ECLI:NL:RBROT:2022:7862

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
C/10/642457 / JE RK 22-1821
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De minderjarige verblijft momenteel bij haar tante, die tevens haar pleegmoeder is. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, omdat er zorgen waren over de thuissituatie van de moeder. De moeder heeft echter verweer gevoerd en aangegeven dat zij in staat is om de zorg voor haar dochter zelf te regelen met de hulp van haar zus, de tante. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarige is apart gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en de tante zich inzetten voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat er positieve veranderingen zichtbaar zijn. De minderjarige heeft zich goed ontwikkeld sinds haar verblijf bij de tante en er is sprake van herstel in de relatie tussen de moeder en de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige, waardoor de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling niet zijn vervuld. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De minderjarige kan vrijwillig bij de tante blijven wonen, zonder dat daar een juridische machtiging voor nodig is.

De beschikking is gegeven door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/642457 / JE RK 22-1821
datum uitspraak: 29 augustus 2022

beschikking afwijzing verzoek ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

mevrouw [naam pleegmoeder] ,

tante moederszijde, pleegmoeder tevens gezinshuisouder van [voornaam minderjarige] , hierna te noemen de tante.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 2 augustus 2022;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder d.d. 26 augustus 2022 met bijlage.
Op 29 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevr. [persoon A] ;
- de tante, als informant.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- een vertegenwoordig(st)er van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen de GI).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de tante in het gezinshuis van de tante.

De verzoeken

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van zes maanden.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht voor [voornaam minderjarige] voor de duur van
zes maanden in het gezinshuis van de tante.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het ‘plan van aanpak terugkeer naar huis’ van de moeder er goed uit ziet en iedereen zit wel op één lijn. Het ging echter langere tijd niet goed bij de moeder thuis en toen is er voor gekozen om [voornaam minderjarige] bij de tante te laten verblijven. [voornaam minderjarige] heeft hulp nodig bij het verwerken van wat er is gebeurd en de moeder heeft hulp nodig om beter aan te sluiten bij [voornaam minderjarige] . Iedereen is bereid om de hulpverlening te accepteren, maar de Raad is van mening dat er net iets extra’s nodig is om de hulp goed van de grond te krijgen. De positieve verandering die de Raad wil bewerkstelligen is al wel in gang gezet. De GI is helaas vandaag niet aanwezig en ziet ook geen gronden voor een ondertoezichtstelling. De Raad neigt er weliswaar naar om de moeder en de tante te steunen en het verzoek ter zitting in te trekken, alleen gelet op de geschiedenis van het gezin, handhaaft de Raad het verzoek en vraagt de Raad subsidiair om het verzoek aan te houden voor de duur van een aantal maanden.

Het standpunt van de belanghebbende

Namens en door de moeder is verweer gevoerd. De ondersteuning van een jeugdbeschermer is niet nodig, omdat de moeder alles zelf kan regelen met haar zus. De lijnen zijn heel kort en de moeder kan open en eerlijk zijn tegen haar zus. De moeder wil niet dat zij bij de GI op een wachtlijst wordt geplaatst en dat haar dochter een nummer in een systeem wordt. Toen er sprake was van een crisissituatie heeft de moeder zelf aan de bel getrokken. [voornaam minderjarige] verblijft nu al een jaar bij de tante en dit gaat goed. [voornaam minderjarige] vindt het fijn bij de tante, ze is daar op haar plek en ook haar oma en haar andere tante komen in het gezinshuis over de vloer. In het verzoekschrift wordt gesproken over een complexe familieverhouding, maar dit is zeker niet het geval. Het verloopt allemaal in goede harmonie en de tante weet haar plek als tante en gezinshuisouder. De moeder heeft zich via de huisarts aangemeld voor opvoedondersteuning en diagnostiek bij Yulius. De gedragswetenschapper die gekoppeld is aan het gezinshuis kan de hulpverlening verder coördineren. De moeder staat open voor de hulpverlening. De GI heeft ook aangegeven de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling niet te zien. Er is geen grond voor een ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de informant

De tante heeft ter zitting aangegeven dat het de moeder en de dochter goed heeft gedaan dat [voornaam minderjarige] nu een tijd in het gezinshuis verblijft. De tante merkt dat ze nu weer meer naar elkaar toe trekken, zeker nu ze met elkaar op vakantie zijn geweest. Er is sprake van herstel in de relatie tussen [voornaam minderjarige] en haar moeder. [voornaam minderjarige] kan zo lang als nodig is bij de tante verblijven gedurende het werken aan een terugplaatsing bij de moeder.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd,
ende ouder of de minderjarige de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor de ouder niet of onvoldoende accepteren.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds september 2021 vrijwillig in het gezinshuis van de tante aangezien er problemen waren in de thuissituatie van de moeder. In het verleden is er sprake geweest van huiselijk geweld, waarbij [voornaam minderjarige] onvoldoende in bescherming is genomen. Hierdoor is een verstoorde ouder-kind relatie ontstaan tussen [voornaam minderjarige] en de moeder en er is sprake van trauma en hechtingsproblematiek bij [voornaam minderjarige] . Het gedrag van [voornaam minderjarige] was zelfbepalend, zowel thuis bij de moeder als op school. Sinds haar verblijf in het gezinshuis van de tante laat [voornaam minderjarige] een positieve ontwikkeling zien. Zij heeft hard gewerkt om over te gaan dit schooljaar, wat haar ondanks de langere reistijd naar school is gelukt. Haar gedrag en haar houding zijn positief veranderd. Er is rust ontstaan. Zowel de moeder, [voornaam minderjarige] als de tante zijn positief over de huidige situatie. Het onderling regelen van het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verloopt in goede harmonie. Er lijkt sprake te zijn van herstel in de relatie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] .. De moeder staat open voor hulpverlening en zij heeft zich aangemeld voor ambulante opvoedondersteuning en diagnostiek bij Yulius. Deze hulpverlening en het verdere vervolg zal gecoördineerd worden door de gedragswetenschapper die is verbonden aan het gezinshuis van de tante.
Uit het voorgaande blijkt dat de tante en de moeder er alles aan doen om [voornaam minderjarige] te begeleiden en de hulpverlening in te zetten die [voornaam minderjarige] en de moeder nodig hebben. Nu de moeder en [voornaam minderjarige] de hulpverlening accepteren en zowel de tante als de moeder als [voornaam minderjarige] zich volledig inzetten om de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] weg te nemen, wordt niet voldaan aan het wettelijk criterium van artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] afwijzen.
Nu er geen ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, is het niet nodig om het verblijf van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis bij de tante te borgen in de vorm van een machtiging uithuisplaatsing (artikel 1:265b BW). Het verblijf van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis wordt voortgezet in het vrijwillig kader. Het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] zal worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.