In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Leeuw van Putten en twee gedaagden. De eiseres, De Leeuw van Putten, heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van een woning die door de gedaagden wordt gehuurd. De achtergrond van de vordering is dat de huurovereenkomst door de verhuurder buitengerechtelijk is ontbonden op grond van artikel 7:231 BW, nadat de burgemeester van de gemeente Nissewaard had besloten de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van de aantreffen van drugs in de woning en overlastmeldingen van omwonenden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2022 is gebleken dat gedaagde 1 niet ter zitting is verschenen, waardoor verstek tegen hem is verleend. Gedaagde 2 heeft wel deelgenomen aan de procedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op goede gronden is ontbonden, omdat de gedaagden in de woning verbleven zonder recht of titel. De rechter heeft de proportionaliteit van de ontruiming beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan die van de gedaagden, die al meer dan dertien jaar in de woning wonen.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de gedaagden veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na het eindigen van de burgemeesterssluiting te ontruimen. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 751,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de gedaagden eventueel in hoger beroep gaan.