ECLI:NL:RBROT:2022:7878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
9611877
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en geschil over loon en overuren tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekers en verweerder over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de betaling van loon en overuren. Verweerder, die in dienst was bij verzoekers, had per direct ontslag genomen op 3 november 2021. Hij stelde dat er dringende redenen waren voor zijn ontslag, onder andere vanwege onduidelijkheden over zijn loon en de uitbetaling van overuren. Verzoekers betwistten de claims van verweerder en stelden dat er geen recht op gefixeerde schadevergoeding bestond.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenbeschikking en brieven met producties van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2022 zijn zowel verzoekers als verweerder verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de uitbetaling van loon en overuren als eerste behandeld. Verweerder voerde aan dat hij te weinig loon had ontvangen en dat zijn overuren niet correct waren geregistreerd. Verzoekers betwistten deze claims en stelden dat er afspraken waren gemaakt over de uitbetaling van overuren die afweken van de geldende cao.

De kantonrechter concludeerde dat de afspraken tussen partijen niet duidelijk waren vastgelegd, wat heeft geleid tot onduidelijkheid over de vergoeding van overuren. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden die door verweerder zijn aangevoerd, als dringende redenen kunnen worden beschouwd, waardoor zijn ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. Het verzoek van verzoekers tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9611877 VZ VERZ 21-18329
uitspraak: 21 september 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in het verzoek van

1..[verzoeker 1]

[verzoeker 1],
gevestigd te [vestigingsplaats verzoeker 1],
2.
[verzoeker 2], vennote,
wonende te [woonplaats verzoeker 2],
3.
[verzoeker 3], vennoot,
wonende te [woonplaats verzoeker 3],
verzoekers,
gemachtigde: mr. M. Bruins,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [woonplaats verweerder],
verweerder,
gemachtigde: mr. I.J. van Meggelen.
Partijen blijven hierna aangeduid als “[verzoekers]” respectievelijk “[verweerder]”.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
- de tussenbeschikking d.d. 29 juni 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief met producties van [verweerder] d.d. 23 augustus 2022;
- de brief met producties van [verzoekers] d.d. 24 augustus 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek is op 7 september 2022 voortgezet. Namens [verzoekers] is [verzoeker 2] en [verzoeker 3] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling van het geschil

2.1
De kantonrechter ziet aanleiding om de uitbetaling van loon en overuren als eerste te behandelen.
2.2
[verweerder] blijft bij zijn standpunt dat hij te weinig loon heeft ontvangen en dat hij veel overuren heeft gewerkt. Ook [verzoekers] blijft betwisten dat [verweerder] te weinig loon heeft ontvangen en dat hij overuren heeft gemaakt.
2.3
Bij tussenbeschikking heeft de kantonrechter partijen verzocht om stukken in het geding te brengen, met name een totaaloverzicht van gewerkte uren van [verweerder].
2.4
Door [verweerder] zijn overzichten met de geregistreerde uren overgelegd. Ter zitting heeft [verweerder] aangegeven dat de geregistreerde uren op de overzichten niet kloppen. Als hij ergens stilstaat en op de containers wacht, dan wordt dat geregistreerd als pauze, terwijl het gewoon werktijd is. Dit gebeurt altijd als hij de motor van de vrachtwagen afzet.
2.5
Ook heeft [verweerder] ter zitting aangegeven dat hij gedurende zijn dienstverband geen aanspraak heeft gemaakt op de overuren, omdat hij bij indiensttreding met [verzoekers] de afspraak heeft gemaakt dat hij geen overuren zou claimen als de vrachtwagen “aangekleed” zou worden zoals hij dat wenste (net zoals zijn vorige DAF). Er zou zijn afgesproken dat [verweerder] die spullen dan mag houden ter compensatie van de gemaakte overuren.
2.6
Ter zitting heeft Bezems bevestigd dat bij indiensttreding van [verweerder] de afspraak is gemaakt dat de vrachtwagen “aangekleed” zou worden zoals [verweerder] het wilde (net zoals zijn vorige DAF), maar dat de gekochte spullen die door [verzoekers] zijn betaald eigendom van haar blijven.
2.7
De kantonrechter stelt vast dat partijen afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de uitbetaling van overuren die afwijken van de geldende Cao die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Op het moment dat [verzoekers] aangeeft dat de spullen in de vrachtwagen eigendom zijn van [verzoekers] en niet toebehoort aan [verweerder], zijn die spullen werkmiddelen die [verzoekers] als werkgever aan haar werknemer ter beschikking stelt. Als er sprake zou zijn van overuren dan moet [verzoekers] op grond van de cao (artikel 29) deze overuren vergoeden door het uurloon te vermeerderen met een toeslag van 30%. Daarvoor dient de werkgever de urenverantwoordingsstaat aan de werknemer te verstrekken en maandelijks de uren bij te houden. Niet is gebleken dat dit door [verzoekers] is gedaan. Door [verzoekers] zijn de door partijen gemaakte afspraken niet duidelijk vastgelegd, terwijl dat van haar als werkgever wel mag worden verwacht. Op dit moment kan aan de hand van de overgelegde gegevens niet worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, er door [verweerder] daadwerkelijk overwerk is verricht. Dat zal zo nodig in een andere procedure moeten worden vastgesteld. Door de afspraken te maken en niet duidelijk vast te leggen heeft [verzoekers] zelf in de hand gewerkt dat bij [verweerder] de gedachte is ontstaan dat zijn overuren niet werden vergoed.
2.8
Naast het feit dat er onduidelijkheid was of [verweerder] al dan niet vrij kreeg op de uitvaart van de oma van [verweerder], bestond er ook onduidelijkheid over de playstation die [verzoekers] aan de kinderen van [verweerder] zou hebben beloofd.
2.9
Wel staat vast dat [verzoekers] een lening aan [verweerder] had verstrekt en dat een deel van de lening is verrekend met het loon van [verweerder], waardoor [verweerder] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet alle loonbetalingen heeft ontvangen.
2.1
De kantonrechter is van oordeel dat alle hierboven genoemde omstandigheden bij elkaar genomen voor [verweerder] als dringende redenen kunnen worden beschouwd, zodat het van hem redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (ingevolge artikel 7:679 lid 1 BW). Dit betekent dat [verweerder] terecht op 3 november 2021 per direct ontslag heeft genomen, zodat er geen sprake is van een onregelmatige opzegging. Het door [verzoekers] gevorderde vergoeding op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is dan ook niet toewijsbaar.
2.11
De overige daarmee samenhangende nevenvorderingen zullen eveneens worden afgewezen.
2.12
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging af;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
821