ECLI:NL:RBROT:2022:7767

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
9572417 CV EXPL 21-39990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaakwaarneming en onrechtmatige daad in verband met verlies van eigendom tijdens ambulancevervoer

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. van der Zwan, dat de gedaagden, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden door het verlies van zijn gouden ketting tijdens zijn vervoer per ambulance op 28 april 2018. Eiser stelt dat de ketting in de ambulance is afgedaan en dat de ambulancebroeder onvoldoende zorg heeft betracht bij het bewaren van zijn eigendom. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. M. Muller en mr. T.W.E. Meulemans, betwisten de aansprakelijkheid en stellen dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het verlies van de ketting.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 27 mei 2022, waar de feiten zijn besproken. Eiser heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het voorval, maar dat hij zijn ketting mist. De politie heeft camerabeelden bekeken, maar deze tonen niet dat eiser de ketting droeg op het moment van vervoer. De gedaagden hebben aangevoerd dat er geen sprake is van onbehoorlijke zaakwaarneming, omdat er geen geneeskundige behandelingsovereenkomst was die hen verplichtte om de ketting te bewaren.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser de bewijslast heeft om aan te tonen dat de ketting in de ambulance is afgedaan. De rechter heeft eiser in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stelling en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De beslissing over de aansprakelijkheid van de gedaagden zal afhangen van het bewijs dat eiser kan leveren over de gang van zaken rondom het verlies van de ketting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9572417 CV EXPL 21-39990
datum uitspraak: 16 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. van der Zwan te Den Haag,
tegen:

1..Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond,

als rechtsopvolger van Coöperatie Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond U.A.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gemachtigde: mr. M. Muller,
2. Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gemachtigde: mr. T.W.E. Meulemans,
gedaagden.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’, ‘Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond’ en ‘Sint Franciscus’ genoemd. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Sint Franciscus worden hierna tezamen ‘gedaagden’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 november 2021, met bijlagen;
  • het incident partijwisseling tevens conclusie van antwoord van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord van Sint Franciscus;
  • de brief van 28 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van de zijde van [eiser] .
1.2.
Op 27 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
Op of omstreeks 28 april 2018 is [eiser] naar aanleiding van een incident op de Coolsingel in Rotterdam met een ambulance naar het Sint Franciscus Gasthuis gebracht.
2.2.
In het proces-verbaal van bevindingen (proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal] ) van de heer [naam verbalisant 1] , inspecteur van politie Eenheid Rotterdam, is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) [eiser] verklaarde zich van het hele voorval niets te kunnen herinneren. Wel geeft hij aan zijn gouden ketting met gouden hanger kwijt te zijn, waardoor hij veronderstelt te zijn beroofd. Ook met dat in het achterhoofd zijn de camerabeelden, voor zover aanwezig, nader bekeken. (…)
Waarneming vanuit camerapositie B4010:
(…) Er is op deze beelden niet te zien dat [eiser] een gouden ketting draagt dan wel dat er een gouden ketting wordt weggenomen. Hij draagt de gouden ketting dan in elk geval niet pontificaal over zijn shirt heen. (…)
Waarneming vanuit camerapositie B4021:
(…) Er is op deze beelden niet te zien dat [eiser] een gouden ketting draagt dan wel dat er een gouden ketting wordt weggenomen. Hij draagt de gouden ketting dan in elk geval niet pontificaal over zijn shirt heen. (…)
(…) Op 29 april 2018 heb ik, verbalisant [naam verbalisant 1] , telefonisch contact gehad met het SFG voornoemd om na te vragen of zij wellicht een gouden ketting met hanger bij [eiser] hebben afgedaan ter behandeling en/of er een hebben gevonden. Dit blijkt niet het geval. In de fouillering van zowel [eiser] als van verdachte [naam verdachte] werd geen gouden ketting en/of gouden hanger aangetroffen.
