ECLI:NL:RBROT:2022:7885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
10.314245.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en mishandeling met bijzondere voorwaarden en gedragsbeïnvloeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte heeft op 19 november 2021 in Gorinchem de aangever met een mes in de borst gestoken, wat leidde tot een steekwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, ondanks het verweer van de verdediging dat er geen opzet was. De rechtbank verwierp dit verweer en verklaarde de verdachte schuldig aan poging tot doodslag en mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, met terbeschikkingstelling en bijzondere voorwaarden. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychiatrische problemen. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte langdurig onder toezicht zou staan om de veiligheid van anderen te waarborgen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.314245.21
Datum uitspraak: 9 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem,
raadsman mr. M.H.A. Horsch, advocaat te Maastricht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest;
  • terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals gesteld door de reclassering:
 klinische behandeling geldt gedurende de duur van de Tbs-maatregel of zoveel korter als dan de behandelaren in overleg met reclassering nodig achten;
 ambulante behandeling;
 toezicht reclassering;
 meewerken Time-out;
 niet naar het buitenland gaan;
 begeleid wonen;
 drugs- en alcoholverbod;
 contactverbod met aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ;
 locatieverbod voor Gorinchem;
  • de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
  • oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met de aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de gemeente Gorinchem.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde poging doodslag van [naam slachtoffer 1] (hierna: de aangever) en van de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling van [naam slachtoffer 2] (hierna: de aangeefster).
Ten aanzien van feit 1 geldt dat bij de verdachte het (voorwaardelijk) opzet op de dood van de aangever ontbrak. Er kan niet worden vastgesteld of er doelbewust in het lichaam van de aangever is gestoken en met hoeveel kracht. Uit het dossier blijkt verder niet op welke wijze, van welke afstand en hoe diep er is gestoken, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Zelfs indien sprake was van een aanmerkelijke kans hierop, kan de poging doodslag niet worden bewezen omdat verdachte deze kans niet bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 2 merkt de raadsman op dat dit een gevolg is van dezelfde messteek als het onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 4 is vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig bewijs. De verklaring van de aangeefster wordt niet ondersteund door andere getuigen.
4.2.2.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangever op 19 november 2021 te Gorinchem met een mes in de borst heeft gestoken. Dat de verdachte met kracht heeft gestoken, leidt de rechtbank af uit het feit dat de aangever hierdoor een steekwond heeft opgelopen van ongeveer 7 centimeter, reikend tot in de grote borstspier rechts. Naar algemene ervaringsregels had dit tot de dood van de aangever kunnen leiden, doordat zich in de borststreek vitale organen bevinden. Het handelen van de verdachte was naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop ook heeft aanvaard. Het verweer van de verdediging dat geen sprake is van een poging tot doodslag omdat het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt, wordt dan ook verworpen. Dit leidt tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat een enkele messteek zowel de steekwond in de borst als het letsel aan de hand van aangever heeft veroorzaakt. Dat past niet bij de verschillende verwondingen zoals die door de FARR-arts zijn geconstateerd. Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat hier geen sprake is van samenloop.
Ten aanzien van feit 4 stelt de rechtbank vast dat de aangifte wordt ondersteund door de FARR-verklaring die zich in het dossier bevindt en waaruit volgt dat op 19 november 2021 een zwelling links op het achterhoofd van de aangeefster werd geconstateerd. Gelet hierop acht de rechtbank de ontkennende verklaring van de verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 19 november 2021 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, eenmaal, met een mes in de borst, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
primair
hij op 19 november 2021 te Gorinchem aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een flinke steekwond en een litteken, heeft toegebracht door met een mes in de hand van die [naam slachtoffer 1] te steken;
3
hij in de periode van 16 november 2021 tot en met 18 november 2021 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, die aan [naam slachtoffer 1] , toebehoorde heeft vernield;
4
hij op 19 november 2021 te Gorinchem [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te slaan en/of stompen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
poging tot doodslag
feit 2
zware mishandeling
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 4
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten, alle gepleegd tegen de aangevers, zijn toenmalige buren. Uit het dossier komt naar voren dat zij al langere tijd overlast van de verdachte ondervonden, wat heeft geresulteerd in een confrontatie en het plegen van de strafbare feiten.
