ECLI:NL:RBROT:2022:782

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
10/996593-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van witwassen en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De verdachte had in de periode van 17 oktober 2016 tot en met 28 januari 2020, samen met anderen, meermalen grote geldbedragen verworven en omgezet, waarvan de rechtbank oordeelde dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte had bitcoins omgezet in euro's en deze bedragen contant gepind. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld niet verifieerbaar was, waardoor het vermoeden van witwassen niet kon worden ontkracht. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van diverse verdovende middelen, waaronder Oxycodon, MDMA, GHB en verschillende andere hard- en softdrugs, die in een opslagbox werden aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan schuldhulpverlening. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en dat de verdachte een schakel was in de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996593-19
Datum uitspraak: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1b, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de reclassering en meewerkt aan schuldhulpverlening en zich inspant voor (het behouden van) werk.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het is niet alleen de verdachte geweest die de bestedingen met de Skrill-kaart (eerste gedachtestreepje) voor een bedrag van € 63.650,- heeft gedaan. Aangezien niet bekend is wie welke bestedingen heeft gedaan, moet hij hiervan worden vrijgesproken. Subsidiair geldt dat de tenlastegelegde pleegplaatsen [plaatsnaam] en/of Nederland niet bewezen kunnen worden verklaard, omdat het leeuwendeel van de betalingen buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Evenmin blijkt zonder meer uit het dossier dat de geldbedragen van € 30.500,- (tweede gedachtestreepje) die de verdachte op zijn bankrekeningen heeft gestort afkomstig zijn van enig misdrijf, nu de verklaring van de verdachte niet is weerlegd. Van de overige tenlastegelegde geldbedragen (derde tot en met zesde gedachtestreepje) staat niet vast dat deze volledig betrekking hadden op de omzetting van aan andere personen toebehorende cryptovaluta, zodat enkel witwassen van een hoeveelheid bitcoins bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling
Met de officier van justitie en (impliciet) de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder a) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorhanden hebben, omzetten en overdragen van de bedragen zoals ten laste is gelegd en of daarbij sprake is geweest van een gewoonte.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank gaat uit van het volgende. De verdachte hield een account aan bij het handelsplatform Virwox. Op dat account ontving de verdachte bitcoins die Virwox vervolgens in euro’s op een gekoppelde Skrill-kaart zette die eveneens op naam van de verdachte stond. De geldbedragen op die Skrill-kaart werden contant gepind. Ook hebben Virwox en Skrill bedragen overgeboekt naar een van de bankrekeningen van de verdachte bij ABN AMRO, ING en Bunq. Daarnaast ontving de verdachte ook nog bitcoins in cryptowallets behorende bij handelsplatformen Bitonic en BTC Direct. Ook die bitcoins werden in euro’s omgezet, overgeboekt naar de bankrekeningen van de verdachte en vervolgens gepind. Tot slot zijn er nog diverse contante bedragen op de bankrekeningen van de verdachte gestort en vervolgens gepind. Het totaal van alle contant gemaakte bedragen bedroeg € 267.817,60 oftewel een zeer groot totaalbedrag.
Genoemde feiten en omstandigheden bieden zonder meer grondslag voor de conclusie dat sprake is van een vermoeden van witwassen ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen.
De verklaring die de verdachte hier tegenover heeft gesteld biedt onvoldoende tegenwicht ter weerlegging van het vermoeden van de criminele herkomst van de bitcoins en geldbedragen. Dat de verdachte handelde in opdracht van andere personen, die soms ook gebruik maakten van de Skrill-kaart, wil de rechtbank wel aannemen, maar daarmee is de legale herkomst van de bitcoins en geldbedragen niet gegeven. De namen van die anderen heeft de verdachte niet kunnen of willen noemen, zodat de identiteit van die anderen onbekend is gebleven en de herkomst verder niet onderzocht kon worden.
