ECLI:NL:RBROT:2022:781

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
83/169935-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van veiligheidscertificaten en witwassen door een veiligheidsadviesbureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van valsheid in geschrift en witwassen. De verdachte, een veiligheidsadviesbureau, heeft valse veiligheidscertificaten afgegeven zonder dat de betrokkenen de vereiste cursussen en examens hadden gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere certificaten heeft opgemaakt en deze als echt heeft gepresenteerd aan opdrachtgevers, wat het vertrouwen in de certificaten heeft geschaad. De officier van justitie heeft een geldboete van € 10.000 geëist, welke door de rechtbank is opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de rol van de bestuurder van het bureau ook is meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van de geldboete, waarbij de ernst van de feiten en het gebrek aan eerdere veroordelingen in aanmerking zijn genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/169935-21
Datum uitspraak: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
gevestigd aan [adres verdachte],
raadsman mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.A.M.G. van de Bilt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1, primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot betaling van een geldboete van € 10.000,-.

4..Waardering van het bewijs

De verdachte wordt verweten dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door – kort en zakelijk samengevat – verschillende veiligheidscertificaten, waarin wordt verklaard dat de certificaathouder een cursus heeft gevolgd en succesvol een examen heeft afgelegd, heeft afgegeven terwijl die certificaathouder genoemde cursus en genoemd examen in werkelijkheid niet had gevolgd respectievelijk afgelegd. Haar wordt ook verweten dat zij deze valse certificaten heeft gebruikt alsof deze echt waren en zich schuldig te hebben gemaakt aan witwassen doordat zij deze valse certificaten aan de aanvragers heeft overgedragen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat – kort gezegd - de valsheid van de ten laste gelegde certificaten niet bewezen kan worden. Ook is vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2. Daartoe is betoogd dat het opzet op de valsheid niet kan worden bewezen omdat de enig bestuurder en aandeelhouder van de verdachte, [naam medeverdachte] (hierna: de bestuurder), niet zelf de Duitse SCC-certificaten heeft uitgegeven. Zijn rol hield niet meer in dan dat hij voor zijn opdrachtgevers stukken naar Duitsland stuurde en dat hij de door hem ontvangen certificaten vervolgens weer aan zijn opdrachtgevers stuurde. Bij de procedure in Duitsland was hij verder niet betrokken. Hij wist dan ook niet dat de certificaten uit misdrijf afkomstig waren, zodat, zo is aangevoerd, ook ten aanzien van de verdachte vrijspraak moet volgen voor het onder 3 tenlastegelegde witwassen. Subsidiair is het standpunt ingenomen dat niet kan worden geoordeeld dat sprake was van een ‘gewoonte’.
Beoordeling
Feit 1
Met de in de tenlastelegging genoemde certificaten kan de houder bewijzen dat hij de vereiste veiligheidscursus heeft gevolgd, het examen heeft afgelegd en dus op de hoogte is van de voorschriften. De certificaathouder wordt vervolgens in staat geacht een bepaalde functie veilig te kunnen uitoefenen of toegelaten te worden tot projecten waar hij zijn werkzaamheden veilig kan uitoefenen. De verdachte verzorgde meerdere van dit soort veiligheidscursussen en gaf de daarbij behorende certificaten uit. Het ging onder meer om cursussen “ Monteur Steigerbouwer”, “Veilig werken met de hoogwerker”, “Veilig werken langs de weg” en “Herhaling BHV”.