De verdachte heeft de banden van de auto van de aangever lek gestoken. Enkele dagen later volgde een confrontatie tussen aangever en verdachte op de openbare weg en is aangever met een mes in zijn hand en borst gestoken. Verdachte heeft zich daarna begeven naar zijn woning. Op de weg daarnaartoe heeft hij de aangeefster in het portiek op haar hoofd geslagen. Het is een gelukkig toeval dat dit niet tot de dood van de aangever heeft geleid, maar dat het letsel beperkt is gebleven tot snijwonden in zijn hand en borst. Deze gebeurtenissen hebben een bijzonder grote impact op het leven van de aangevers, blijkens de door hen ingediende vorderingen tot schadevergoeding. De aangever kampt met psychische klachten, waarvoor hij is doorverwezen naar een psycholoog. De aangeefster is behandeld in verband met PTSS-klachten als gevolg van wat er is gebeurd. Dit alles door toedoen van de verdachte en dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Klinisch psycholoog, drs. [persoon A] , heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 29 maart 2022. Dit rapport houdt samengevat het volgende in. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken; als differentiaaldiagnose is er (mogelijk) sprake van een psychotische stoornis met paranoïde kenmerken. Tevens is er sprake van een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde bestonden bovengenoemde stoornissen. De persoonlijkheidsstoornis, dan wel de psychotische stoornis met paranoïde kenmerken heeft de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Op basis van de persoonlijkheidsstoornis, dan wel de psychotische stoornis met paranoïde kenmerken, heeft de verdachte paranoïde ideeën gekregen ten aanzien van de buurman (de aangever). Hij had hierbij het sterke idee dat hij door de aangever werd getreiterd en ook dat de aangever met “rare blikken” naar hem keek. De boosheid en de innerlijke spanning op basis van deze paranoïde zijn in de loop der maanden toegenomen. Passend bij de persoonlijkheidsstoornis is ook de beperkte agressieregulatie; hij heeft zijn gevoelens van agressie opgestapeld en bij het tenlastegelegde heeft hij zijn agressieve impulsen niet meer onder controle kunnen houden. Vervolgens heeft hij de aangever met een mes gestoken.
Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Er is een causaal verband tussen de persoonlijkheidsstoornis dan wel de psychotische stoornis met paranoïde kenmerken en het tenlastegelegde. Hierdoor heeft de verdachte zijn wil en gedrag (deels) niet in vrijheid heeft kunnen bepalen.
Het recidiverisico wordt als matig-hoog beoordeeld. Er wordt een voorwaardelijke straf in overweging gegeven met als bijzondere voorwaarden een behandeling die start met een klinische fase. Aansluitend kan er een traject van resocialisatie plaatsvinden met aandacht voor huisvesting, werk en inkomen, vrijetijdsbesteding en sociaal netwerk. Na de klinische fase kan de behandeling in een ambulant kader worden voortgezet met toezicht door de reclassering.
Dr. [persoon B] , psychiater, heeft vanwege het vermoeden van (ernstige) psychiatrische problematiek (in de zin van een mogelijke psychotische toestand), eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2022. Dit rapport houdt samengevat in dat er bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en paranoïde trekken, een paniekstoornis in vroege remissie en een lichte stoornis in het gebruik van cannabis in vroege remissie. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes c.q. gedragingen en geadviseerd wordt het ten laste gelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen vanwege de relatie met zijn persoonlijkheidsproblematiek en paniekstoornis. Hij is hierdoor niet goed in staat om adequaat te functioneren in sociaal opzicht. Hij wordt snel achterdochtig naar anderen, reageert ook agressief, heeft weinig inlevingsvermogen (ondanks zijn bovengemiddelde intelligentie) en voelt zich buitengesloten en gediscrimineerd. Het risico voor gewelddadig gedrag bij de verdachte is matig tot hoog.
Geadviseerd wordt om de verdachte aan te melden voor een gestructureerde forensische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met toezicht door de reclassering. In deze behandeling zou aandacht moeten zijn voor het omgaan en vermijden van conflicten, verbeteren van het zelfbeeld, dag structuur, abstinentie van cannabis met urinecontroles en als er zich weer paniekaanvallen voordoen, medicatie tegen paniekaanvallen en angst in de vorm van bijvoorbeeld een SSRI zoals escitalopram. De start van deze behandeling zou klinisch moeten zijn, bijvoorbeeld in een FPK of FPA. Van daaruit zou kunnen worden gezocht naar een goede begeleide woonvorm.
Een TBS maatregel met voorwaarden lijkt gezien de bereidheid van de verdachte om zich onder behandeling en begeleiding te stellen en het feit dat hij de laatste jaren veelal zelfstandig heeft kunnen functioneren en geen contact meer heeft gehad met justitie, een te zware maatregel op dit moment. De verdachte is gemotiveerd om iets wat van zijn leven te maken en hij aanvaardt hulp hiervoor.
IRIS-zorg heeft op 26 april 2022 een reclasseringsadvies over de verdachte opgemaakt en op verzoek van de officier van justitie is er op 16 augustus 2022 een tbs-maatregelen rapport opgesteld. Deze rapporten houden samengevat in dat er bij de verdachte sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Door onderhavige verdenking is de verdachte zijn huisvesting verloren. Verder is er sprake van financiële problemen en heeft hij niet tot nauwelijks een vangnet wat betreft familie en vrienden. Het risico op recidive wordt ingeschat op hoog. Het risico op letselschade wordt als gemiddeld tot hoog ingeschat en het risico op onttrekking wordt als gemiddeld ingeschat. Geadviseerd wordt om de verdachte klinisch te laten behandelen in een FPA of FPK, om de kans op recidive te kunnen verminderen. De reclassering geeft daarbij aan dat die behandeling zou kunnen plaatsvinden in twee kaders, namelijk in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden of in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Voor beide opties geldt dat het daarnaast opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel na afloop een extra vangnet kan creëren. Ten slotte wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De reclassering acht een klinische opname noodzakelijk en heeft de rechtbank twee kaders in overweging gegeven hoe deze behandeling zou kunnen plaatsvinden: een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden of een tbs-maatregel met voorwaarden. Nu de reclassering geen duidelijke voorkeur aan een van de gegeven kaders geeft, de psycholoog en psychiater geen tbs-maatregel adviseren en de benodigde interventies ook behaald kunnen worden in een regulier kader, en de verdachte gemotiveerd is om in behandeling te gaan, zal de rechtbank de klinische opname in het kader van een voorwaardelijk gevangenisstraf – en dus niet een tbs-maatregel – opleggen.
