ECLI:NL:RBROT:2022:7765

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
C/10/639529 / HA ZA 22-466
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident relatieve onbevoegdheid en forumkeuzebeding in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een incident van relatieve onbevoegdheid dat is ingediend door de curator van een failliete besloten vennootschap. De eisers, bestaande uit vier besloten vennootschappen, hebben een vordering ingesteld tegen de curator, die in zijn hoedanigheid als curator van de failliete vennootschap optreedt. De eisers beroepen zich op een forumkeuzebeding dat in een eerdere overeenkomst is opgenomen, waarin is bepaald dat geschillen voor de Rechtbank Rotterdam moeten worden voorgelegd. De curator stelt dat de rechtbank Rotterdam onbevoegd is, omdat hij geen kantoor houdt in het arrondissement Rotterdam en verzoekt de zaak te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst door de eisers bij de dagvaarding is overgelegd en dat de curator het sluiten van deze overeenkomst niet heeft betwist. Hierdoor is de curator gebonden aan de overeenkomst en de daarin opgenomen forumkeuze. De rechtbank concludeert dat het geschil onder de reikwijdte van het forumkeuzebeding valt, aangezien de vordering van eisers betrekking heeft op het pandrecht dat is neergelegd in de vervolgpandakte, die is gebaseerd op de eerder gesloten overeenkomst.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van de curator afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De beslissing is op 21 september 2022 openbaar uitgesproken door mr. drs. J. van den Bos.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639529 / HA ZA 22-466
Vonnis in incident van 21 september 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 3] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4],
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 4] ,
5.
[eiser 5],
wonende te ’ [woonplaats eiser] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. W.W.H. de With te ’s-Gravendeel,
tegen
MR. [naam curator], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam bedrijf] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A.D. van Dalen te Utrecht.
Partijen zullen hierna eisers en de curator genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juni 2022, met producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid ex artikel 110 Rv;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten, voor zover van belang in het incident

2.1.
Op 28 mei 2015 is een ‘Overeenkomst Erkenning Schuld en Vestiging Zekerheden’ (hierna: de overeenkomst) tot stand gekomen tussen (onder andere) eisers als schuldeisers en (onder andere) [naam bedrijf] . (hierna: [naam bedrijf] ) als schuldenaar. De overeenkomst bepaalt, voor zover van belang:
“3.1 Schuldenaren verbinden zich hierbij, tot zekerheid van al hetgeen zij uit dezen hoofde
aan Schuldeisers verschuldigd zijn, tot verpanding aan Schuldeisers van hun bedrijfsinventaris, machines, vervoersmiddelen, voorraden alsmede al hun ten tijde van registratie van deze akte bestaande rechten/vorderingen met alle daaraan verbonden nevenrechten, zekerheden en voorrechten en alle rechten/vorderingen die worden verkregen uit ten tijde van de registratie van deze akte bestaande rechtsverhoudingen tussen
hen en derden, zoals deze onder meer blijken uit hun administratie, correspondentie of
andere gegevens, daaronder begrepen intercompanyvorderingen, vorderingen op banken en vorderingen in rekening-courant, met alle daaraan verbonden nevenrechten, zekerheden en voorrechten.
(…)
3.3
Schuldenaren verlenen Schuldeisers hierbij volmacht om de in artikel 3.1 bedoelde vorderingen te allen tijde en bij herhaling namens Schuldenaren aan zichzelf te verpanden
en daarbij namens Schuldenaren met zichzelf te handelen en alles te doen wat daartoe
nuttig en dienstbaar kan zijn. Schuldeisers zijn daarbij vrij in de wijze waarop deze verpanding wordt geëffectueerd. Deze volmacht is onvoorwaardelijk en onherroepelijk en
vervalt eerst nadat Schuldenaren aan al hun verplichtingen jegens Schuldeisers hebben
voldaan.
(…)
9.2
Alle geschillen tussen partijen die voortvloeien uit deze overeenkomst of direct dan wel
indirect verband hebben met deze overeenkomst, worden voorgelegd aan de bevoegde
rechter van de Rechtbank Rotterdam.”
2.2.
Op 15 juli 2021 is een vervolgpandakte tussen eisers als pandhouder en (onder andere) [naam bedrijf] als pandgever tot stand gekomen. De vervolgpandakte is op 19 juli 2021 geregistreerd bij de Belastingdienst en bepaalt, voor zover van belang:
“Pandgever verklaart bij dezen aan Pandhouder te verpanden, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen Pandhouder van Pandgever te vorderen heeft of zal hebben uit hoofde van de Overeenkomst, alle ten tijde van de registratie van deze akte bestaande rechten/vorderingen van Pandgever met alle daaraan verbonden nevenrechten, zekerheden en voorrechten en alle rechten/vorderingen die worden verkregen uit ten tijde van de registratie van deze akte bestaande rechtsverhoudingen tussen Pandgever en derden, waaronder Stedin Netbeheer B.V., zoals deze onder meer blijken uit zijn administratie, correspondentie of andere gegevens van Pandgever, daaronder begrepen intercompanyvorderingen, vorderingen op banken en vorderingen in rekening-courant, met alle daaraan verbonden nevenrechten,
zekerheden en voorrechten, Pandgever verklaart voorts bevoegd te zijn tot verpanding van
deze rechten/vorderingen.”
2.3.
[naam bedrijf] is op 28 december 2021 door de rechtbank Midden-Nederland failliet verklaard. De curator is als curator in het faillissement aangesteld.