Uit de bewijsmiddelen wordt opgemaakt dat voor de in de tenlastelegging genoemde personen aanvragen zijn gedaan met betrekking tot (een van) die cursussen, dat de verdachte deze aanvragen in behandeling heeft genomen en dat zij vervolgens de respectievelijke, in de tenlastelegging vermelde certificaten heeft verstrekt. Ook is gebleken dat de afgiftedatum van die certificaten in alle gevallen lag vóór de datum van de cursusaanvraag. Verder hebben alle betrokken personen, nadat ze met het op hun naam staande certificaat waren geconfronteerd, verklaard dat zij de daarop vermelde cursus niet hadden gevolgd en daarin evenmin examen hadden gedaan.
Het vervalsen en het overdragen van de valse certificaten vond feitelijk plaats door de bestuurder. De opdrachten en facturen werden op naam van de B.V. gesteld. Nu deze gedragingen door haar bestuurder plaatsvonden, pasten in de normale bedrijfsvoering en dienstig waren aan de vennootschap speelden deze gedragingen zich af in de sfeer van de vennootschap en kunnen zij in redelijkheid aan de vennootschap worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de verdachte de certificaten valselijk heeft opgemaakt, met het doel deze als echt en onvervalst te laten gebruiken door haar opdrachtgevers. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Feiten 2 en 3
Vaststaat dat de verdachte verzoeken voor het verkrijgen van een SCC-certificaat tegen betaling in behandeling heeft genomen. Een SCC-certificaat is het Duitse equivalent van een VCA-certificaat en wordt in Nederland erkend. Van haar opdrachtgever ontving de verdachte een kopie van het identiteitsbewijs van de betreffende werknemer, waarna de bestuurder deze stuurde aan zijn contactpersoon in Duitsland. Als zij enige tijd later het verzochte SCC-certificaat ontving, stuurde zij dat door aan de opdrachtgever. Gebleken is dat zij nooit hebben deelgenomen aan het Duitse examen, zodat ervan wordt uitgegaan dat die doorgestuurde certificaten valselijk zijn opgemaakt.
De vraag is of de verdachte dat wist. Gelet op de correspondentie en gesprekken tussen de (bestuurder van de) verdachte en de betrokken opdrachtgevers, zoals deze zich in het dossier bevinden, wordt die vraag bevestigend beantwoord. Als de bestuurder, bijvoorbeeld, per sms de vraag krijgt of hij ook een Nederlandse VCA “kan doen” antwoordt hij:
De mogelijkheid buiten de Duitse VCA is alleen een officiële les en officiële examen.Alleen al hieruit kan worden opgemaakt dat de bestuurder ervan op de hoogte was dat hij via Duitsland een vals certificaat zou ontvangen en dat dat dus ook de bedoeling was. Dat en waarom dat sms-bericht anders zou moeten worden opgevat, heeft de verdachte of de bestuurder niet duidelijk kunnen maken. De verklaring van de bestuurder dat hij van niets wist, wordt dan ook onaannemelijk geacht.
De aannemen van de opdracht, de communicatie met de mededaders en het overdragen van de vervalste certificaten aan de opdrachtgevers vond feitelijk plaats door de bestuurder. De opdrachten en facturen werden op naam van de B.V. gesteld. Nu deze gedragingen door haar bestuurder plaatsvonden, pasten in de normale bedrijfsvoering en dienstig waren aan de vennootschap speelden deze gedragingen zich af in de sfeer van de vennootschap en kunnen zij in redelijkheid aan de vennootschap worden toegerekend.
De conclusie is daarom dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar onder 2 primair verweten valsheid in geschrift. Daarbij wordt ook bewezenverklaard dat zij het samen met anderen heeft gedaan, namelijk de mededaders die er in Duitsland voor zorgden dat de certificaten daadwerkelijk werden afgegeven.
Een en ander betekent dat de verdachte wist dat de certificaten van misdrijf afkomstig waren. Zij heeft deze voorhanden gehad en overgedragen. Daarmee heeft zij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van die certificaten. Het gaat hierbij om vijf certificaten in enkele maanden, waarbij drie op dezelfde dag zijn verstrekt. Gelet op die duur en frequentie van haar handelen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat zij daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Van dat onderdeel van het onder 3 primair tenlastegelegde wordt zij vrijgesproken.

