In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard. De zaak betreft de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering van de eiser, die een erfenis heeft ontvangen na het overlijden van zijn moeder op 21 maart 2018. De eiser ontving sinds 14 november 2016 bijstandsuitkering, en zijn vermogen was vastgesteld op € 5.921,02. Na het overlijden van zijn moeder heeft hij in april 2018 aangegeven dat hij een erfenis zou ontvangen, die op 17 mei 2018 is uitbetaald ter hoogte van € 13.168,39.
Het college heeft in oktober 2021 besloten om de bijstandsuitkering van de eiser te herzien en een bedrag van € 13.168,39 terug te vorderen. Dit besluit is door de eiser bestreden, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tijdig heeft gereageerd op verzoeken om informatie en dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld in de besluitvorming. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van de eiser te beslissen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het door de eiser betaalde griffierecht vergoedt en heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.518,-. Het verzoek van de eiser om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.