Daarnaast kan, gezien de ernst van de feiten, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht het van groot belang dat de verdachte nog verder wordt begeleid door de reclassering. Mede daarom zal een substantieel deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van
3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zullen een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod en een locatieverbod in Gorinchem als bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, zoals hierboven vermeld, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Om de veiligheid van anderen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Voor het opleggen van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met de aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de gemeente Gorinchem ziet de rechtbank geen redenen.
Alles afwegend acht de rechtbank de navolgende straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

ingediende vordering
standpunt OM
standpunt verdediging
[naam slachtoffer 1]
(feiten
1 en 2)
materiële schade:
€ 9.563,81
immateriële schade:
€ 15.000,00
toewijsbaar + WR + 36f Sv
materiële schade: referte, toekomstige schade: n-o
immateriële schade: matigen € 5.000,- (letsellijst categorie 3), overige n-o
[naam slachtoffer 2]
(feiten
1 t/m 3)
materiële schade:
€ 2.350,94
immateriële schade:
€ 2.500,00
toewijsbaar + WR + 36f Sv
materiële schade: n-o, subs referte tot een bedrag van
€ 2.288,89 (eigen risico is toewijsbaar tot een bedrag van € 260,13, overige afwijzen)
immateriële schade: n-o, subs aanzienlijk matigen
8.1.
Beoordeling
[naam slachtoffer 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten, rechtstreeks (im)materiële schade is toegebracht.
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade is de rechtbank van oordeel dat de kosten daarvoor onvoldoende gesteld zijn. Voor het overige komt de rechtbank, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, een vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 4.563,81 redelijk voor. De rechtbank zal dat bedrag toewijzen.
Immateriële schade
De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00 zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, augustus 2021, categorie 3.
De vordering wordt in totaal tot een bedrag van
€ 9.563,81toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Het resterende deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[naam slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks (im)materiële schade is toegebracht.
Materiële schade
Van het gevorderde bedrag van € 322,35 aan eigen risico komt een bedrag van € 260,13 voor toewijzing in aanmerking. Het overige gevorderde bedrag ziet op nota’s van eerder dan de ten laste gelegde periode en komt zodoende niet in aanmerking voor toewijzing. De rechtbank komt aldus, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, een vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 2.288,89 redelijk voor. De rechtbank zal dat bedrag dan ook toewijzen.
Immateriële schade
De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.00,00 zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de gevorderde schade voor zover die ziet op de eerste twee feiten (de gestelde shockschade vanwege de confrontatie met het letsel bij de echtgenoot van de benadeelde partij) niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De vordering wordt in totaal tot een bedrag van
€ 2.788,89toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Het resterende deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Beide benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 19 november 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerleggingen nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 9.563,81 vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 2.788,89 vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 45, 57, 287, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar, bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij [naam reclassering] op het adres [adres] , [postcode] [plaats] . (tel: [telefoonnummer] ), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich voor behandeling klinisch laten opnemen in een FPA of FPK, althans een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De opname start indien er plek is in de kliniek. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van forensisch psychiatrische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinisch opname is afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde zal verblijven in RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start nadat de klinische opname is afgerond. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich niet bevinden in Gorinchem, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 9.563,81(zegge:
negenduizend vijfhonderddrieënzestig euro en éénentachtig cent),bestaande uit € 4.563,81 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam slachtoffer 1]te betalen
€ 9.563,81(hoofdsom,
zegge: negenduizend vijfhonderddrieënzestig euro en éénentachtig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 9.563,81 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
82 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 2.788,89 (zegge: tweeduizend zevenhonderdachtentachtig euro en negenentachtig cent), bestaande uit € 2.288,89 aan materiële schade en € 5.00,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 2.788,89(hoofdsom,
zegge: tweeduizend zevenhonderdachtentachtig euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.788,89 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
37 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
mrs. A. Boer en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 september 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst, althans ter hoogte van de borstkas, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Gorinchem aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een flinke steekwond en/of litteken(s), heeft toegebracht door met een mes in de hand van die [naam slachtoffer 1] te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de hand van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2021 tot en met 18 november 2021 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een auto(band), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Gorinchem [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te slaan en/of stompen;