ECLI:NL:RBROT:2022:7807

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
ROT 22/94
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewetuitkering en geschiktheid voor eigen arbeid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022, in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot haar recht op een Ziektewet (ZW-)uitkering. Eiseres, die werkzaam was als postsorteerder, heeft zich ziekgemeld op 18 juli 2021 en ontving eerder een ZW-uitkering en een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Verweerder heeft in een primair besluit van 11 oktober 2021 vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering omdat zij haar eigen arbeid kan verrichten. Dit besluit is na bezwaar door verweerder gehandhaafd in een bestreden besluit van 30 november 2021.

De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks haar klachten, in staat is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts inzichtelijk heeft gemaakt dat er geen medische beperkingen zijn die eiseres verhinderen om haar werkzaamheden uit te voeren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres vanaf 18 juli 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering, en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/94

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. H.A.T. Vijftigschild),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over haar recht op een Ziektewet (ZW-)uitkering. Verweerder heeft met het primaire besluit van 11 oktober 2021 bepaald dat eiseres vanaf 18 juli 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
Met het bestreden besluit van 30 november 2021, op het bezwaar van eiseres, is verweerder bij dat besluit gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als postsorteerder en is uitgevallen op 26 november 2020. Eiseres ontving een ZW-uitkering en vervolgens een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Nadat het recht op de WAZO-uitkering stopte heeft eiseres zich ziekgemeld op 18 juli 2021 en heeft een verzekeringsarts onderzoek verricht en geconcludeerd dat eiseres haar eigen arbeid kan verrichten. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.2.
Omdat eiseres tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht. Die heeft ook geconcludeerd dat eiseres haar eigen arbeid kan verrichten en dat geen beperkingen kunnen worden vastgesteld, gelet op haar medisch dossier. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.

Het beroep van eiseres

2. Eiseres voert aan dat zij arbeidsongeschikt is. Zij heeft heup-, rug- en schouderklachten waardoor eiseres wordt beperkt in haar functioneren. Eiseres heeft pijnklachten bij het belasten van haar bewegingsapparaat. Zij heeft chronische beperkingen die moeilijk onder controle zijn te houden en een aanzienlijke beperking in de dynamische en statische belasting. Eiseres is in afwachting van een behandeltraject en de verwachting is dat pas op de langere termijn kans op verbetering is. Verweerder heeft een onjuiste invulling aan de functie van eiseres gegeven. Voordat eiseres passend werk achter de computer verrichtte, moest zij poststukken in stapels tegelijk in een machine plaatsen en deze stukken na het sorteren ook weer uit de machine halen binnen een strak tijdslimiet.

De wet

3. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde recht op ziekengeld, indien deze geen arbeid kan verrichten vanwege ziekte of gebrek. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt onder “zijn arbeid” verstaan: de laatstelijk (voor de ziekmelding) verrichte arbeid.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres vanaf 18 juli 2021 (de datum in geding) geen recht heeft op een ZW-uitkering omdat zij geschikt is voor haar eigen arbeid.
4.2.
Over de stelling van eiseres, dat zij arbeidsongeschikt is, overweegt de rechtbank het volgende. In de aanvullende rapportage van 21 februari 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat bij eiseres sprake is van fibromyalgie (een vorm van reuma). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk toegelicht dat de gezondheid van eiseres niet wordt geschaad als zij activiteiten verricht, omdat geen afwijkingen (als gevolg van ziekte) konden worden vastgesteld. Uit het dagverhaal is gebleken dat eiseres een kinderwagen zonder problemen kan duwen, haar kind kan verzorgen en het huishouden kan doen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, gelet op het medisch dossier van eiseres, geconcludeerd dat geen beperkingen kunnen worden vastgesteld en dat zij haar eigen arbeid kan verrichten. Dat de functie een andere invulling heeft, dan waarvan verweerder is uitgegaan, kan niet leiden tot een andere conclusie omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft uiteengezet dat eiseres ook haar oorspronkelijke (zwaardere) arbeid kan verrichten nu geen beperkingen kunnen worden vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze uiteengezet dat en waarom eiseres met oog op haar medische situatie geschikt is voor haar eigen arbeid. Ter zitting heeft verweerder eiseres erop geattendeerd dat, indien medische informatie beschikbaar komt die relevant is voor de datum in geding (18 juli 2021), de mogelijkheid bestaat tot het indienen van een herzieningsverzoek bij verweerder.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres vanaf 18 juli 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.