In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een helikopterpiloot, en zijn werkgever, Noordzee Helikopters Nederland B.V. (NHN). De eiser vorderde tewerkstelling in Den Helder en een training voor de AW139 helikopter, na zijn non-activering per 31 augustus 2022. De eiser stelde dat NHN hem ten onrechte op non-actief had gesteld en dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien het UWV nog geen beslissing had genomen over zijn ontslag.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat de eiser niet kon aantonen dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de procedure bij het UWV naar verwachting niet langer dan drie maanden zou duren. Bovendien werd overwogen dat, zelfs als de eiser moest wachten op de beslissing van het UWV, hij in dienst zou blijven bij NHN en zijn functie zou kunnen continueren indien het UWV de ontslagaanvraag zou afwijzen.
De rechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet gerechtvaardigd waren en dat hij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de kant van NHN werden begroot op € 498,--. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in kort geding procedures en de rol van het UWV in ontslagzaken.