ECLI:NL:RBROT:2022:7729

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
C/10/642453 / KG ZA 22-671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van beëindiging lidmaatschap van een vereniging en toegang tot tuin

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser] en [eiseres], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], een vereniging die volkstuinen exploiteert. De kern van het geschil betreft de geldigheid van besluiten van het bestuur van [gedaagde] die het lidmaatschap van [eiser] en [eiseres] hebben beëindigd. De voorzieningenrechter heeft op 12 september 2022 geoordeeld dat de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap niet in redelijkheid genomen konden worden en heeft deze besluiten geschorst. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet voldoende zorgvuldigheid in acht had genomen bij de beëindiging van het lidmaatschap, en dat er onvoldoende bewijs was dat de leden zich niet aan de regels hielden. De eisers hebben recht op toegang tot hun tuin, en de rechtbank heeft [gedaagde] gelast om zich te onthouden van maatregelen die het gebruik van de tuin verhinderen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld om binnen veertien dagen de jaarrekening 2022 aan [eiseres] te verstrekken. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642453 / KG ZA 22-671
Vonnis in kort geding van 12 september 2022
in de zaak van

1..[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.W. Prinsen te Ridderkerk,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam.
Eisers worden hierna [eiser] en [eiseres] genoemd. Gedaagde wordt [gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Deze zaak gaat over de geldigheid van besluiten van (het bestuur van) [gedaagde] waarmee het lidmaatschap van de vereniging van [eiser] en [eiseres] is beëindigd. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat deze besluiten moeten worden geschorst en dat [eiser] en [eiseres] toegang tot de tuin moeten krijgen. Aan het slot van dit vonnis gaat de voorzieningenrechter nog in op de verplichtingen van [eiser] en [eiseres] .
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 augustus 2022, met producties 0-33;
  • de brief van mr. Van Dijk van 23 augustus 2022, met producties 1-9;
  • de brief van mr. Prinsen van 25 augustus 2022, met producties 34-38;
  • de brief van mr. Van Dijk van 26 augustus 2022, met productie 10;
  • de mondelinge behandeling op 29 augustus 2022, de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitaantekeningen van mr. Prinsen en mr. Van Dijk en de door mr. Prinsen overgelegde foto’s.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert volkstuinen en is lid van het Algemeen Verbond van Volkstuinders Verenigingen in Nederland (hierna: AVVN).
2.2.
In de statuten van [gedaagde] , waarvan de meest recente versie dateert van 29 november 2018, is, voor zover van belang, het volgende bepaald:

ARTIKEL 9. EINDE LIDMAATSCHAP
1. Het lidmaatschap eindigt:
(…)
c. door opzegging door de vereniging;
d. door ontzetting.
(…)
3. Opzegging van het lidmaatschap namens de vereniging kan door het bestuur worden gedaan: vanaf één augustus van het lopende boekjaar wanneer een lid na daartoe bij herhaling schriftelijk te zijn aangemaand op één juli niet volledig aan zijn geldelijke verplichtingen jegens de vereniging voor het lopende boekjaar heeft voldaan of tegen het einde van het lopende boekjaar wanneer het lid heeft opgehouden te voldoen aan de vereisten die op dat moment door de statuten voor het lidmaatschap worden gesteld.
4. De opzeggingstermijn is ten minste vier weken. (…)
5. De opzegging kan evenwel onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap tot gevolg hebben, wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren. De opzegging geschiedt steeds schriftelijk met opgave van redenen.
6. Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Zij geschiedt door het bestuur, dat het lid zo spoedig mogelijk van het besluit in kennis stelt, met opgave van redenen. Het betrokken lid is bevoegd binnen één maand na de ontvangst van de kennisgeving in beroep te gaan bij de algemene ledenvergadering. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. Een geschorst lid heeft geen stemrecht.
(…)
ARTIKEL 10. BESTUUR
(…)
2. De leden van het bestuur worden door de algemene vergadering uit de leden benoemd. (…)”
2.3.