Uit de camerabeelden van B4010 en B4021 blijkt dat een aantal politie-eenheden snel ter plaatste is. Eén van deze politieambtenaren betreft verbalisant [naam verbalisant 2] , die in proces-verbaal van bevindingen [nummer proces-verbaal] verklaart dat hij met [eiser] mee is gereden naar het Sint Franciscus Gasthuis. Ik, verbalisant [naam verbalisant 1] , heb verbalisant [naam verbalisant 2] voornoemd op 29 april 2018 omstreeks 13:00 uur gevraagd of hij ten tijde van de verzorging op straat een gouden ketting bij [eiser] voornoemd heeft waargenomen. Hierop verklaarde verbalisant [naam verbalisant 2] mij samengevat: “Ja, ik heb inderdaad een gouden ketting bij [eiser] gezien. Deze ketting viel mij op. Ik heb deze man eerder deze avond ook al gezien, waarbij deze ketting ook al opviel. Op het moment dat ik hem op straat verzorgde en later toen ik hem overeind hielp om hem naar de ambulance te begeleiden, viel mij op dat hij een gouden ketting droeg. Het was een opvallende ketting die echt werd gedragen om gezien te worden. Ik weet zeker dat hij de ketting nog om had op het moment dat ik ter plaatse was om hem te helpen. Hij is op straat dus niet van hem weggenomen. Als hij zijn ketting nu kwijt is, is dat mogelijk later in de ambulance gebeurd of in het ziekenhuis, maar daar ben ik niet overal bij geweest, dus dat kan ik niet met zekerheid zeggen.” (…).”

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • voor recht te verklaren dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden schade;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door [eiser] geleden schade, te begroten door de rechtbank, met rente en buitengerechtelijke incassokosten;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende.
3.2.1.
Primair legt [eiser] aan zijn eis ten grondslag dat sprake is van onbehoorlijke zaakwaarneming door gedaagden. De ketting is in de ambulance afgedaan en daarna verkeerde [eiser] buiten bewustzijn. De ambulancebroeder had de nodige zorg moeten betrachten ten aanzien van het zorgvuldig bewaren van de ketting, maar dat heeft hij niet gedaan. De zaakwaarnemer heeft de ketting aan het einde van de zaakwaarneming niet geretourneerd en/of verantwoording afgelegd over het gevoerde beheer. Hoewel het Sint Franciscus heeft verklaard dat [eiser] geen ketting had toen hij daar arriveerde, kan niet worden uitgesloten dat de ketting aan een medewerker van het Sint-Franciscus is overgedragen. Ook hebben gedaagden hun voortzettingsplicht geschonden door het voorval onvoldoende te onderzoeken. Gedaagden moeten daarom de schade vergoeden die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden.
3.2.2.
Subsidiair legt [eiser] aan zijn eis ten grondslag dat gedaagden jegens hem een onrechtmatige daad hebben gepleegd. Gedaagden moeten daarom de schade vergoeden die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden.
3.3.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Niet gebleken is dat [eiser] de ketting in de ambulance of in het ziekenhuis is kwijtgeraakt. Dat kan ook op een eerder of later moment zijn gebeurd. Van zaakwaarneming is geen sprake geweest. Dit maakt immers geen onderdeel uit van de geneeskundige behandelingsovereenkomst die met [eiser] is aangegaan en er bestond evenmin een redelijke grond voor zaakwaarneming, omdat [eiser] niet in bewusteloze toestand is geweest en hij tijdens het vervoer per ambulance door een politieagent is begeleid. Ook heeft Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geen onrechtmatige daad jegens [eiser] gepleegd, omdat zij niet verplicht was tot het veiligstellen en/of bewaren van zijn eigendommen. Door de ketting kennelijk niet te verzekeren tegen verlies en/of diefstal heeft [eiser] zelf het risico gecreëerd en aanvaard dat de ketting verloren zou raken. Ook is er geen causaal verband tussen het verlies van de ketting en de gestelde immateriële/psychische schade, omdat er vanaf het eerste contact al sprake was van agressief gedrag van [eiser] jegens Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
3.4.
