ECLI:NL:RBROT:2022:7713

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
10/093592-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor herhaalde belaging van voormalig zakenpartner

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn voormalig zakenpartner. De verdachte, die eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, heeft stelselmatig contact gezocht met het slachtoffer, ondanks een eerder opgelegd contact- en locatieverbod. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor vijf jaar, inclusief een contactverbod met het slachtoffer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 mei 2020 tot en met 25 maart 2022 wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit gebeurde door het versturen van brieven, e-mails en WhatsApp-berichten, en door zich herhaaldelijk bij de woning van het slachtoffer te begeven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de eerder opgelegde verboden en dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat zijn gedrag onacceptabel was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. Daarnaast is een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van vijf jaar, met een contactverbod en een locatieverbod. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om het slachtoffer te beschermen tegen verdere inbreuken op zijn of haar persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/093592-22
Datum uitspraak: 30 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.L.G. Rens, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor de straat waar de aangeefster woonachtig is en de dadelijke uitvoerbaarheid ervan.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen sprake was van belaging, aangezien de verdachte geen opzet had op het maken van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte heeft een subjectief recht uitgeoefend, waarbij het aantal uit te brengen aanmaningen niet gelimiteerd is, want hij had nog geld tegoed van de aangeefster.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van belaging is vereist dat het opzet van de verdachte erop gericht is dat er een inbreuk wordt gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer. Hierbij wordt uitgegaan van kleurloos opzet. De verdachte hoeft dus niet te hebben geweten dat datgene wat hij deed strafbaar was en dat het slachtoffer het feit als onrechtmatig heeft ervaren.
De verdachte heeft verklaard dat hij van mening is dat hij nog een geldbedrag van aangeefster tegoed heeft, wegens een overeenkomst die aangeefster niet goed zou hebben uitgevoerd, maar waarvoor hij wel heeft betaald. Hij heeft bekend dat hij de aangeefster een WhatsAppbericht, een mailbericht en meerdere al dan niet aangetekende brieven heeft verstuurd. De verdachte heeft ook bekend dat hij meerdere malen bij de woning van de aangeefster is geweest om persoonlijk een brief in haar brievenbus te doen. In 2018 is verdachte eerder veroordeeld voor belaging van de aangeefster. De verdachte heeft aangegeven dat het toen ging om hetzelfde zakelijk geschil. De rechter heeft de verdachte toen een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. De verdachte heeft zich aan die verboden gehouden. innen een maand na het aflopen van deze hem opgelegde verboden heeft hij echter thans opnieuw contact gezocht met de aangeefster, met als doel haar geld aan hem te laten betalen.
Gelet op de voornoemde veroordeling voor stalking, die dezelfde aangeefster en het hetzelfde zakelijk geschil betrof en het wederom uitblijven van betaling naar aanleiding van de na ommekomst van het opgelegde contact- en locatieverbod door verdachte richting aangeefster ondernomen acties, moet het hem duidelijk zijn geweest dat aangeefster niet voornemens was om tot betaling over te gaan.
