de uit het cognossement voortvloeiende rechten en verplichtingen jegens de vervoerder wordt op grond van artikel 10:162 BW beoordeeld naar het recht van de staat waarin de loshaven is gelegen. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiseres] daarom, anders dan door [gedaagde 1] c.s. bepleit, beoordelen naar Nederlands recht. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat, gelet op hetgeen [gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd omtrent de inhoud van het volgens haar toepasselijke Chinese recht, voorlopig kan worden aangenomen dat beoordeling naar het recht van China niet tot een materieel andere uitkomst leidt. Een nader onderzoek hieromtrent gaat het bestek van dit kort geding te buiten.
4.4.
Op grond van artikel 8:441 BW heeft alleen de recht- en regelmatig houder van het cognossement recht op aflevering van de vervoerde zaken. [eiseres] is niet de houder van het cognossement. In beginsel weigert [gedaagde 1] c.s. dan ook terecht de afgifte van de desbetreffende container.
4.5.
[eiseres] stelt dat artikel 8:441 BW van regelend recht is. Het staat [gedaagde 1] c.s. volgens [eiseres] “in dit geval” vrij de container ook zonder origineel cognossement vrij te geven. Dit betoog slaagt alleen al niet omdat [gedaagde 1] bij de vervoersovereenkomst juist
nietis afgeweken van artikel 8:441 BW. Het door [gedaagde 1] uitgegeven cognossement bepaalt immers dat bij aflevering van de container (één exemplaar van) het originele cognossement moet worden gepresenteerd. De eventuele vrijheid om contractueel te mogen afwijken van een regel als vervat in artikel 8:441 BW is in dit geval dus niet relevant.
4.6.
[eiseres] betoogt verder dat [gedaagde 1] c.s. geen reden heeft om afgifte van de container te weigeren, ook al beschikt [eiseres] niet over het originele cognossement. In dat verband stelt zij dat het hier gaat om een cognossement op naam, dat [eiseres] de op het cognossement vermelde geadresseerde is en dat het dus voor [gedaagde 1] c.s. duidelijk is aan wie zij de container moet afgeven. Verder heeft [eiseres] erop gewezen dat zij de volledige koopsom voor de partij glasroving heeft voldaan en dat een eventueel retentierecht van Lintas jegens Gulf niet ertoe kan leiden dat Lintas aanspraak kan maken op afgifte van de container. Lintas is dus hoe dan ook niet actief gelegitimeerd, aldus [eiseres] .
4.7.
Dit betoog moet zo worden begrepen dat het [gedaagde 1] c.s. volgens [eiseres] in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet vrij staat zich te beroepen op het ontbreken van een cognossement. Daarmee komt het betoog van [eiseres] in wezen neer op een beroep op misbruik van bevoegdheid door [gedaagde 1] c.s. De voorzieningenrechter verwerpt dit standpunt. Het cognossement is naar zijn aard nu juist (mede) bedoeld om de vervoerder te behoeden voor een onderzoek naar de achterliggende rechtsverhoudingen in de keten van het vervoer. De vervoerder heeft slechts een rechtsverhouding met de afzender, waartoe pas na het presenteren van het originele cognossement de recht- en regelmatig houder daarvan toetreedt. Zo behoeft [gedaagde 1] c.s. niet te onderzoeken of de eigendom van de partij glasroving door de betaling van de koopprijs op [eiseres] is overgegaan en evenmin of Lintas gegronde redenen heeft om zich jegens Gulf op een retentierecht te beroepen en, zo ja, of en in hoeverre zij ( [gedaagde 1] c.s.) met de daarmee gemoeide belangen rekening behoort te houden. [gedaagde 1] c.s. behoeft geen genoegen te nemen met uitlatingen van een van de andere betrokkenen in de vervoersketen, zoals in dit geval [eiseres] . De voorzieningenrechter wijst erop dat Gulf en Lintas niet in deze procedure zijn betrokken.
4.8.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde 1] c.s. niet zonder gegronde reden weigert de container zonder meer af te geven. De primaire vordering is daarom niet toewijsbaar.
4.9.
De in 4.6 en 4.7 weergegeven omstandigheden staan echter niet aan aflevering van de container in de weg indien [eiseres] voldoende zekerheid stelt. Die omstandigheden impliceren het risico dat [gedaagde 1] c.s. op enig moment alsnog geconfronteerd wordt met een ander die de recht- en regelmatig houder van het originele cognossement is en dus aanspraak heeft op aflevering van de container. De kans daarop is naar voorlopig oordeel niet groot, nu het hier gaat om een cognossement op naam en de huidige houder (Lintas) het cognossement mogelijk wel op rechtmatige gronden onder zich houdt, maar daarmee nog niet de rechthebbende op de lading is. Die kans kan echter ook niet worden uitgesloten. Een en ander rechtvaardigt enerzijds dat van [eiseres] kan worden gevergd in geval van afgifte van de container afdoende zekerheid te stellen, maar anderzijds dat van [gedaagde 1] c.s. kan worden verlangd de container af te geven indien die zekerheid daadwerkelijk wordt gesteld. Met dergelijke zekerheid is het risico voor [gedaagde 1] c.s. immers voldoende afgedekt. In dat geval komt meer gewicht toe aan het belang van [eiseres] om op korte termijn over de partij glasroving te beschikken en het verder oplopen van demurrage- en detentionkosten te voorkomen. Hieraan doet niet af dat [eiseres] mogelijk ook en al eerder een procedure tot vrijgave van het cognossement in de Verenigde Arabische Emiraten had kunnen beginnen. Evenmin van belang is dat de naam van de geadresseerde op het cognossement niet volledig overeenkomt met die van [eiseres] . Het daarmee gepaard gaande (theoretische) risico voor [gedaagde 1] c.s. wordt immers ook gedekt door een zekerheidsstelling.
