ECLI:NL:RBROT:2022:7868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
10/138058-22 vordering TUL VV: 10/116661-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met afwijzing ISD-maatregel

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juni 2022 in Rotterdam een fles wijn en rookkaas heeft gestolen uit een winkel. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel van twee jaar, maar de rechtbank oordeelde dat niet aan de voorwaarden voor deze maatregel was voldaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een strafblad en er is sprake van een patroon van vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de verdachte al meer dan drie maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten, wat langer is dan de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/138058-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/116661-22
Datum uitspraak: 14 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] (Huis van Bewaring),
raadsman mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt, samengevat, verweten dat hij een fles wijn en rookkaas heeft gestolen bij de [naam winkel].

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: ISD-maatregel), voor de duur van twee jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/116661-22.

4..Bewezenverklaring

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 juni 2022 te Rotterdam een fles wijn en rookkaas, die geheel aan [naam winkel] (gelegen aan de [adres]) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fles wijn en rookkaas uit een winkel van [naam winkel]. Hij heeft daarmee aangetoond dat hij geen respect heeft voor andermans goederen en eigendom. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten die doorgaans overlast en schade opleveren voor de getroffen winkeliers en het daar werkzame personeel. Zij worden genoodzaakt extra beveiligingsmaatregelen te nemen, waarvan de kosten worden doorberekend in de goederen die zij verkopen. Zo is de maatschappij als geheel de dupe van dit soort feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 juli 2022. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Er is sprake van een patroon in vermogensdelicten en bij de verdachte is al langer sprake van een instabiele leefsituatie. Hij leidt een zwervend bestaan, heeft geen inkomen en geen dagbesteding.
De reclassering acht de kans op recidive hoog en acht bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar, gelet op de feiten dat de verdachte duidelijk aangeeft dat hij niet openstaat voor een begeleidingstraject vanuit de reclassering en eerder opgelegde toezichten voortijdig retour zijn gezonden.
De reclassering laat het aan de rechtbank om te beoordelen of op dit moment proportioneel is het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel om sec te voorkomen dat de verdachte tijdens de duur van de intramurale fase delicten pleegt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De officier van justitie heeft oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De ISD-maatregel is echter zeer ingrijpend en artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht verbindt daar strenge voorwaarden aan. Een van deze eisen is dat er een gedegen, met redenen omkleed, advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel wordt overgelegd, voorzien van een ondubbelzinnige conclusie. De rechtbank stelt vast dat het advies dat zich in het dossier bevindt hier niet aan voldoet.
De rechtbank is daarom van oordeel dat niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor de ISD-maatregel. De rechtbank zal deze maatregel niet opleggen.
De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en rekening gehouden met de documentatie van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 mei 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 12 mei 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, gelet op haar vordering tot oplegging van de ISD-maatregel.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
De verdachte heeft echter meer dan drie maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht – geruime tijd langer dan de duur van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. In dat licht en gelet op de omstandigheid dat de proeftijd pas geleden is ingegaan (welke proeftijd niet liep gedurende de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten), acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet opportuun.
De vordering van de officier van justitie zal de rechtbank daarom afwijzen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
11.1.
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
11.2.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
11.3.
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
11.4.
verklaart de verdachte strafbaar;
11.5.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;
11.6.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
11.7.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden (afzonderlijk geminuteerd);
11.8.
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 12 mei 2022 (parketnummer 10/116661-22) van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Klomp, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A.M. van der Vleuten en C.J. Voogel-van Buuren, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Rotterdam een fles wijn en/of rookkaas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam winkel] (gelegen aan de [adres]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.