De verdachte heeft verklaard dat zijn opdrachtgevers handelden in medicijnen op het darkweb en dat hij ervan uitging dat de inkomsten niet legaal waren. De verdachte is zelfs overgestapt van handelsplatform Bitonic naar BTC Direct, kennelijk met als enige doel het omzeilen van vragen van Bitonic omtrent de herkomst van de bitcoins. Deze verklaring van de verdachte versterkt dus juist het vermoeden van witwassen.
De verklaring van de verdachte dat de bitcoins voor een deel van hem waren en dat dit pokerwinsten betreffen, vindt afgezien van een bedrag van € 250,- (dat niet in de tenlastelegging is opgenomen) evenmin steun in het dossier. Bovendien geldt dat deze gestelde winsten hoe dan ook zijn vermengd met de inkomsten die de verdachte ontving van de eerdergenoemde personen.
Met de verklaring van de verdachte dat hij het bedrag van € 30.510,- contant opnam van zijn rekeningen om te voorkomen dat zijn ex-partner daarop beslag kon leggen om vervolgens de bedragen weer te storten op zijn bankrekening op het moment dat hij rekeningen diende te betalen, is een legale herkomst van die geldbedragen evenmin aannemelijk gemaakt.
Dit alles maakt dat de verdachte er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen te ontkrachten. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst ervan komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan wetenschap had.
De betrokkenheid van de verdachte daarbij is zodanig cruciaal en van voldoende gewicht geweest dat zijn rol derhalve te kwalificeren is als medeplegen. Dat geldt ook voor de bedragen die buiten Nederland zijn gepind. Immers, de bestedingen en opnamen met de Skrill-kaart die deels niet in Nederland zijn gedaan staan niet centraal, maar de omstandigheid dat het account van Virwox en de Skrill-kaart op naam van de verdachte stond en dat de rol van de verdachte erin bestond de bitcoins die hij van zijn opdrachtgevers ontving in euro’s te laten uitbetalen op de Skrill-kaart. Vervolgens pinde de verdachte deze bedragen zelf of stelde hij de Skrill-kaart ter beschikking aan zijn opdrachtgevers. Hiermee was zijn cruciale taak in de keten volbracht.
Gelet op het feit dat de verdachte gedurende langere periode steeds opnieuw de bitcoins heeft omgezet in euro’s, deze bedragen heeft gepind en heeft overgedragen, is sprake van gewoontewitwassen. Dat wordt dus bewezenverklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 2 en 3
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat het opzet op het voorhanden hebben van middelen genoemd op lijst I en II van de Opiumwet ontbreekt. Subsidiair ontbreekt in het dossier enig bewijsmiddel dat de verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen, zodat medeplegen niet bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte huurde sinds september 2019 een opslagbox van [naam bedrijf] te [plaatsnaam] (hierna: de opslagbox). Bij de doorzoeking daarvan op 27 januari 2020 werden dozen met een grote hoeveelheid pillen aangetroffen die soft- en harddrugs bevatten alsmede dozen met verpakkingsmateriaal. Hoewel de rechtbank ook met betrekking tot het huren van de opslagbox niet kan uitsluiten dat de verdachte handelde in opdracht van andere personen en dat zij ook gebruik maakten van die opslagbox, stelt zij vast dat ook de verdachte middels een sleutel toegang had tot die opslagbox en hiervan gebruik maakte. Hij kon aldus beschikken over al hetgeen zich daarin bevond. Bovendien heeft hij verklaard dat hij wist van de aanwezigheid van de pillen en dat zijn opdrachtgevers hierin handelden via het darkweb.