In het Huishoudelijk reglement is, voor zover van belang, het volgende bepaald:

Artikel 5.
Royement kan geschieden op grond van ernstige overtreding van de Statuten of van het Huishoudelijk Reglement, alsmede op grond van zodanig levensgedrag, handelen of nalaten, dat verder lidmaatschap niet kan worden geduld. In een dergelijke situatie schorst het bestuur het desbetreffende lid bij aangetekende brief. Het geschorste lid mag hierna zijn tuin alleen betreden in tegenwoordigheid van een bestuurslid. Het geschorste lid wordt in de eerstvolgende ledenvergadering voor royement voorgedragen. Het lid, omtrent wiens royement door de ledenvergadering moet worden beslist, heeft desgewenst tot deze vergadering toegang en zal desgewenst worden gehoord. Voor een beslissing tot royement is een meerderheid van 2/3 der uitgebrachte geldige stemmen noodzakelijk.
Wordt niet tot royement besloten, dan komt het bestuursbesluit van schorsing daarmede te vervallen.
(…).”
2.4.
[eiser] en [eiseres] zijn levenspartners.
2.5.
In april 2020 is [eiser] lid geworden van [gedaagde] en heeft hij tuin [tuinnummer A] gekocht en in gebruik genomen.
2.6.
Bij vonnis van 18 november 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:11150) heeft de voorzieningenrechter op vordering van een lid van [gedaagde] (onder anderen) de toenmalige voorzitter [persoon A] verboden zich voor te doen als ware hij nog voorzitter van het bestuur van [gedaagde] totdat er een nieuw bestuur is benoemd en hij daarvan als voorzitter deel uitmaakt. Ook heeft de voorzieningenrechter [gedaagde] bevolen een algemene ledenvergadering bijeen te roepen alsmede het AVVN te verzoeken haar behulpzaam te zijn met het leveren van een neutrale voorzitter.
2.7.
Op 18 december 2021 heeft de in het vonnis van de voorzieningenrechter bedoelde algemene ledenvergadering plaatsgevonden onder leiding van het AVVN. Tijdens deze vergadering is onder anderen mevrouw [persoon B] tot voorzitter benoemd. [eiseres] was voor deze vergadering uitgenodigd en heeft deze bijgewoond. Zij heeft zich kandidaat gesteld voor het bestuurslidmaatschap maar is niet verkozen.
2.8.
Op 26 april 2022 heeft [persoon B] namens (het bestuur van) [gedaagde] aan [eiser] en [eiseres] een brief gestuurd waarin zij hen, voor zover van belang, het volgende meedeelt:
“Als rechthebbende van de aan de vereniging toebehorende gebouwen, terreinen en accommodaties gelegen aan [adres] , [postcode] Rotterdam, deel ik u mede dat, naar aanleiding van ons administratief onderzoek VTV [gedaagde] , u niet bekend bent als lid van onze vereniging. (…)
Hierbij verzoeken wij u binnen 14 dagen vanaf heden alle bewijsstukken van overdracht en aankoop tuin [tuinnummer A] naar ons te zenden of te mailen.
Tot het moment van bewijsoverdracht, is het u niet toegestaan tuin [tuinnummer A] te betreden.”
2.9.
Per brief van 5 mei 2022 heeft [persoon B] namens (het bestuur van) [gedaagde] , voor zover van belang, het volgende aan [eiser] en [eiseres] meegedeeld:
“Naar aanleiding van de manier waarop u het bestuur vandaag benaderde, door het agressief bonken op de ruiten van de kantine op VTV [gedaagde] , deel ik u mede dat wij u onmiddellijk de toegang weigeren tot ons complex. Wij beëindigen hier per direct u nog te bewijzen lidmaatschap. (…)
Zoals al is aangegeven zijn de volgende artikelen van toepassing.
Artikel 9.6 Statuten en artikel 5 van ons Huishoudelijk Reglement.”
2.10.
