ECLI:NL:RBROT:2022:7842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
10016936 VV EXPL 22-290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gehuurde woning na buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Leeuw van Putten en twee gedaagden. De eiseres, De Leeuw van Putten, heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van een woning die door de gedaagden wordt gehuurd. De achtergrond van de vordering is dat de huurovereenkomst door de verhuurder buitengerechtelijk is ontbonden op grond van artikel 7:231 BW, nadat de burgemeester van de gemeente Nissewaard had besloten de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van de aantreffen van drugs in de woning en overlastmeldingen van omwonenden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2022 is gebleken dat gedaagde 1 niet ter zitting is verschenen, waardoor verstek tegen hem is verleend. Gedaagde 2 heeft wel deelgenomen aan de procedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op goede gronden is ontbonden, omdat de gedaagden in de woning verbleven zonder recht of titel. De rechter heeft de proportionaliteit van de ontruiming beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan die van de gedaagden, die al meer dan dertien jaar in de woning wonen.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de gedaagden veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na het eindigen van de burgemeesterssluiting te ontruimen. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 751,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de gedaagden eventueel in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10016936 VV EXPL 22-290
datum uitspraak: 24 augustus 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting De Leeuw van Putten,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Boot,
tegen

1..[gedaagde 1],

woonplaats: [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde,
tegen wie verstek is verleend,

2..[gedaagde 2],

woonplaats: [woonplaats gedaagde 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Claassen.
Eiseres wordt hierna ‘De Leeuw van Putten’ genoemd. Gedaagden worden hierna ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’ en gezamenlijk ‘[gedaagden]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 augustus, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde 2], met bijlagen.
1.2.
Op 10 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met De Leeuw van Putten, [gedaagde 2] en hun gemachtigden besproken. [gedaagde 1] is niet ter zitting verschenen, zodat tegen hem verstek wordt verleend.

2..De feiten

2.1.
[gedaagden] huren vanaf 14 mei 2009 een woning van De Leeuw van Putten aan de [adres]. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte d.d. 26 maart 2002 van toepassing. Op het adres staan [gedaagden] en hun twee (minderjarige) kinderen ingeschreven.
2.2.
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Nissewaard besloten dat de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden gesloten wordt. De sluiting is ingegaan op 20 juni 2022 en duurt tot 20 september 2022. De burgemeester baseert zijn besluit op een bestuurlijke rapportage van de politie en acht hierbij (onder meer) de volgende feiten en omstandigheden relevant:
Op 31 mei 2022 heeft de politie de woning doorzocht. Hierbij hebben zij in de woning – voor zover in dit geschil van belang – het volgende aangetroffen:
  • 4,8 gram amfetamine in de vriezer;
  • vier balletjespistolen in de woonkamer en de slaapkamer;
  • een doorzichtig zakje met vijf wikkels van in totaal 3,2 gram cocaïne in
de woonkamer;
  • 4,01 gram hasj in de woonkamer;
  • 2,23 gram wiet in de woonkamer;
  • een koffertje met 7,7 gram cocaïne, 25,1 gram inositol, lege gripzakjes, ponypacks, een mesje, een pen en een weegschaaltje in de slaapkamer; en
  • vijf steekwapens in de slaapkamer.
Tevens werd in de auto van [gedaagde 2] 2,82 gram wiet aangetroffen.
De politie heeft daarnaast op verschillende momenten gepost bij de woning. Gebleken is dat er op diverse momenten personen kortstondig in de woning komen en binnen één minuut weer vertrekken. Tevens zijn er “schepklanten” aangehouden, die verklaarden al jarenlang verdovende middelen te kopen bij [gedaagden] Dit bleek tevens uit berichten in de telefoons van deze personen. Tot slot heeft de politie ook overlastmeldingen ontvangen, waarin wordt gesproken over handel vanuit de woning.
2.3.
Tegen voornoemd besluit heeft [gedaagde 2] bezwaar gemaakt. De hoorzitting is gepland op 16 september 2022.
2.4.
[gedaagde 2] heeft tevens om een voorlopige voorziening verzocht, ten einde het besluit van de burgemeester te schorsen. Dit verzoek is op 15 juli 2022 door de bestuursrechter afgewezen.
2.5.
Op 16 juni 2022 heeft De Leeuw van Putten een brief verstuurd aan [gedaagden], waarmee zij aankondigt dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De Leeuw van Putten heeft [gedaagden] tevens verzocht zich uit te laten over het feit of zij berusten in de ontbinding. [gedaagden] hebben De Leeuw van Putten te kennen gegeven niet akkoord te zijn met de ontbinding en geven aan de woning niet te ontruimen.

