In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de doorhaling van een latere vermelding die betrekking heeft op een ambtshalve verbetering van de geboorteakte van een minderjarige. De zaak is gestart op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, die op 17 februari 2022 een verzoekschrift indiende. De man en de vrouw, ouders van de minderjarige, zijn betrokken bij deze procedure. De man heeft de minderjarige erkend als ongeboren vrucht en de geboorteakte is opgemaakt met bepaalde voornamen. Later heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de voornamen ambtshalve verbeterd, wat aanleiding gaf tot het verzoek tot doorhaling van deze latere vermelding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar niet bevoegd was om de wijziging van de voornamen door te voeren zonder een formele procedure te volgen. De rechtbank oordeelt dat de latere vermelding als een ten onrechte opgemaakte vermelding moet worden beschouwd en gelast de doorhaling daarvan. De gelijktijdige aanvulling van het register met de wijziging van de voornamen is afgewezen, omdat de voornamen niet opnieuw gewijzigd dienen te worden. De rechtbank heeft partijen ook geadviseerd om in overleg tot een eensluidend voorstel te komen over de voornaam van de minderjarige, in het belang van het kind.
De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing, waarbij de termijn voor hoger beroep drie maanden bedraagt na de dag van de beschikking.