Per brief van 18 juli 2022 heeft het bestuur van [gedaagde] het volgende, voor zover van belang, aan [eiseres] meegedeeld:
“Betreft: beëindiging lidmaatschap met onmiddellijke ingang
Geachte mevrouw,
U bent nog steeds niet ingegaan op ons veelvuldig verzoek om aan te tonen dat u lid zou zijn van VTV [gedaagde] met adres te Rotterdam [adres] .
De bewering van uw partner als zou hij deze aan u hebben overgedragen volstaat niet.
U hebt meer dan voldoende tijd gehad om aan ons verzoek te voldoen. Uit uw stilzitten besluiten we dan ook dat u geen lid bent van de vereniging.
(…)
Het bestuur van VTV [gedaagde] heeft bij bestuursbesluit van 12 juli 2022 om voor zo ver als nodig zo later toch zou blijken dat u toch lid zou zijn van VTV [gedaagde] , uw lidmaatschap op te zeggen met onmiddellijke ingang gezien er redelijkerwijze niet kan worden verwacht dat u in voorkomend geval nog langer lid zou zijn van VTV [gedaagde] .
In voorkomend geval eindigt uw lidmaatschap per onmiddellijke ingang.
Volgende feiten liggen aan deze beslissing ten grondslag. We maken tevens een voorbehoud deze opsomming nog aan te vullen met eventuele nieuwe feiten die ons op huidig ogenblik nog niet bekend zijn.
Opsomming van alle feiten
1. Nalaten het bewijsstukken van uw lidmaatschap voor te leggen;
2. Loslaten en uitlaten van honden en het niet opruimen van uitwerpselen binnen het complex;
3. Gedragen als bestuurslid en leden aanspreken op gedrag, aanwezig bij vertrouwelijke gesprekken, nemen van beslissingen, betreden van bestuurskamer. Toegang hebben en daadwerkelijk gebruiken van de computers eigendom van VTV [gedaagde] tijdens bestuur onder leiding van [persoon A] als voorzitter;
4. Inzage hebben in vertrouwelijke stukken van tuinleden (AVG) tijdens bestuur onder leiding van [persoon A] als voorzitter;
Aanwezig bij de alleen toegankelijk voor geregistreerde leden informatieve vergadering op 2 september 2021, als beveiliger zich schuldig gemaakt aan het fysiek weigeren van leden;
5. Het intimideren en respectloos taalgebruik tegenover de voorzitter mw. [persoon B] bij het uitvoeren van haar taak als voorzitter VTV [gedaagde] ;
6. Het weigeren van de watercommissie toegang te verlenen tot tuin 56 tot het verrichten van de werkzaamheden t.b.v. de vereniging VTV [gedaagde] ;
7. Lokaalvredebreuk, strafbaar gesteld in artikel 138 wetboek van Strafrecht
8. Op 12 mei 2022 het algemeen gekozen bestuur, met twee daartoe aangestelde beveiligers, de toegang ontzegd tot het betreden van tuin [tuinnummer A] , door het op slot draaien van het tuinhek. Daarbij hebt u wederom respectloos en agressief gedrag laten zien. Redelijke vorm van communicatie was niet mogelijk;
9. Kopieën van eventuele bewijsstukken verzocht in de brief van 25-05-2022 aan mr. J.L. Post, heeft u wederom niet schriftelijk aan ons overhandigd;
10. Schuldig maken aan opruiing met tuinleden, tegen het legitieme bestuur en interim secretaris. Op 14 mei 2022 het bestuur laten bedreigen door dhr. [persoon C] van tuin [tuinnummer B] (lid kascommissie) en partner mevrouw [persoon D] , alsmede familie van dhr. [eiser] . In bijzijn van voorzitter en haar minderjarige dochter, de interim secretaris fysiek aanvallen en bedreigen, vals beschuldigen en het fysiek in de hoek drijven met valse beschuldigingen over het bestuur. Dit alles met als doel zich te bemoeien met en het verdedigen van dhr. [eiser] en u. Het dwingen van het bestuur zaken van andere tuinen inhoudelijk met hen te bespreken in dit geval tuin [tuinnummer A] ;
Zoals in onze brief d.d. 5 mei 2022 al vermeldt, hebt u zich reeds schuldig gemaakt aan het bang maken en filmen van de minderjarige dochter van de voorzitter (AVG);
11. Het blijven weigeren u aan de regels te conformeren;
12.Intimiderend en agressief gedrag tegenover tuinleden gekleed in uniform van beveiliging, terwijl u niet in functie was;