Op 4 juni 2021 heeft de wijkagent een stopgesprek gevoerd met de verdachte. Als het hem al niet duidelijk was op grond van de eerdere veroordeling, moet de verdachte zich er in ieder geval vanaf dat moment terdege van bewust zijn geweest dat de aangeefster wilde dat hij zou stoppen met zijn gedrag, alsmede dat betaling niet te verwachten was. Desondanks is de verdachte aangeefster over een langere periode en stelselmatig blijven benaderen, waarbij de contactmomenten steeds korter op elkaar volgden en de aard van die contacten intensiever werd. Waar aanvankelijk sprake was van een Whatsapp- en mailbericht werd dit gevolgd door het zenden van vele (aangetekende) brieven en uiteindelijk ook het herhaalde malen verschijnen bij de woning van aangeefster en het filmen daarvan. Door aldus te handelen, terwijl de verdachte niet de onder de gegeven omstandigheden geëigende weg - te weten het bewerkstelligen van betaling via de civiele rechter – heeft bewandeld, heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 17 mei 2020 tot en met 25 maart 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door meermaals;
- aan die [naam slachtoffer] brieven, een e-mailbericht en een whatsappbericht te sturen en
- zich bij de woning van die [naam slachtoffer] te begeven met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van een voormalig zakenpartner. Hij heeft stelselmatig en over een lange periode contact gezocht met het slachtoffer. Dat deed hij voornamelijk door haar al dan niet aangetekende brieven te sturen, of deze brieven persoonlijk bij haar woning af te leveren. De verdachte heeft zijn zakelijk geschil met het slachtoffer niet via de juridische weg proberen te beslechten, maar heeft ervoor gekozen inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, onder meer door zich meerdere malen in de directe nabijheid van haar woning te begeven en aldaar ook te filmen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen voorbij is gegaan aan de gevoelens en de belangen van het slachtoffer en slechts zijn eigen belangen voor ogen heeft gehad. De verdachte geeft er geen blijk van zich enige voorstelling te kunnen maken van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte niet laten zien dat hij zich de ernst van deze gedragingen realiseert. Dat acht de rechtbank - in het bijzonder gezien zijn justitiële documentatie, die mede betrekking heeft op hetzelfde slachtoffer - zorgelijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 12 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juli 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij schuldig bevinding is er sprake van een delictpatroon bij de verdachte. De verdachte beschikt over weinig beschermende factoren. Hij heeft schulden, geen inkomen, geen dagbesteding of toekomstperspectief, zijn relatie met zijn vriendin verloopt niet goed en hij heeft weinig tot geen steunend netwerk. De verdachte lijdt emotioneel onder onderhavige strafzaak en hij lijkt deze niet los te kunnen laten. De verdachte lijkt in staat om zijn praktische zaken zelfstandig te regelen en er is geen sprake van aanwijzingen voor een cognitieve beperking of agressiviteit en impulsiviteit. De reclassering ziet bij de verdachte geen motivatie voor een toezicht. Gezien de proceshouding van de verdachte ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of zijn gedrag te veranderen. Ter bescherming van het slachtoffer vindt de reclassering zowel een contact- als een locatieverbod op zijn plaats.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit en gelet op het strafblad van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een groot deel van deze gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd, teneinde de verdachte te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts een taakstraf opleggen.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte verder de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met slachtoffer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en een locatieverbod voor de straat waarin het slachtoffer gedurende deze periode woonachtig is of zal zijn, thans de [adres] te [plaats] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.862,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering de matigen en een bedrag van € 2.500,- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2020 tot de dag der algehele voldoening. De officier van justitie heeft voorts verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en derhalve verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Dat de verdachte het oogmerk had om aan de benadeelde partij nadeel toe te brengen als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat sprake is geweest van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b, van het Burgerlijk Wetboek, in die zin dat geestelijk letsel is ontstaan in de vorm van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging. De rechtbank stelt vast dat de gestelde psychische schade niet is onderbouwd met enig stuk. Dat is slechts dan niet nodig, indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarvan is in deze zaak echter geen sprake. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat sprake is geweest van een dusdanige aantasting in de persoon dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade zonder meer toewijsbaar is. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat die nadere behandeling een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partij zal derhalve in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 91 (eenennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact, op welke wijze dan ook, met het slachtoffer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
2. zich niet op te houden in de straat waar het slachtoffer woonachtig is, thans de [adres] te [plaats] ;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 14 dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en M.V. Scheffers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2020 tot en met 25 maart 2022 te Vlaardingen, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door meermaals, althans eenmaal;
- aan die [naam slachtoffer] brieven, e-mailberichten en/of whatsappberichten te sturen en/of
- zich rondom/bij/voor de woning van die [naam slachtoffer] te begeven met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.