3..Het geschil

3.1.
De Leeuw van Putten eist samengevat:
  • [gedaagden] te veroordelen de woning aan de [adres] te ontruimen;
  • [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Leeuw van Putten baseert de eis op het volgende. [gedaagden] verblijven in de woning zonder recht of titel, omdat De Leeuw van Putten de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. De Leeuw van Putten heeft de huurovereenkomst op 16 juni 2022 buitengerechtelijk ontbonden nadat de woning op grond van artikel 13b Opiumwet door de burgemeester is gesloten. De Leeuw van Putten baseert haar vordering hierbij op artikel 7:231 lid 2 BW.
3.3.
[gedaagde 2] is het niet eens met de eis. Haar verweer wordt onder de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft De Leeuw van Putten een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met artikel 7:231 lid 2 BW heeft beoogd in gevallen waar de woning op grond van een besluit van de burgemeester is gesloten, de verhuurder de mogelijkheid te bieden zo spoedig mogelijk en niet pas na een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst, de huurovereenkomst te beëindigen en een nieuwe huurder te vinden. De Leeuw van Putten is in zoverre ontvankelijk in haar vordering.
ontruiming
4.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van De Leeuw van Putten bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor De Leeuw van Putten als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
4.3.
In artikel 7:231 lid 2 BW is bepaald dat een verhuurder een huurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden als door gedragingen in het gehuurde in strijd is gehandeld met de Opiumwet en het gebouw op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten. De burgemeester is op grond van het bepaalde in artikel 13b lid 1 aanhef en onder a Opiumwet bevoegd een woning te sluiten als in of bij die woning soft- en/of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. [1]
4.4.
De in artikel 7:231 lid 2 BW gegeven bevoegdheid aan de verhuurder grijpt diep in op de woonrechten van de huurder en vormt een uitzondering op de regel dat ontbinding van de huurovereenkomst op de grond dat de huurder is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen slechts door de rechter kan geschieden. Een veroordeling tot ontruiming van een woning bij wijze van voorlopige voorziening heeft vaak een definitief karakter en daarmee vergaande gevolgen voor de huurder, zodat terughoudendheid van de kortgedingrechter bij een besluit tot ontruiming daarom is geboden. Een ontruimingsvordering zoals de onderhavige, is in kort geding dan ook alleen toewijsbaar als zeer aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is ontbonden.
4.5.
Vast staat dat het gehuurde op grond van artikel 13b Opiumwet op 20 juni 2022 voor de duur van drie maanden is gesloten. Dit feit rechtvaardigt de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door De Leeuw van Putten op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De Leeuw van Putten hoeft hiervoor niet aan te tonen dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagden] Evenmin is vereist dat het bevel tot sluiting onherroepelijk is, zodat de omstandigheid dat de bezwaarprocedure nog loopt aan de rechtsgeldigheid van de ontbinding op zichzelf niet in de weg staat.
4.6.
Dat De Leeuw van Putten in beginsel terecht gebruik gemaakt heeft van haar bevoegdheid de huurovereenkomst met [gedaagden] buitengerechtelijk te ontbinden, neemt niet weg dat de kantonrechter de proportionaliteit van de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning dient te toetsen. Immers, een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vormen een inmenging in het door artikel 8 EVRM beschermde recht op respect voor de woning van een bewoner. Een ieder die het risico loopt van een inbreuk op zijn recht op respect voor zijn woning moet de mogelijkheid hebben de proportionaliteit van de maatregel te laten beoordelen door een onafhankelijke rechterlijke instantie. Bij die toetsing is de maatstaf of het beroep van De Leeuw van Putten op artikel 7:231 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [2] Bij deze toetsing dient de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking te nemen en een belangenafweging te maken.
4.7.