13. Het intimideren, bedreigen en omsingelen van de minderjarige dochter van de voorzitter, samen met dhr. [persoon E] en dhr. [persoon F] , voorafgaand aan het bedreigen en fysiek aanvallen van de voorzitter in haar tuin. Waarvan aangifte;
14. Het houden van een volière;
15. Uw houding geeft blijk van miskenning van het bestuur;
(…)
We sommeren u dan ook:
Met onmiddellijke ingang tuin 56 in goede staat op te leveren aan het bestuur;
Afstand te doen van alle opstallen en beplantingen;
De opstallen naar de toegelaten grootte te reduceren voor de oplevering. De werken dienen naar behoren te worden uitgevoerd;
De volière te verwijderen voor de oplevering;
Zo u niet uiterlijk 8 augustus 2022 aan onze verzoeken hebt voldaan, zullen we de nodige gerechtelijke stappen ondernemen lastens u.
Huidig schrijven geldt tevens als aanzegging tot het nemen van de nodige gerechtelijke stappen teneinde te bekomen:
- oplevering van de tuin
- verkrijgen van toestemming om de opstallen en beplanting te verkopen nadat ze tot de maximale grootte werden herbouwd alsook de volière te verwijderen
- in voorkomend geval op uw kosten de opstallen te reduceren naar de toegestane grootte
- In voorkomen geval toestemming te bekomen de tuin op te ruimen op uw kosten”
2.11.
Per brief van 18 juli 2022 heeft het bestuur van [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld dat zij de informatie dat het gebruik van tuin [tuinnummer A] aan [eiseres] is overgedragen beschouwt als bevestiging dat [eiser] geen lid meer is van [gedaagde] . Verder heeft het bestuur meegedeeld dat voor zover zou blijken dat [eiser] toch nog lid zou zijn van [gedaagde] , het bestuur bij bestuursbesluit van 12 juli 2022 heeft besloten met onmiddellijke ingang zijn lidmaatschap op te zeggen gezien er redelijkerwijze niet kan worden verwacht dat [eiser] in voorkomend geval nog langer lid zou zijn van [gedaagde] . Aan het besluit liggen (nagenoeg) dezelfde verwijten ten grondslag die het bestuur in de brief aan [eiseres] heeft opgesomd.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] en [eiseres] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Te gelasten, dat [gedaagde] , althans het bestuur van [gedaagde] , zich zal onthouden van maatregelen, die het ongestoord en rustig gebruik van tuin [tuinnummer A] verhinderen ten behoeve van [eiser] en [eiseres] , zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding met een maximum van € 5.000,00, althans een zodanig bedrag met een zodanig maximum als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren voor iedere overtreding, dat [gedaagde] , nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
2. Te gelasten, dat [gedaagde] , althans het bestuur van [gedaagde] , de beëindiging van het lidmaatschap van [eiser] intrekt en voor zover dit lidmaatschap op naam van [eiseres] staat, de beëindiging van haar lidmaatschap intrekt, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 5.000,00, althans een zodanig bedrag met een zodanig maximum als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren voor iedere dag, dat [gedaagde] , nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
3. Te gelasten, dat [gedaagde] , althans het bestuur van [gedaagde] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] dan wel [eiseres] de jaarrekening 2022 toezendt, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 5.000,00, althans een zodanig bedrag met een zodanig maximum als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren voor iedere dag, dat [gedaagde] , nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de rechtsgeldigheid van de besluiten van [gedaagde] van 18 juli 2022. Daaraan vooraf gaat de vraag of [eiser] dan wel [eiseres] lid is of was van [gedaagde] . Aanvankelijk stelde [gedaagde] zich op het standpunt dat geen van beiden lid was. Inmiddels staat tussen partijen niet meer ter discussie dat [eiser] in april 2020 lid is geworden. Tussen partijen is wel in geschil of [eiseres] lid is geworden van [gedaagde] .