Het Sint Franciscus is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Van zaakwaarneming is geen sprake geweest, want de ketting is nimmer aan het Sint Franciscus overgedragen. Ook is er geen sprake van onrechtmatig handelen, omdat het Sint Franciscus nooit over de ketting heeft beschikt. Zij is dan ook niet aansprakelijk voor enige schade door het gestelde verlies van de ketting.

4..De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of sprake is van onbehoorlijke zaakwaarneming of het plegen van een onrechtmatige daad door gedaagden en of zij als gevolg daarvan een schadevergoeding aan [eiser] moeten betalen.
Partijwisseling
4.2.
[eiser] heeft zijn vorderingen bij dagvaarding ingesteld tegen Coöperatie Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond U.A. (hierna: ‘AZRR’) als gedaagde sub 1. AZRR heeft vervolgens bij wijze van incident gevorderd om een partijwisseling toe te staan, waarbij AZRR wordt vervangen door Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Het verzoek tot partijwisseling betreft echter geen incident en zal daarom niet als zodanig behandeld worden.
4.3.
Gebleken is dat Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond per 1 januari 2021 alle passiva, activa en activiteiten van AZRR heeft overgenomen en dat AZRR na vereffening van haar vermogen is ontbonden en daarmee is opgehouden te bestaan. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat sprake is van rechtsopvolging door Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Gelet op het voorgaande wordt de partijwisseling toegestaan. De vordering van [eiser] wordt geacht te zijn ingesteld tegen Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond die in plaats van AZRR in deze procedure verder als gedaagde sub 1 zal worden beschouwd.
Onbehoorlijke zaakwaarneming door Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
4.4.
Zaakwaarneming wordt in artikel 6:198 BW gedefinieerd als het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van het belang van een ander, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen.
4.5.
Los van de vraag of [eiser] de ketting om had toen hij de ambulance in ging, geldt dat van zaakwaarneming door Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geen sprake is geweest. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft immers onbetwist gesteld dat zij met [eiser] een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft gesloten, waardoor het behartigen van de belangen van [eiser] wordt ontleend aan deze laatstgenoemde overeenkomst. Gelet op het voorgaande is niet aan alle vereisten voor zaakwaarneming voldaan en kunnen de vorderingen van [eiser] ten aanzien van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond hoe dan ook niet worden toegewezen op de primaire grondslag.
Onrechtmatige daad door Veiligheidsrisico Rotterdam-Rijnmond
4.6.
Wil sprake zijn van een onrechtmatige daad dan moet vast komen te staan dat aan (een van) gedaagden een verwijt kan worden gemaakt. Daartoe is allereerst noodzakelijk dat duidelijkheid komt te ontstaan omtrent de gebeurtenissen op of omstreeks 28 april 2018.
4.7.
Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is naar het oordeel van de kantonrechter niet vast komen te staan dat de ketting van [eiser] in of bij het betreden van de ambulance is afgedaan. Niet uitgesloten kan immers worden dat [eiser] de ketting op een eerder moment (dat wil zeggen tussen het moment dat hij op straat werd geholpen en het moment dat hij daadwerkelijk in de ambulance werd gebracht) is verloren of heeft afgedaan. Er worden meerdere scenario’s mogelijk geacht. Hoewel uit de verklaring van verbalisant [naam verbalisant 2] volgt dat [eiser] de ketting droeg op het moment dat [naam verbalisant 2] hem op straat verzorgde en ook nog toen [naam verbalisant 2] hem overeind hielp om hem naar de ambulance te begeleiden, is niet onomstotelijk vast komen te staan, nu een en ander ook gemotiveerd is betwist, dat [eiser] de ketting nog om had toen hij ook daadwerkelijk de ambulance betrad. De verklaring van verbalisant [naam verbalisant 2] wordt ook niet ondersteund door de camerabeelden van de betreffende avond, want hierop is de ketting niet zichtbaar. Verder geeft de verklaring geen compleet beeld, want er is niets verklaard over wat er is gebeurd vanaf het moment dat [eiser] naar de ambulance is begeleid tot het moment waarop [eiser] in de ambulance is gestapt of erin is geholpen én over wat er tijdens de ambulancerit is gebeurd. Dergelijke informatie blijkt evenmin uit de (overige) stellingen van partijen. Niet uitgesloten is bijvoorbeeld dat [eiser] niet direct in de ambulance is geholpen of is gestapt en dat de ketting daarvoor nog aan iemand anders (bijvoorbeeld zijn bij het incident betrokken vriendin) is overhandigd. Ook geldt dat partijen het niet met elkaar eens zijn over de vraag of [eiser] op enig moment al dan niet in bewusteloze toestand is geweest. Alvorens de vraag te kunnen beantwoorden of gedaagden een onrechtmatige daad jegens [eiser] hebben gepleegd, acht de kantonrechter het daarom van belang om duidelijkheid te krijgen over het voorgaande.
4.8.
Op grond van artikel 150 Rv rust op [eiser] de bewijslast van zijn stelling dat de ketting in de ambulance is afgedaan en niet in de fase die daaraan is voorafgegaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zal [eiser] – overeenkomstig zijn bewijsaanbod - in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van zijn hiervoor genoemde stelling. Daarbij geldt dat [eiser] in het bijzonder in de gelegenheid wordt gesteld nader te onderbouwen wat er precies gebeurd is vanaf het moment dat verbalisant [naam verbalisant 2] hem op straat verzorgde tot het moment waarop hij in de ambulance is gestapt of erin is geholpen. Daartoe wordt de zaak verwezen naar de hierna te melden rolzitting.
Onbehoorlijke zaakwaarneming of het plegen van een onrechtmatige daad door het Sint-Franciscus
4.9.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de ketting in de ambulance is afgedaan, maar door de ambulancebroeders overhandigd zou kunnen zijn aan het Sint-Franciscus. Dat laatste wordt door het Sint-Franciscus betwist en is dus niet vast komen te staan. Als naar aanleiding van het door [eiser] te leveren bewijs (zie 4.8 hiervoor en 5.1 hierna) vast komt te staan dat de ketting in de ambulance is afgedaan, dan komt de vraag aan de orde of sprake is geweest van ontvreemding door- dan wel het overhandigen van de ketting aan het Sint-Franciscus. Ten aanzien van de vraag of het Sint-Franciscus zich willens en wetens heeft ingelaten met de behartiging van de belangen van [eiser] met betrekking tot de ketting ofwel dat het Sint-Franciscus een verwijt kan worden gemaakt ter zake van het verdwijnen van de ketting, moet antwoord komen op de vraag of de ketting op enig moment aan het Sint-Franciscus in beheer is gegeven. Indien [eiser] slaagt in de onder 5.1. vermelde bewijsopdracht, zal hij daarom vervolgens in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van zijn stelling dat de ketting na de ambulancerit in ontvangst is genomen door het Sint-Franciscus.
4.10.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat [eiser] toe tot bewijs van zijn stelling dat de ketting in of bij het betreden van de ambulance is afgedaan dan wel ontvreemd;
5.2.
en – indien en voor zover [eiser] slaagt in het leveren van het onder 5.1. genoemde bewijs - laat [eiser] toe tot bewijs van zijn stelling dat de ketting na de ambulancerit in ontvangst is genomen door het Sint-Franciscus;
5.3.
bepaalt dat:
  • [eiser] ter rolzitting van
  • en indien hij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren hij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
  • en indien hij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen hij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden september, oktober en november 2022, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
5.4.
wijst [eiser] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
5.5.
bepaalt dat [eiser] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.6.
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416