In dit kader overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat de in de woning aangetroffen drugs gezamenlijk een hoeveelheid betreft die een gebruikershoeveelheid overschrijdt. De totale hoeveelheid harddrugs (15,7 gram) overstijgt namelijk de toegestane hoeveelheid van 0,5 gram ruimschoots en is dan ook aan te merken als een handelshoeveelheid. Ook de totale hoeveelheid softdrugs (6,24 gram) overstijgt de toegestane hoeveelheid van 5 gram. Daar komt bij dat in de woning ook inositol, lege gripzakjes, ponypacks, een mesje, een pen en een weegschaaltje zijn aangetroffen, hetgeen kan duiden op het versnijden en verpakken van verdovende middelen. Tot slot is diverse keren waargenomen dat personen kortstondig de woning betraden, waarbij zij na aanhouding verdovende middelen bij zich bleken te hebben. Hierover verklaarden zij deze in de woning van [gedaagden] te hebben gekocht. Dat [gedaagde 2] verklaart dat de gevonden softdrugs voor eigen gebruik was, samen met de gevonden amfetamine doet hieraan niet af. Dat [gedaagde 2] daarnaast geen weet stelt te hebben van de overige aangetroffen verdovende middelen (en versnijdingsmiddelen en verpakkingsmateriaal) doet evenmin af aan de aanwezigheid hiervan. De kantonrechter acht dan ook aannemelijk dat er in onderhavige situatie sprake is van handelen in strijd met art. 2 en/of 3 van de Opiumwet. Gelet hierop heeft De Leeuw van Putten ervan uit kunnen gaan dat de sluiting door de burgemeester op goede gronden is genomen en ook dat deze feiten en omstandigheden de kans dat het besluit tot sluiting door de bestuursrechter wordt vernietigd uitermate klein maken. Hetgeen is bevestigd in de uitspraak van de bestuursrechter van 15 juli 2022. Gelet hierop is het zeer aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is ontbonden. In het verlengde hiervan moet worden beoordeeld of de daarop gebaseerde vordering tot ontruiming na afweging van de wederzijdse belangen kan worden toegewezen. Tegenover het belang van De Leeuw van Putten om de wijk leefbaar en veilig te houden en het eigen belang van de verhuurbaarheid van haar woningen staat dat [gedaagden] ruim 13 jaar in het gehuurde woont en [gedaagden] en hun kinderen gebaat zijn bij behoud van de woning, zoals door [gedaagde 2] wordt onderbouwd met diverse verklaringen. Gelet op de aangevoerde feiten en omstandigheden met betrekking tot wat in het gehuurde is aangetroffen valt niet in te zien dat de belangen van Hoof moeten prevaleren boven de genoemde belangen van De Leeuw van Putten. De Leeuw van Putten heeft immers ook te waken voor de belangen van haar andere huurders. De vordering van De Leeuw van Putten tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
4.8.
In dit voorlopig oordeel is meegewogen dat de hoorzitting op het bezwaar tegen het besluit van de burgemeester op 16 september 2022 zal plaatsvinden. Aangezien de woning is gesloten tot 20 september 2022 kan in redelijkheid niet van De Leeuw van Putten verwacht worden dat zij [gedaagde 2] in staat stelt om de uitspraak op haar bezwaar af te wachten, te meer nu niet aannemelijk is dat die uitspraak vóór 20 september 2022 zal plaatsvinden. Daarbij is mede in ogenschouw genomen dat het verzoek om een voorlopige voorziening tot schorsing van het besluit van de burgemeester door de bestuursrechter op 15 juli 2022 is afgewezen.
4.9.
De termijn voor ontruiming wordt – gelet op de omstandigheden van [gedaagden] – gesteld op veertien dagen na het beëindigen van de burgemeesterssluiting.
proceskosten
4.10.
[gedaagden] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van De Leeuw van Putten tot vandaag vast op € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 751,03.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om de woning aan de [adres] binnen 14 dagen na het eindigen van de burgemeesterssluiting te ontruimen en te verlaten en de woning met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van De Leeuw van Putten zijn onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van De Leeuw van Putten te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de kant van De Leeuw van Putten tot vandaag vastgesteld op € 751,03;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. van Gastel en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Artikel 13b lid 1 Opiumwet.
2.Zie ook Hof Amsterdam, 9 juli 2011; ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7147.