In de rolkoffer en in de gegevensdragers van de verdachte zijn bovendien foto’s aangetroffen van soortgelijke pillen als in de opslagbox zijn aangetroffen, advertenties van pillen en lijsten met namen van verschillende pillen met hoeveelheden en prijslijsten. De verklaring van de verdachte dat dit bestanden betreffen die hij heeft gekopieerd van de laptop van zijn opdrachtgevers en dat hij lijsten van die pillen heeft opgesteld omdat hij het plan had opgevat zijn opdrachtgevers daarmee te confronteren en ermee te dreigen hen aan te geven bij de politie, wordt als volstrekt ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is gelet op deze omstandigheden bij de verdachte dan ook minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet op het samen en in vereniging voorhanden hebben van de drugs. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van deze feiten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1(b), 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in de periode van 17 oktober 2016 tot en met 28 januari 2020, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen,
b)
één of meerdere voorwerpen, te weten:
-een geldbedrag van 63.650,93 euro en
-een geldbedrag van 30.510 euro en
-een geldbedrag van 20.385,99 euro en
-een geldbedrag van 45.838,67 euro en
-een geldbedrag van 8.257,67 euro en
-een geldbedrag van 99.174,34 euro,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet,
terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enige misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit
een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij,
op 27 januari 2020 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met anderen, ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-ongeveer 48 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.014) en ongeveer 26 gram (IBN-003a, IBN-nummer B-01.01.015) en ongeveer 122 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.038) en ongeveer 151 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.041) en ongeveer 154 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.047) en ongeveer 75 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.051) en ongeveer 20 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.056) en ongeveer 18 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.057) en één witte zak met witkleurige pillen (IBN-003a, IBN-nimmer. 6.01.01.058.3), bevattende Oxycodon en
-ongeveer 165 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.018) 3,4-MDMA en
-23 transparante kokers met vloeistof (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.028), van een materiaal bevattende GHB en
-ongeveer 648 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.049) en ongeveer 6 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.053)van een materiaal bevattende Morfine
zijnde Oxycodon en 3,4-MDMA en/of GHB en Morfine
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij,
op 27 januari 2020 te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 34 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.001) en ongeveer 64 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.007) en ongeveer 30 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.016) en ongeveer 74 gram (IBN-003a, IBN-nummer B-01.01.027) en ongeveer 132 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.050) en ongeveer 39 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.052) en ongeveer 11 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.054), van een materiaal bevattende Buprenorfine en
-ongeveer 78 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.002) en ongeveer 56 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.003) en ongeveer 25 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.006) en ongeveer 29 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.010) en ongeveer 868 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.042) en ongeveer 624 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.043) en ongeveer 850 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.046van een materiaal bevattende Lorazepam en
-ongeveer 21 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.004) en ongeveer 48 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.005) en ongeveer 54 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.008) en ongeveer 33 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.011) en ongeveer 12 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.012) en ongeveer 16 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.013) en ongeveer 91 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.040) en ongeveer 215 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.045) en ongeveer 31 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.055), van een materiaal bevattende Flunitrazepam en/of
-ongeveer 63 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.009) en ongeveer 45 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.017) en ongeveer 6 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.030) en ongeveer 139 gram (IBN-003a, IBN-nummer B-01.01.037) en ongeveer 493 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.044) en één zak met witkleurige pillen (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.058.2), van een materiaal bevattende Oxazepam en
-ongeveer 121 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.039), van een materiaal bevattende Flurazepam en
-ongeveer 286 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.048) en één zak wit/geel
kleurige pillen van ongeveer 600 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.058.1) van een materiaal bevattende Diazepam
zijnde Buprenorfine en Lorazepam en Flunitrazepam en Oxazepam en Flurazepam en Diazepam
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan (ook) worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..(b)

medeplegen van van witwassen een gewoonte maken;

2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met onbekend gebleven anderen schuldig gemaakt aan witwassen en hij heeft hiervan een gewoonte gemaakt. Het gaat om aanzienlijke geldbedragen die hij gedurende een aantal jaar heeft witgewassen. De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit. Witwassen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Bovendien blijven deze inkomsten daarmee uit het zicht van de justitiële en fiscale autoriteiten.
De verdachte heeft voorts samen met die anderen in een opslagbox grote hoeveelheden soft- en harddrugs in de vorm van pillen voorhanden gehad. Hij is met deze gedragingen een schakel is geweest in de drugshandel- en productie, die ook veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. Hij heeft ook onvoldoende rekening gehouden met de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van de pillen.
De verdachte lijkt bij zijn handelen slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 november 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Zijn strafblad leidt dus niet tot strafverhoging.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
21 december 2021. Dit rapport houdt het volgende in. Het handelen van de verdachte lijkt te zijn ingegeven door financiële motieven waardoor hij bevattelijk was voor het geld dat hem door anderen in het vooruitzicht werd gesteld in ruil voor zijn diensten. Na zijn schorsing heeft de verdachte met steun van de reclassering meer stabiliteit in zijn leven weten aan te brengen en is hij niet meer met justitie in aanraking gekomen. Het herhalingsgevaar wordt daarom als laag ingeschat. Echter, bij oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf neemt dit risico – na detentie – toe, omdat de financiële zorgen naar verwachting ook weer toenemen.
De reclassering adviseert daarom bij een strafoplegging het toezicht vanuit reclassering voort te zetten door middel van oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering
  • meewerken aan schuldhulpverlening
  • meewerken aan andere voorwaarden die zien op werk.
Op de zitting heeft de toezichthouder van de reclassering nog een toelichting gegeven. De verdachte heeft met een zetje van de reclassering mee gewerkt aan het zoeken van werk en aan het opzetten van een plan tot schuldhulpverlening en heeft uiteindelijk werk gevonden, hetgeen hem goed bevalt. Verder woont hij samen met zijn vriendin die een eigen inkomen heeft. Een plan om de schulden af te lossen en de financiële situatie van de verdachte verder te stabiliseren ligt gereed, maar dat traject kan niet in gang worden gezet indien de verdachte wordt veroordeeld tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In een dergelijk geval zal de bewindvoering stoppen en het inkomen van de verdachte wegvallen. Het inkomen van de vriendin alleen is niet toereikend om alle kosten van levensonderhoud te dragen.
De verdediging heeft bepleit bij een eventuele strafoplegging te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en de proeftijd van de voorwaardelijke straf te beperken tot de duur van een jaar. De verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen, heeft zijn leven sinds zijn schorsing weer op orde en is niet meer in crimineel gedrag vervallen. Om die reden is voortzetting van het toezicht door de reclassering niet meer nodig. Een langere vrijheidsstraf zal de (financiële) stabiliteit van de verdachte weer teniet doen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling van de verdachte kan doorkruizen en de financiële zorgen op de langere termijn kunnen toenemen, kan gezien de ernst van de feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de hoogte van het bedrag dat in totaal gedurende een lange periode is witgewassen, de opbrengsten daarvan voor de verdachte en zijn rol in de drugshandel, waarbij de rechtbank niet uitsluit dat deze mogelijk groter is geweest dan hij heeft willen laten blijken.
Bij de bepaling van de soort en duur van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Alleen al daarom kan niet worden volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel dat gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zoals de verdediging heeft bepleit. Gelet op die straffen in soortgelijke zaken en het feit dat de bewezenverklaarde feiten relatief lang geleden zijn gepleegd, zal een gevangenisstraf van kortere duur worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en gelet op de positieve ontwikkeling van de verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, alsmede om hem na zijn detentie te begeleiden bij het opnieuw vormgeven van zijn leven waaronder het vinden van werk en het oplossen van schulden. Aangezien hiervoor reeds een plan gereed ligt en de verdachte in staat is gebleken in een relatief korte tijd zijn leven op de rails te krijgen, zal de proeftijd worden beperkt tot een jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen zullen, zoals gevorderd door de officier van justitie volgens de daartoe ter zitting overgelegde beslaglijst, worden onttrokken aan het verkeer omdat de bewezen feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57, 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1(a) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1(b), 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
drie (3) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2 de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, erin bestaande dat hij meewerkt aan het aflossen van zijn schulden, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering. Hij geeft reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
4. de veroordeelde draagt zorg voor het behouden of verkrijgen van werk en houdt de reclassering hiervan op de hoogte of stelt hen in kennis als er wijziging op dit gebied spelen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt.