3..De vordering in de hoofdzaak

3.1.
Eisers vorderen in de hoofdzaak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat ten tijde van de registratie van de vervolgpandakte op 19 juli 2021, tussen [naam bedrijf] en haar klanten een ononderbroken rechtsverhouding bestond, waarbij op [naam bedrijf] de verplichting rustte om non-stop gas en/of elektriciteit aan haar klanten te leveren en op de klanten de doorlopende verplichting rustte om de voorschotfacturen en de eindafrekeningen te betalen die [naam bedrijf] hen daarvoor stuurde en mitsdien de vorderingen van [naam bedrijf] op haar klanten onder het pandrecht van eisers vallen;
II. de curator te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Eisers leggen - samengevat - het volgende aan hun vordering ten grondslag. Ingevolge artikel 3:239 lid 1 BW zijn bij de vervolgpandakte van 19 juli 2021 aan eisers onder andere verpand alle rechten/vorderingen die worden verkregen uit ten tijde van de registratie van de vervolgpandakte bestaande rechtsverhoudingen tussen [naam bedrijf] en derden, zoals deze onder meer blijken uit haar administratie, correspondentie of andere gegevens. Volgens eisers vallen de openstaande vorderingen van [naam bedrijf] op haar klanten onder het pandrecht van eisers, omdat die vorderingen rechtstreeks zijn verkregen uit rechtsverhoudingen die op 19 juli 2021 (en ver daarvoor) bestonden.

4..Het geschil in het incident

4.1.
De curator vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met de hoofdelijke veroordeling van eisers in de kosten van het incident. Daaraan legt de curator ten grondslag dat hij geen kantoor houdt in het arrondissement van de rechtbank Rotterdam en daar ook niet woont, zodat artikel 99 Rv geen bevoegdheid oplevert.
4.2.
Eisers voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de curator in de proceskosten. Eisers beroepen zich op het forumkeuzebeding in artikel 9.2 van de overeenkomst, omdat de overeenkomst ten grondslag ligt aan de vordering in de hoofdzaak.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen (forumkeuzebeding). De volgens een forumkeuzebeding bevoegde rechter is in beginsel bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst door eisers reeds bij de dagvaarding is overgelegd en dat de curator het sluiten van de overeenkomst in zijn incidentele conclusie niet heeft betwist. De curator is dan ook gebonden aan de - door de [naam bedrijf] vóór diens faillissement gesloten - overeenkomst, aangezien hij in de rechten en verplichtingen van de gefailleerde is getreden.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onderhavige geschil ook onder de (brede) reikwijdte van het forumkeuzebeding in de overeenkomst, zoals hiervoor onder 2.1 geciteerd. De vordering in de hoofdzaak heeft immers betrekking op het pandrecht van eisers zoals neergelegd in de vervolgpandakte, welke akte tot stand is gekomen op grond van artikel 3.3 van de overeenkomst. Daarmee heeft het geschil (in)direct verband met de overeenkomst.
5.4.
Gelet op het voorgaande kunnen eisers zich beroepen op het forumkeuzebeding in de overeenkomst. De rechtbank Rotterdam is daarom relatief bevoegd om van de vordering van eisers kennis te nemen en daarop te beslissen. De incidentele vordering moet dan ook worden afgewezen.
5.5.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Het verzoek deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is gegrond op de wet en zal dan ook worden toegewezen.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt de curator in de kosten van het incident, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 563,00;
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 november 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.
3537/1407