4.10.
Tegen deze achtergrond acht de voorzieningenrechter het redelijk dat [eiseres] zekerheid verstrekt conform de door [gedaagde 1] c.s. overgelegde letter of indemnity (productie c-3), waarbij tevens de daarbij horende bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank wordt verstrekt. Die bankgarantie dient te worden gesteld op een bedrag van USD 74.000,= (150% van de waarde van de lading). De door [gedaagde 1] c.s. overgelegde model-bankgarantie gaat uit van een looptijd van zes jaar. [eiseres] heeft onbetwist aangevoerd dat op grond van de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] een verjaringstermijn van één jaar geldt. Gelet hierop moet een termijn van twee jaar na afgeven van de letter of indemnity geacht worden ruimschoots voldoende te zijn. Die termijn zal in het dictum worden opgenomen. De aard van de zaak – een gedwongen afgifte van een container zonder presentatie van het originele cognossement – rechtvaardigt dat [gedaagde 1] c.s. geen genoegen hoeft te nemen met een minder vergaande zekerheidsstelling.
4.11.
[gedaagde 1] c.s. stelt zich op het standpunt dat aan een (eventuele) eventuele verplichting tot vrijgave van de container de voorwaarde moet worden verbonden dat [eiseres] alle tot dat moment verschuldigde demurrage- en detentionkosten voldoet. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde 1] c.s in dit standpunt. [gedaagde 1] c.s. heeft onbetwist aangevoerd dat zij op grond van haar algemene voorwaarden een lien heeft op de vervoerde zaken voor alle bedragen die verschuldigd zijn en dat die lien ook ingeroepen kan worden jegens de geadresseerde. Dit rechtvaardigt dat in het kader van dit kort geding [eiseres] deze kosten dient te voldoen alvorens de container te kunnen ophalen. [gedaagde 1] c.s. heeft onbetwist gesteld dat die kosten, berekend conform de op de website vermelde tarieven, per 12 september 2022 € 12.228,= belopen. Daarmee en gelet op de vermelding op het cognossement (zie 2.4) moeten partijen geacht worden in staat te zijn om de totale kosten op het moment van vrijgave van de container vast te stellen.
4.12.
Aan dit alles doet niet af dat partijen van mening verschillen over de redenen waarom er inmiddels zoveel tijd is verstreken sinds de aankomst van de container in Rotterdam. Dat geldt te meer nu niet duidelijk is geworden om welke reden [eiseres] niet al in een eerder stadium getracht heeft, al dan niet via een procedure in de Verenigde Arabische Emiraten, het cognossement van Lintas te verkrijgen. In een bodemprocedure kan zo nodig worden beoordeeld voor wiens rekening de demurrage- en detentionkosten uiteindelijk moeten komen.
4.13.
In het voorgaande is het steeds gegaan om [gedaagde 1] c.s., dus gedaagden gezamenlijk. [gedaagde 1] c.s. meent dat [gedaagde 1] ten onrechte in deze procedure is betrokken omdat zij slechts de agent is van [gedaagde 1] . De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat ook [gedaagde 1] op goede gronden is gedaagd, nu zij degene is die aan de afgifte van de container zal moeten meewerken. Hieraan doet niet af dat [gedaagde 1] geen partij is bij de vervoerovereenkomst die in deze zaak een rol speelt.
4.14.
Met betrekking tot de proceskosten geldt het volgende. [gedaagde 1] c.s. heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat zij niet gehouden kan worden de container zonder meer vrij te geven. De subsidiaire vordering tot vrijgave van de container tegen zekerheidsstelling wordt wel toegewezen, maar met een aanzienlijk zwaardere zekerheidsstelling dan [eiseres] wenselijk vond. Gelet hierop moeten beide partijen beschouwd worden als over en weer in het ongelijk gesteld en zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om container [containernummer] aan [eiseres] vrij te geven indien en nadat [eiseres] aan de volgende voorwaarden heeft voldaan:
  • afgifte van een letter of indemnity ten gunste van [gedaagde 1] c.s. conform het model zoals door [gedaagde 1] c.s. als productie c-3 overgelegd;
  • afgifte van een bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank ter grootte van USD 74.000,= voor een termijn van twee jaar na afgifte van de letter of indemnity voor het geval een andere partij onder presentatie van het originele cognossement met nummer [nummer cognossement] de container opeist;
  • voldoening van de ten tijde van de afgifte van voornoemde container verschuldigde demurrage- en detentionkosten, berekend conform de tarieven vermeld op de website van [gedaagde 1] ;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022. [1]
1980/
1885

Voetnoten

1.type: