ECLI:NL:RBROT:2022:7867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
10-278528-21 vordering TUL VV: 20-001813-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor babbeltruc en diefstal van geldbedragen met valse sleutels

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een babbeltruc waarbij bejaarde slachtoffers werden opgelicht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegmaken van geldbedragen, in totaal ongeveer € 100.000,-, door gebruik te maken van gestolen pinpassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de rol van 'pinner' vervulde, maar niet kon worden bewezen dat zij ook betrokken was bij de oplichtingshandelingen zelf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet het grote brein achter de organisatie was en dat zij een lagere straf verdiende. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen gelast en de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld. De benadeelde partijen, waaronder banken, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat zij niet als directe slachtoffers konden worden beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan enkele benadeelde partijen voor materiële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10.278528.21
Parketnummer vordering TUL VV: 20-001813-17
Datum uitspraak: 08 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , ten tijde van het onderzoek op de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , locatie [plaats01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2022.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met uitzondering van zaak 13 onder feit 1 en 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 20-001813-17;
  • verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag van 6060 euro.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat verdachte op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden veroordeeld voor vrijwel alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft zich onder meer gebaseerd op de aangiften, de modus operandi, het app-verkeer tussen de verdachte en de medeverdachten en het feit dat de telefoon van verdachte meerdere malen uitpeilt in de buurt van zowel de woning van aangevers als de gebruikte pinautomaten. De officier van justitie is van mening dat sprake is van een specifieke handelwijze van verdachte en de medeverdachten. De handelingen van de beller en ophaler/pinner maken deel uit van één gezamenlijk plan, namelijk het plunderen van de
bankrekeningen van de slachtoffers voordat alarm kan worden geslagen en passen kunnen worden geblokkeerd. De officier van justitie vindt dat de periode tussen het ophalen van de passen en het pinnen zó kort is dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die de pas(sen) heeft opgehaald, of dat zij in ieder geval samen was met degene die de pas(sen) ophaalde. Er is dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen degene die belt en de degene die pint. Oplichting in de vorm van deze babbeltruc en de daaropvolgende diefstal is daarom als één geheel te beschouwen.
Beoordeling
Op de zitting heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd over de diefstal van de geldbedragen. Verdachte erkent de ‘pinner’ van bijna alle verschillende geldbedragen te zijn, maar ontkent ook maar iets met de daarvóór gedane oplichting te maken te hebben gehad. Zij kreeg - zo verklaart zij ter zitting - per keer een locatie door waar zij door iemand werd opgewacht met een pinpas en bijbehorende pincode. Hoe die pinpas was verkregen was onbekend voor de verdachte.
Uit het dossier volgt dat de verschillende aangevers slachtoffer zijn geworden van een babbeltruc. Onduidelijk is wie de babbeltruc heeft toegepast, wie zich als pakketbezorger heeft voorgedaan en wie de passen heeft weggenomen. Uit het dossier blijkt niets van wat de rol van de verdachte is geweest ten aanzien van de concrete oplichtingshandelingen, los van het uiteindelijk voorhanden hebben van de pinpassen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat op grond van de door de officier van justitie genoemde feiten en omstandigheden, ook niet in onderling verband beschouwd, niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die aangevers heeft opgelicht en hun de pinpas afhandig heeft gemaakt noch dat zij nauw en bewust heeft samengewerkt met de oplichter(s).
Conclusie
Het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt van de oplichtingen vrijgesproken.
Ook van zaak 13 van feit 1 en 2 wordt vrijgesproken. De officier van justitie en de verdediging hebben dat ook bepleit.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 2
zij in de periode van 30 juni 2021 tot en met 27 september 2021 te [plaats02] en [plaats03] en [plaats04] en [plaats05] en [plaats06] en [plaats07] en [plaats08] en [plaats09] en [plaats10] en [plaats11] en [plaats12] en [plaats13] en [plaats14] en [plaats15] en [plaats16] , tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, te weten
- 5000 euro, toebehorend aan [naam01] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam02] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam03] en
- 1850 euro, toebehorend aan [naam04] en
- 6000 euro, toebehorend aan [naam05] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam06] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam07] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam08] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam09] en
- 11.200 euro, toebehorend aan [naam10] en/of [naam11] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam12] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam13] en zijn vrouw en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam14] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam15] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam16] en
- 2500 euro, toebehorend aan [naam17] en [naam18] en
- 9003 euro, toebehorend aan [naam19] en
- 7500 euro, toebehorend aan [naam20] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam21] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam22] en
- 5000 euro, toebehorend aan [naam23] ,
terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas met een daarbij behorende pincode, van welke bankpas en/of pincode verdachte en/of haar mededader niet tot het gebruik gerechtigd en/of gemachtigd en/of bevoegd waren.
Feit 5
zij op of omstreeks 1 november 2021 te [plaats03] , een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een(omgebouwd) (alarm)revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van die wet, te weten 7 kogelpatronen, kaliber .22 voorhanden heeft gehad.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
Feit 5
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bestelen van bejaarde mensen door met gestolen pinpassen geldbedragen te pinnen met een totale waarde van ongeveer € 100.000,-
Hoewel verdachte stelt geen wetenschap te hebben gehad van wie deze pinpassen afkomstig waren - maar wel wist dat het niet in orde was - heeft zij geen vragen gesteld naar de herkomst van deze pinpassen. Verdachte heeft zichzelf financieel willen bevoordelen, zonder zich op enig moment te bekommeren om de financiële en psychische gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte is een cruciale schakel binnen het hele proces gebleken, want zonder ‘pinner’ geen buit. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte niet het grote brein is achter deze organisatie en dat zij het grootste deel van de buit heeft moeten afstaan. Ter zitting heeft zij op - enig moment - openheid van zaken gegeven, over haar achtergrond verteld en berouw getoond voor haar daden. Zij kwam daarin eerlijk en oprecht over.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmrevolver met bijbehorende munitie. Het aanwezig hebben van een geladen vuurwapen kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
31 januari 2022. De recidivekans kan niet worden ingeschat wegens vanwege het beroep op haar zwijgrecht en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een fikse gevangenisstraf.
De verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting. Dat heeft enige invloed op de op te leggen straf. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ten slotte is bij de bepaling van de hoogte van de straf meegenomen dat de verdachte het plan heeft om het ‘anders’ te gaan doen, daar zelfstandig een begin mee heeft gemaakt en met haar proceshouding dat plan kracht bij heeft gezet. Daarom komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd te verklaren.
Beoordeling
In het dossier bevindt zich een beslaglijst met drie geldbedragen van in totaal € 3060,- . De rechtbank zal haar beslissing daarop baseren. De in beslag genomen geldbedragen zullen
worden verbeurd verklaard. De geldbedragen zijn door middel van de strafbare feiten verkregen.

Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

In het geding hebben zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 acht benadeelde partijen gevoegd en zij vorderen in totaal een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade, € 123.424,14 aan materiële schade en € 868,65 aan kosten juridische bijstand.
ingediende vordering
standpunt OM
standpunt verdediging
Rabobank(zaken 1 t/m 12, 14 t/m 17, 22 t/m 24)
materiële schade:
€ 106.610,00, bestaande uit € 101.610,00 aan uitbetaalde schadevergoedingen en
€ 5.000,00 inzet personele capaciteit
toewijsbaar tot een bedrag van
€ 96.610,00 met wettelijke rente, overige niet-ontvankelijk
niet-ontvankelijk
ABN AMRO(zaken 19 en 20)
materiële schade:
€ 16.503,00
toewijsbaar
met wettelijke rente
niet-ontvankelijk
[naam06](zaak 6)
materiële schade: € 3,95
immateriële schade:
€ 500,00
kosten proceskosten:
€ 868,65
materiële schade toewijsbaar met wettelijke rente en 36f Sv
immateriële schade:
niet-ontvankelijk
kosten proceskosten: toewijsbaar tot een bedrag van
€ 124,00
referte materiële schade
niet-ontvankelijk immateriële schade
afwijzen proceskosten
[naam08](zaak 8)
materiële schade: € 3,95
materiële schade toewijsbaar met wettelijke rente en 36f Sv
referte
[naam09](zaak 9)
materiële schade: € 0,00
-
-
[naam10](zaak 10)
materiële schade:
€ 118,80
materiële schade toewijsbaar met wettelijke rente en 36f Sv
referte
[naam15](zaak 15)
materiële schade: € 18,90
materiële schade toewijsbaar met wettelijke rente en 36f Sv
referte
[naam16] (zaak 16)
materiële schade:
€ 165,54
immateriële schade:
€ 500,00
materiële schade toewijsbaar met wettelijke rente en 36f Sv
immateriële schade:
niet-ontvankelijk
referte materiële schade
niet-ontvankelijk immateriële schade

Beoordeling

Rabobank en ABN AMRO
Artikel 51f van het Wetboek van strafvordering (hierna Sv) bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. De Memorie van Toelichting op het (oorspronkelijke) wetsartikel vermeldt dat degene die krachtens cessie of subrogatie in de rechten van het slachtoffer treedt, niet de bevoegdheid heeft zich te voegen in het strafproces. In het
algemeenbeschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers noch dat van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij zich kan voegen in het strafproces.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat beide banken uit
coulancehun klanten schadeloos hebben gesteld en dat ABN AMRO haar klanten een akte van cessie heeft laten ondertekenen waarbij het vorderingsrecht is overgedragen. Het bewezenverklaarde houdt (slechts) een gepleegd feit jegens de onder dat feit opgesomde natuurlijke personen in (en dus niet jegens de banken). Op de zitting zijn de benadeelde partijen niet verschenen.
Gelet op het voorgaande worden Rabobank en ABN AMRO niet beschouwd als partijen die rechtstreeks schade hebben geleden door het bewezenverklaarde feit.
Om deze reden zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard en worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[naam06]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding in verband met de aanschaf van nieuwe bankpassen (€ 3,95) zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2022 zijnde de datum van de vordering, bij gebreke van een gestelde andere ingangsdatum.
Het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
De gevorderde proceskosten zullen worden begroot aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief (x 1 punt in verband met het opstellen van het schadevergoedingsformulier) zijnde € 124,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[naam08]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding in verband met de aanschaf van nieuwe bankpassen (€ 3,95) zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 augustus 2021, zijnde de datum waarop is betaald voor de passen.
[naam10]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding in verband met de aanschaf van nieuwe bankpassen (€ 3,95) en een betaalautomaat (€ 14,95) zal worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3,95 vanaf 1 augustus 2021 en over een bedrag van € 14,95 vanaf 2 september 2021 zijnde de respectievelijke data waarop voor de goederen is betaald.
De gevorderde reiskosten worden niet beschouwd als rechtstreeks door het strafbare feit veroorzaakte schade. De benadeelde zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[naam15]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding in verband met de aanschaf van nieuwe bankpassen (€ 3,95) en een betaalautomaat (€ 14,95) zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021, de datum waarop is betaald voor deze goederen.
[naam16]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding in verband met de aanschaf van nieuwe bankpassen (€ 7,90) zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021 (zijnde de datum dat is betaald voor de nieuwe passen).
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting is een bedrag van € 29,90 toewijsbaar ter zake van proceskosten, alsmede de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De overige gevorderde reiskosten (in verband met het doen van aangifte en in verband met hulp bij het activeren van de nieuwe passen) en de parkeerkosten worden niet beschouwd als rechtstreeks door het strafbare feit veroorzaakte schade. De benadeelde zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De wettelijke rente over de toegewezen proceskosten zal worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na dit vonnis.
Het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Proceskosten en nakosten:
Ten aanzien van benadeelde partij [naam10] , [naam15] en [naam08] , zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen in totaal een schadevergoeding betalen van
€ 53,60 en daarnaast € 153,90 aan proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte daarvoor dan ook geen betalingsverplichting voort.

Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is de verdachte ter zake van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 10 december 2019.
Standpunt officier van justitie
De vordering is voor toewijzing vatbaar. Het feit is tijdens de proeftijd gepleegd.
Beoordeling
De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat zij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun is. Het feit is het van erg lang geleden (namelijk 2016). De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van Wet wapens en munitie.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd:
1. EUR IBG (Omschrijving: G: 6298222)
2 1650 EUR IBG (Omschrijving: G6298219)
3 10 EUR IBG (Omschrijving: G6298253)
verklaart de benadeelde partijen
Rabobanken
ABN AMROniet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam06], te betalen een bedrag van
€ 3,95 (zegge: drie euro en vijfennegentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
12 januari 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 124,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam06]te betalen
€ 3,95 (hoofdsom,
zegge:
drie euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam08], te betalen een bedrag van
€ 3,95 (zegge: drie euro en vijfennegentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam08]te betalen
€ 3,95(hoofdsom,
zegge: drie euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam10], te betalen een bedrag van
€ 18,90 (zegge: achttien euro en negentig cent), bestaande uit aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3,95 vanaf 1 augustus 2021 en over € 14,95 vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam10]te betalen
€ 18,90(
zegge: achttien euro en negentig cent) (hoofdsom,
zegge: achttien euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 3,95 vanaf 1 augustus 2021 en over € 14,95 vanaf 2 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 18,90 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam15], te betalen een bedrag van
€ 18,90 (zegge: achttien euro en negentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam15]te betalen
€ 18,90(hoofdsom,
zegge: achttien euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 18,90 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam16], te betalen een bedrag van
€ 7,90 (zegge: zeven euro en negentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte te betalen een bedrag van €
29,90 (zegge: negenentwintig euro en negentig cent), ter zake van proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam16]te betalen
€ 7,90(hoofdsom,
zegge: zeven euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 september 2021tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 7,90 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [naam08] , [naam10] en [naam15] voornoemd gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
mrs. mr. D. van Dooren en mr. G. Alagahgi, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 juli 2022
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2021 tot en met 27 september 2021 te [plaats03] en/of [plaats17] en/of [plaats18] en/of [plaats19] en/of [plaats07] en/of [plaats20] en/of [plaats10] en/of [plaats21] en/of [plaats12] en/of [plaats13] en/of [plaats22] en/of [plaats23] en/of [plaats14] en/of [plaats24] en/of [plaats25] en/of [plaats26] en/of [plaats27] en/of [plaats28] , althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer (bejaarde) perso(o)n(en), te weten:
  • [naam24] en/of [naam01] (zaak 1) en/of
  • [naam02] (zaak 2) en/of
  • [naam03] (zaak 3) en/of
  • [naam04] (zaak 4) en/of
  • [naam05] (zaak 5) en/of
  • [naam06] (zaak 6) en/of
  • [naam07] (zaak 7) en/of
  • [naam08] (zaak 8) en/of
  • [naam09] (zaak 9) en/of
  • [naam10] (zaak 10) en/of
  • [naam12] (zaak 11) en/of
  • [naam13] (zaak 12) en/of
  • [naam25] (zaak 13) en/of
  • [naam14] (zaak 14) en/of
  • [naam15] (zaak 15) en/of
  • [naam16] (zaak 16) en/of
  • [naam26] (zaak 17) en/of
  • [naam20] (zaak 20) en/of
  • [naam21] (zaak 22) en/of
  • [naam22] (zaak 23) en/of
  • [naam23] (zaak 24)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (telkens) de afgifte van een of meer bankpas(sen) (met bijbehorende pincode) en/of een of meer randomreader(s) en/of een of meer Raboscanner(s), hebbende verdachte en haar (onbekend gebleven) mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid voornoemde personen opgebeld en/of zich aan de telefoon voorgedaan als ware zij, verdachte en/of haar (onbekend gebleven) mededader(s), (een) medewerker(s) van de bank, te weten de Rabobank en/of de ABN AMRO, (onder meer onder de valse na(a)m(en) ‘ [naam27] ’ en/of ‘ [naam28] ’) was en/of - (vervolgens) (in die valse hoedanighe(i)d(en)) (aan de telefoon) gezegd en/of medegedeeld – zakelijk weergegeven – dat er onregelmatigheden (zoals bijvoorbeeld (een) (ongebruikelijke en/of verdachte en/of onjuiste en/of buitenlandse) transactie(s)/betaling(en)) waren geconstateerd op zijn/haar/hun bankrekening(en) en/of dat de bankpas(sen) en/of de bankrekening(en) (zekerheidshalve) moet(en) worden geblokkeerd en/of dat de bankpas(sen) nog diezelfde dag worden opgehaald (door een koerier) en/of dat er (een) nieuwe bankpas(sen) worden toegezonden en/of dat de pincode gewijzigd en/of vernieuwd moest worden en/of (daarbij) gevraagd wat de (oude) pincode was, en/of - (vervolgens) zich (direct) (in de valse hoedanigheid van koerier) naar/bij de woning(en) van voornoemde personen begeven en/of zich aldaar gemeld, waardoor voornoemde (bejaarde) perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot vooromschreven afgifte en/of het ter beschikking stellen van bovenomschreven gegevens.
Feit 2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2021 tot en met 27 september 2021 te [plaats02] en/of [plaats03] en/of [plaats04] en/of [plaats05] en/of [plaats06] en/of [plaats07] en/of [plaats08] en/of [plaats09] en/of [plaats10] en/of [plaats11] en/of [plaats12] en/of [plaats13] en/of [plaats14] en/of [plaats27] en/of [plaats25] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, te weten
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam24] en/of [naam01] (zaak 1)en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam02] (zaak 2) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam03] (zaak 3) en/of
  • 1850 euro, toebehorend aan [naam04] (zaak 4) en/of
  • 6060 euro, toebehorend aan [naam05] (zaak 5) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam06] (zaak 6) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam07] (zaak 7) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam08] (zaak 8) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam09] (zaak 9) en/of
  • 11.200 euro, toebehorend aan [naam10] en/of [naam11] (zaak 10) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam12] (zaak 11) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam13] en/of zijn vrouw (zaak 12) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam25] (zaak 13) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam14] (zaak 14) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam15] (zaak 15) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam16] (zaak 16) en/of
  • 2500 euro, toebehorend aan [naam17] en/of [naam18] (zaak 17) en/of
  • 9003 euro, toebehorend aan [naam19] en/of [naam29] (zaak 19) en/of
  • 7500 euro, toebehorend aan [naam20] (zaak 20) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam21] (zaak 22) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam22] (zaak 23) en/of
  • 5000 euro, toebehorend aan [naam23] (zaak 24),
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (telkens) een valse sleutel, te weten (telkens) een bankpas met een daarbij behorende pincode, van welke bankpas en/of pincode verdachte en/of haar mededaders niet tot het gebruik gerechtigd en/of gemachtigd en/of bevoegd waren;
Feit 3
zij op of omstreeks 8 september 2021 te [plaats22] , gemeente Lansingerland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam30] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas met bijbehorende pincode, door
  • die [naam30] (meermaals) telefonisch te benaderen en/of
  • zich aan de telefoon voor te doen als een medewerker van de Rabobank en/of
  • mee te delen dat de bankpas van die [naam30] verlopen was en/of
  • tegen die [naam30] te zeggen dat ze haar bankpas en/of de
(bijbehorende) pincode in een enveloppe moest doen en/of
  • mee te delen dat de enveloppe (met bankpas en/of pincode) zou worden opgehaald en/of
  • (vervolgens) aan de deur te verschijnen en/of om afgifte van voornoemde goederen te vragen en/of om de enveloppe (met bankpas en/of pincode) op te halen/in ontvangst te nemen.
Feit 4
zij op of omstreeks 22 september 2021 te [plaats02] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam19] en/of [naam29] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten de afgifte van een of meer bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s),
door
  • die [naam19] telefonisch te benaderen en/of
  • zich aan de telefoon voor te doen als een medewerker van de ABN AMRO Bank en/of
  • mee te delen dat haar bankpas en/of bankrekening is geblokkeerd (door een ongebruikelijke transactie) en/of
  • mee te delen dat die [naam19] haar spaargeld moet overmaken naar de rekening van haar man en/of
  • door tegen die [naam19] te zeggen dat die [naam19] haar pincode (telefonisch) moet wijzigen en/of
  • te vragen naar de pincode(s) die bij de huidige bankpas(sen) hoort/horen en/of die pincode(s) door die [naam19] in te laten spreken en/of
  • mee te delen dat de bankpas(sen) wordt/worden opgehaald door een koerier
  • (vervolgens) aan de deur te verschijnen en/of om afgifte van voornoemde goederen te vragen en/of om de bankpas(sen) op te halen/in ontvangst te nemen.
Feit 5
zij op of omstreeks 1 november 2021 te [plaats03] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een(omgebouwd) (alarm)revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2
lid 2 Categorie III van die wet, te weten 7 kogelpatronen, kaliber .22 voorhanden heeft gehad.