4.2.
[eiser] en [eiseres] stellen dat [eiseres] eind oktober/begin november 2021 lid van [gedaagde] is geworden in plaats van [eiser] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat zij dit voldoende aannemelijk hebben gemaakt en acht daartoe de volgende omstandigheden van belang.
4.3.
[eiser] en [eiseres] stellen het lidmaatschap van [eiseres] te hebben besproken met voormalig voorzitter [persoon A] . Hij heeft volgens hen ingestemd met de overgang van het lidmaatschap van [eiser] naar [eiseres] , waarna tuin [tuinnummer A] op naam van [eiseres] is gezet. Ter onderbouwing hebben [eiser] en [eiseres] een schriftelijke verklaring van [persoon A] overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat het verzoek om lid te worden in plaats van [eiser] is gedaan omdat een lid geacht wordt bepaalde werkzaamheden ten behoeve van de vereniging te verrichten maar [eiser] daartoe vanwege de ziekte van Bechterew niet in staat is. Ook hebben [eiseres] en [eiser] gesteld dat het vaker is voorgekomen dat het lidmaatschap naar een partner of familielid is overgegaan.
4.4.
Verder hebben [eiser] en [eiseres] als productie 27 een deel van de ledenlijst van [gedaagde] van november 2021 in het geding gebracht waarop [eiseres] als lid voorkomt. Als productie 28 zijn diverse e-mails van het AVVN in het geding gebracht in verband met de op 18 december 2021 gehouden ledenvergadering. Deze mails zijn mede aan [eiseres] gericht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stukken het betoog van [eiser] en [eiseres] ondersteunen. Het ligt immers voor de hand dat de uitnodiging voor de ledenvergadering enkel aan leden van [gedaagde] wordt toegestuurd. Wie er lid is van [gedaagde] zal door [gedaagde] aan het AVVN zijn doorgegeven. Het AVVN beschikt immers niet zelf over deze informatie. Bij de e-mails van het AVVN bevindt zich de kandidaatstelling van [eiseres] voor het bestuur van [gedaagde] . Dit is eveneens een indicatie dat [eiseres] lid is van [gedaagde] , want gelet op artikel 10.2 van de statuten worden de leden van het bestuur door de algemene vergadering uit de leden benoemd. Enkel leden kunnen zich dus kandidaat stellen voor het bestuur. Het feit dat [eiseres] zich kandidaat heeft gesteld en ook aan de verkiezingen heeft meegedaan wijst erop dat haar lidmaatschap destijds voor het toenmalige bestuur (en de onafhankelijke voorzitter van de ledenvergadering) niet ter discussie stond.
4.5.
Tegenover dit betoog heeft [gedaagde] onvoldoende ingebracht. Zij heeft het verweer gevoerd dat er net voor de verkiezingen documenten zijn vervalst zodat onder anderen [eiseres] zich verkiesbaar kon stellen voor een bestuursfunctie. Dat – verstrekkende – verweer is echter niet onderbouwd zodat aan dit verweer van [gedaagde] voorbij wordt gegaan. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat de voormalige voorzitter op grond van het vonnis van 18 november 2021 niet meer bevoegd was om bestuursdaden te verrichten en dat zich in de administratie geen stukken met betrekking tot een lidmaatschap van [eiseres] bevinden. Eerstgenoemde verweer is niet steekhoudend, omdat onduidelijk is wanneer precies de gesprekken met de voormalige voorzitter hebben plaatsgevonden. Bovendien valt zonder nadere toelichting, die [gedaagde] niet heeft gegeven, niet in te zien dat een mogelijke handeling van de toenmalige voorzitter in strijd met het vonnis aan [eiseres] kan worden tegengeworpen. Het ontbreken van stukken in de administratie is geen voldoende argument, nu [gedaagde] zelf heeft aangevoerd dat een deugdelijke overdracht aan het nieuwe bestuur door het oude bestuur niet heeft plaatsgevonden. Niet valt in te zien dat deze omstandigheden voor risico van [eiser] en [eiseres] zouden moeten komen. De overige stellingen van [eiser] en [eiseres] heeft [gedaagde] onweersproken gelaten.
4.6.
Bij deze stand van zaken is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] lid is geworden van [gedaagde] in plaats van [eiser] . Daarom dient beoordeeld te worden of het lidmaatschap van [eiseres] is beëindigd door middel van de brief van 18 juli 2022. Daarbij wordt vooropgesteld dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd (artikel 2:8 BW). De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen in dit geval mee dat van het bestuur een hoge mate van zorgvuldigheid mocht worden verwacht. De beëindiging van het lidmaatschap van de vereniging raakt immers uit de aard van de zaak aan het meest wezenlijke element van dat lidmaatschap.
4.7.
Aan die zorgvuldigheid heeft het in dit geval ontbroken. De voorzieningenrechter noemt de volgende voorbeelden.
4.8.
[eiser] en [eiseres] waren volgens de brief van 26 april 2022 niet bekend als lid bij [gedaagde] . Weliswaar kregen zij gelegenheid hun lidmaatschap te bewijzen, maar in de tussentijd werd hen al direct een betredingsverbod opgelegd. [gedaagde] heeft destijds en ook nu niet duidelijk gemaakt waarom deze – naar zijn aard verstrekkende – maatregel nodig was. Dit klemt te meer, nu [gedaagde] zelf heeft benadrukt dat er geen deugdelijke bestuursoverdracht had plaatsgevonden. Niet is gebleken dat [gedaagde] rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat het ontbreken van stukken in de administratie daardoor is veroorzaakt.
4.9.
Hoewel [eiser] en [eiseres] vervolgens bewijsstukken hebben toegestuurd aan (het bestuur van) [gedaagde] , werd hun bij brief van 5 mei 2022 onder verwijzing naar artikel 9.6 van de statuten en artikel 5 van het huishoudelijk reglement meegedeeld dat hun (nog te bewijzen) lidmaatschap per direct werd beëindigd. Ingevolge artikel 5 van het huishoudelijk reglement wordt een lid echter geschorst en in de eerstvolgende ledenvergadering voorgedragen voor royement. Hoe de verwijzing naar artikel 5 van het huishoudelijk reglement zich verhoudt tot de directe beëindiging van het lidmaatschap van zowel [eiser] als [eiseres] , terwijl bovendien slechts een van beiden lid kan zijn, is onduidelijk. [gedaagde] heeft ook toegegeven dat een en ander “een zekere verwarring” kan hebben veroorzaakt.
4.10.
Verder heeft [gedaagde] aan [eiser] en [eiseres] tal van verwijten gemaakt. Naast dat [eiser] en [eiseres] de juistheid van deze verwijten weerspreken, zijn de meeste weinig concreet en hoe dan ook missen ze iedere onderbouwing. Wezenlijker nog is dat niet gebleken is dat en, zo ja, op welke wijze [gedaagde] onderzoek heeft gedaan naar die verwijten en op enigerlei wijze hoor en wederhoor heeft toegepast. De in het kader van deze procedure overgelegde verklaringen van enkele leden kan dat gebrek niet wegnemen.
4.11.
In het licht van deze omstandigheden kon [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in redelijkheid tot het besluit komen om het lidmaatschap van [eiseres] te beëindigen, noch door onmiddellijke opzegging, noch door ontzetting. [eiseres] heeft er dan ook een spoedeisend belang bij dat de gevolgen van de beëindiging van haar lidmaatschap worden gestaakt. Het voert in dit kort geding te ver om [gedaagde] te gelasten de beëindiging van het lidmaatschap in te trekken omdat in deze kortgedingprocedure slechts een voorlopig oordeel wordt gegeven [gedaagde] zal dan ook worden gelast het besluit tot beëindiging van het lidmaatschap te schorsen.
4.12.
In haar brief van 18 juli 2022 aan [eiser] heeft [gedaagde] op zichzelf terecht voorop gesteld dat hij geen lid meer is. De brief houdt echter ook het besluit in om een eventueel lidmaatschap van [eiser] , voor zover dat later zou blijken toch te bestaan, met onmiddellijke ingang te beëindigen. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, die ook op [eiser] van toepassing zijn, kon [gedaagde] in redelijkheid evenmin tot dat besluit komen. Ook [eiser] heeft er derhalve een spoedeisend belang bij dat de gevolgen van de beëindiging van zijn lidmaatschap worden gestaakt. In het geval van [eiser] zal [gedaagde] daarom ook worden gelast het besluit tot beëindiging van het lidmaatschap te schorsen.
4.13.
De vordering om [gedaagde] te gelasten zich te onthouden van maatregelen die het ongestoord en rustig gebruik van tuin [tuinnummer A] verhinderen wordt ook toegewezen. Aan de sommaties in de brieven van 18 juli 2022 als gevolg waarvan [eiser] en [eiseres] tuin [tuinnummer A] niet ongestoord en rustig kunnen gebruiken liggen immers dezelfde, niet onderbouwde verwijten ten grondslag als aan de beëindiging van het lidmaatschap. [eiser] en [eiseres] hebben voldoende belang bij deze vordering, nu [gedaagde] bij eerdere gelegenheden een “betredingsverbod” heeft uitgevaardigd. Ook in het geval wordt aangenomen, zoals de voorzieningenrechter doet, dat [eiser] geen lid meer is, heeft hij voldoende belang bij de vordering. Tussen partijen staat immers niet ter discussie dat een lid bevoegd is om gasten op zijn of haar tuin te ontvangen.
4.14.
Vanwege het lidmaatschap van [eiseres] dient zij (onder meer) contributie te voldoen. Daarvoor dient [gedaagde] een factuur aan [eiseres] te versturen (partijen noemen deze factuur de “jaarrekening”). Nu [gedaagde] niet heeft weersproken dat aan [eiseres] nog geen jaarrekening 2022 is toegestuurd, wordt de daartoe strekkende vordering toegewezen.
4.15.
De gevorderde dwangsommen worden afgewezen. Gelet op de gespannen verhoudingen tussen sommige leden van [gedaagde] en haar bestuur, zou een eventuele executie van een dwangsom tot nodeloze escalatie leiden.
4.16.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] en [eiseres] worden begroot op:
- betekening oproeping € 131,17
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.233,17
4.17.
[eiser] en [eiseres] krijgen dus grotendeels gelijk. Dit betekent uiteraard niet dat zij hun gang kunnen gaan. Ook voor hen geldt dat zij zich – als lid en als bezoeker – redelijk en billijk moeten gedragen. Daarbij hoort dat zij zich houden aan de regels die op het park van [gedaagde] gelden en dat zij het bestuur niet verhinderen zijn taak uit te voeren. De veroordeling van [gedaagde] is gebaseerd op een oordeel over de in het verleden gemaakte verwijten en de door het bestuur gevolgde procedure. Toekomstige gedragingen van [eiser] en [eiseres] zouden tot een ander oordeel kunnen leiden.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gelast dat [gedaagde] zich zal onthouden van maatregelen, die het ongestoord en rustig gebruik van tuin [tuinnummer A] verhinderen ten behoeve van [eiser] en [eiseres] ,
5.2.
gelast dat [gedaagde] de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap van [eiser] en [eiseres] van 18 juli 2022 schorst,
5.3.
gelast dat [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de jaarrekening 2022 toezendt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] c.s. tot op heden begroot op € 1.233,17,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2022.
3078/1980