5..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
zij in de periode van 1 januari 2015 tot en met
1 januari 2019 te [plaatsnaam],
meermalen, één geschrift, zijnde een geschrift
datbestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een certificaat Monteur Steigerbouwer, Certificaathouder [naam 1],
afgiftedatum 23 juli 2015 (DOC-007-17) en
- een certificaat Veilig Werken met de Hoogwerker, Certificaathouder [naam 2],
afgiftedatum 15 april 2017 (DOC-008-21) en
- een certificaat Veilig Werken met Hoogwerker, Certificaathouder [naam 3],
afgiftedatum 29 juni 2017 (DOC-009-151) en
- een certificaat Veilig Werken langs de Weg, Certificaathouder [naam 4],
afgiftedatum 28 februari 2018 (DOC-009-77) en
- een certificaat Herhaling Bedrijfshulpverlening, Certificaathouder [naam 4],
afgiftedatum 03 februari 2018 (DOC-009-78) en
- een certificaat Herhaling Bedrijfshulpverlening, Certificaathouder [naam 5],
afgiftedatum 11 april 2016 (DOC-009-19) en
- een certificaat Veilig Werken Langs de Weg, Certificaathouder [naam 5],
afgiftedatum 04 april 2016 (DOC-009-25)
valselijk heeft opgemaakt , immers heeft zij, verdachte, telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven -:
in die certificaten vermeld dat de persoon genoemd in die certificaten heeft deelgenomen aan een cursus en vervolgens met goed gevolg examen hebben afgelegd zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en vervolgens die certificaten, telkens heeft afgeleverd , terwijl zij, verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik;
2
zij
in de periode van 1 januari 2018 tot
en met 1 januari 2019 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk één valse of vervalst geschrift elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een SCC-certificaat op naam van [naam 6] (DOC-010-18) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 7] (DOC-010-24) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 8] (DOC-010-32) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 9] (DOC-010-34) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 10] (DOC-021-06)
heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad bestaande die valsheid van die geschriften hierin dat:
- in strijd met de waarheid - op die certificaten staat vermeld dat een persoon heeft deelgenomen aan een examen voor het verkrijgen van een SCC-certificaat en dat
diepersoon dat examen met succes heeft afgelegd en aan dat
diepersoon - in verband met die succesvolle deelname aan dat examen - een SCC-certificaat is afgegeven
terwijl zij verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
3
zij
in de periode van 1 januari 2018 tot
en met 1 januari 2019 te [plaatsnaam], één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een SCC-certificaat op naam van [naam 6] (DOC-010-18) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 7] (DOC-010-24) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 8] (DOC-010-32) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 9] (DOC-010-34) en
- een SCC-certificaat op naam van [naam 10] (DOC-021-06)
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen , terwijl zij verdachte) (telkens) wist dat die certificaten – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair
valsheid in geschrift en het opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;

2..primair

medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben en afleveren, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;

3. primair
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte runde een veiligheidsadviesbureau en opleidingscentrum. Door de bestuurder is verklaard dat veiligheid zijn passie was. Hiervan geven de bewezenverklaarde feiten echter geen enkele blijk. De verdachte heeft namelijk diverse veiligheidscertificaten afgegeven die de bestuurder zelf valselijk had opgemaakt of waarvan hij wist dat deze vals waren. Voor die certificaten was namelijk geen cursus gevolgd en geen examen afgelegd, terwijl de afgifte daarvan nu juist de bevestiging is dat dat wel is gebeurd en ervan mag worden uitgegaan dat de certificaathouder bekend is met de met de cursus beoogde veiligheidsvoorschriften. Opdrachtgevers, werkgevers en de maatschappij in bredere zin moeten daarop ook kunnen vertrouwen. Door haar onaanvaardbare en onverantwoorde handelen heeft de verdachte dit vertrouwen beschadigd. Dit wordt haar flink aangerekend.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het strafblad werkt dus niet strafverhogend.
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de aard en de ernst van de feiten en de opbrengsten daarvan wordt aanleiding gezien aan de verdachte een geldboete op te leggen. Bij de bepaling van de omvang daarvan is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De door de officier van justitie geëiste geldboete wordt in dat verband passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 47, 51, 55, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, en 3. primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en R. van der Hoeven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P.. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 februari 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met
1 januari 2019 te [plaatsnaam], althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
(telkens) één of meerdere geschrift(en), zijnde (een) geschrift(en) die bestemd wa(s)(ren) om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten/waaronder:
- een certificaat Monteur Steigerbouwer, Certificaathouder [naam 1],
afgiftedatum 23 juli 2015 (DOC-007-17) en/of
- een certificaat Veilig Werken met de Hoogwerker, Certificaathouder [naam 2],
afgiftedatum 15 april 2017 (DOC-008-21) en/of
- een certificaat Veilig Werken met Hoogwerker, Certificaathouder [naam 3],
afgiftedatum 29 juni 2017 (DOC-009-151) en/of
- een certificaat Veilig Werken langs de Weg, Certificaathouder [naam 4],
afgiftedatum 28 februari 2018 (DOC-009-77) en/of
- een certificaat Herhaling Bedrijfshulpverlening, Certificaathouder [naam 4],
afgiftedatum 03 februari 2018 (DOC-009-78) en/of
- een certificaat Herhaling Bedrijfshulpverlening, Certificaathouder [naam 5],
afgiftedatum 11 april 2016 (DOC-009-19) en/of
- een certificaat Veilig Werken Langs de Weg, Certificaathouder [naam 5],
afgiftedatum 04 april 2016 (DOC-009-25)
althans één of meerdere certificaten
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven -:
in die/dat certifica(a)t(en) vermeld dat de perso(o)n(en) genoemd in die/dat certifica(a)t(en) heeft/hebben deelgenomen aan een cursus en/of (vervolgens) met goed gevolg examen heeft/hebben afgelegd
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (vervolgens)
die certifica(a)t(en), (telkens) heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
2
zij
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot
en met 1 januari 2019 te [plaatsnaam], althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk één of meerdere valse of vervalste geschrift(en) (elk) zijnde een
geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te
weten/waaronder:
- een SCC-certificaat op naam van [naam 6] (DOC-010-18) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 7] (DOC-010-24) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 8] (DOC-010-32) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 9] (DOC-010-34) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 10] (DOC-021-06)
althans één of meerdere certificaten
heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad bestaande dat/die valshe(i)d(en) van dat/die geschrift(en) hierin dat:
- in strijd met de waarheid - op die/dat certifica(a)t(en) staat vermeld dat een persoon heeft deelgenomen aan een examen voor het verkrijgen van een SCC-certificaat en/of dat persoon dat examen met succes heeft afgelegd en/of (vervolgens) aan dat persoon - in verband met die succesvolle deelname aan dat examen - een SCC-certificaat is afgegeven
terwijl zij verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
3
zij
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot
en met 1 januari 2019 te [plaatsnaam], althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere voorwerp(en), te weten/waaronder:
- een SCC-certificaat op naam van [naam 6] (DOC-010-18) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 7] (DOC-010-24) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 8] (DOC-010-32) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 9] (DOC-010-34) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 10] (DOC-021-06)
Althans één of meerdere certificaten
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet, althans, van die/dat certifica(a)t(en), gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), dat die/dat certifica(a)t(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl zij verdachte, en/of haar mededader(s), van het plegen van dat feit een
gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot
en met 1 januari 2019, te [plaatsnaam], althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere voorwerp(en), te weten/waaronder:
- een SCC-certificaat op naam van [naam 6] (DOC-010-18) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 7] (DOC-010-24) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 8] (DOC-010-32) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 9] (DOC-010-34) en/of
- een SCC-certificaat op naam van [naam 10] (DOC-021-06)
althans één of meerdere certificaten
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet, althans, van die/dat certifica(a)t(en), gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat certifica(a)t(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.