- onttrekt aan het verkeer:
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en R. van der Hoeven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2016 tot en met 28 januari 2020, te [plaatsnaam] en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
a)
(telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
-(een) geldbedrag(en) van 63.650,93 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 30.510 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 20.385,99 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 45.838,67 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 8.257,67 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 99.174,34 euro,
althans een hoeveelheid bitcoins en/of andere cryptovaluta en/of een hoeveelheid charta(a)1(e) en/of gira(a)l(e) en/of een hoeveelheid contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en),
en/of/althans een of meer (andere) goederen/voorwerpen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist (en), althans redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b)
(telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
-(een) geldbedrag(en) van 63.650,93 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 30.510 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 20.385,99 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 45.838,67 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 8.257,67 euro en/of
-(een) geldbedrag(en) van 99.174,34 euro,
althans een hoeveelheid bitcoins en/of andere cryptovaluta en/of een hoeveelheid charta(a)1(e) en/of gira(a)l(e) en/of een hoeveelheid contant(e) geldbedrag(en), althans enig(e) geldbedrag(en),
en/of/althans een of meer (andere) goederen/voorwerpen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en),althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij,
op of omstreeks 27 januari 2020 te [plaatsnaam] en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-ongeveer 48 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.014) en/of ongeveer 26 gram (IBN-003a, IBN-nummer B-01.01.015) en/of ongeveer 122 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.038) en/of ongeveer 151 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.041) en/of ongeveer 154 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.047) en/of ongeveer 75 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.051) en/of ongeveer 20 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.056) en/of ongeveer 18 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.057) en/of één witte zak met witkleurige pillen (IBN-003a, IBN-nimmer. 6.01.01.058.3), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Oxycodon en/of
-ongeveer 165 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.018), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-MDMA en/of
-23 transparante kokers met vloeistof (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.028), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GIIB en/of
-ongeveer 648 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.049) en/of ongeveer 6 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.053), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Morfine
zijnde Oxycodon en/of 3,4-MDMA en/of GHB en/of Morfine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij,
op of omstreeks 27 januari 2020 te [plaatsnaam] en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 34 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.001) en/of ongeveer 64 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.007) en/of ongeveer 30 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.016) en/of ongeveer 74 gram (IBN-003a, IBN-nummer B-01.01.027) en/of ongeveer 132 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.050) en/of ongeveer 39 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.052) en/of ongeveer 11 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.054), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Buprenorfine en/of
-ongeveer 78 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.002) en/of ongeveer 56 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.003) en/of ongeveer 25 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.006) en/of ongeveer 29 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.010) en/of ongeveer 868 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.042) en/of ongeveer 624 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.043) en/of ongeveer 850 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.046), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Lorazepam en/of
-ongeveer 21 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.004) en/of ongeveer 48 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.005) en/of ongeveer 54 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.008) en/of ongeveer 33 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.011) en/of ongeveer 12 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.012) en/of ongeveer 16 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.013) en/of ongeveer 91 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.040) en/of ongeveer 215 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.045) en/of ongeveer 31 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.055), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Flunitrazepam en/of
-ongeveer 63 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.009) en/of ongeveer 45 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.017) en/of ongeveer 6 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.030) en/of ongeveer 139 gram (IBN-003a, IBN-nummer B-01.01.037) en/of ongeveer 493 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.044) en/of één zak met witkleurige pillen (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.058.2), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Oxazepam en/of
-ongeveer 121 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.039), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Flurazepam en/of
-ongeveer 286 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.048) en/of één zak wit/geel
kleurige pillen van ongeveer 600 gram (IBN-003a, IBN-nummer B.01.01.058.1), in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Diazepam
zijnde Buprenorfine en/of Lorazepam en/of Flunitrazepam en/of Oxazepam en/of Flurazepam en/of Diazepam
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.