ECLI:NL:RBROT:2022:7687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
10/128362-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van vuurwapenbezit met gevangenisstraf

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van vuurwapenbezit. De verdachte werd op 23 mei 2022 in Rotterdam aangetroffen in een auto waarin een vuurwapen en munitie waren gevonden. Tijdens de rechtszitting op 31 augustus 2022 werd het bewijs besproken, waaronder foto's van het wapen die op de telefoon van de verdachte waren aangetroffen. De verdachte ontkende wetenschap te hebben van het wapen, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en het bewijs voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had, en dat hij dit deed in vereniging met een ander. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank besloot tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/128362-22
Datum uitspraak: 14 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen in de auto en moet worden vrijgesproken. Zijn DNA is niet op het wapen aangetroffen. Ook uit de telefoongegevens van de verdachte kan niet worden opgemaakt dat hij wetenschap had van het wapen. De verdachte heeft twee telefoons, één voor eigen gebruik en één die hij uitleent aan vrienden. In de telefoon die hij uitleent, is een foto opgeslagen van een vuurwapen dat lijkt op het aangetroffen wapen. Niet blijkt wie die foto heeft gemaakt en niet kan worden vastgesteld dat deze door verdachte is opgeslagen op de telefoon. Ook het op deze telefoon aangetroffen screenshot is niet door de verdachte gemaakt.
4.1.2.
Beoordeling
Op 23 mei 2022 werd er preventief gefouilleerd in de Delfshaven in Rotterdam. Hierbij is om 00.07 uur een auto gecontroleerd met daarin vier mannen. De verdachte zat rechts achterin deze auto. Tijdens de doorzoeking van de auto is een vuurwapen met kogelpatronen gevonden. Dit vuurwapen was opgeborgen in een sok in het opbergvak achter de bestuurdersstoel. Onder de verdachte is een Samsung telefoon in beslag genomen. Op deze telefoon zijn twee foto’s van een vuurwapen aangetroffen. Op één van die foto’s is op 22 mei om 17.57.21 uur via de app Snapchat opgeslagen in de map Snapchat Files. Snapchat kent een geïntegreerde camera optie, waardoor het mogelijk is via Snapchat foto’s te nemen en op te slaan, zonder deze te verzenden. De andere foto is een screenshot van diezelfde foto, gemaakt op 23 mei om 00.03.46, zeer kort voor de aanhouding. Op de foto’s staat een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat op de grond ligt van een personenauto. Qua uiterlijk komt het vuurwapen op de foto’s overeen met het vuurwapen dat in de auto werd aangetroffen. Bovendien is op de foto’s een deel van de autobekleding zichtbaar, die sterke overeenkomsten vertoont met de bekleding van de auto waarin verdachten zaten. Het patroon op het zitvlak, de rode stiksels rondom het zitvlak en de hendel om de stoel naar voren en achteren te bewegen zijn identiek.
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij op 22 mei in de middag en op 23 mei kort na middernacht in de auto heeft gezeten met de medeverdachte [naam medeverdachte] , die de auto bestuurde. Naar eigen zeggen zaten zij de eerste keer – in de middag, in ieder geval na 16.00 uur – met zijn tweeën in de auto. Vervolgens heeft hij rond 00.00 uur wederom in de auto van de medeverdachte [naam medeverdachte] gezeten, ditmaal met een onbekend gebleven bijrijder en zijn neefje.
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen dat de verdachte feitelijke macht daarover kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte het vuurwapen op 23 mei 2022 voorhanden heeft gehad.
In de middag van 22 mei 2022 is er met de telefoon van de verdachte een foto gemaakt van het vuurwapen in de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] . De verdachte zelf heeft in de middag van 22 mei in de auto van [naam medeverdachte] gezeten, waarbij er geen andere personen in de auto zaten. In de avond, op het tijdstip dat de verdachte wederom in de auto van de medeverdachte zit, wordt van deze foto een screenshot gemaakt met de telefoon van de verdachte. Beide foto’s zijn gemaakt met de telefoon die aan de verdachte wordt toegeschreven en in beginsel wordt ervan uitgegaan dat de verdachte deze foto’s heeft gemaakt. Daarbij komt dat de verdachte ter zitting verklaard dat hij de telefoon in zijn bezit had op het tijdstip dat het screenshot werd gemaakt. De verdachte heeft weliswaar ook verklaard dat hij die foto’s niet heeft gemaakt en zijn telefoon wel eens uitleent, maar hij heeft op geen enkele wijze duidelijkheid verschaft over degene(n) aan wie hij de telefoon dan zou hebben uitgeleend en wanneer dat dan geweest is. De rechtbank hecht aan deze verklaring van de verdachte daarom geen geloof. Gelet op de foto’s in de telefoon van de verdachte van het wapen dat identiek is aan het aangetroffen wapen, gelet op de tijdstippen waarop de foto’s zijn gemaakt en gelet op de verklaring van de verdachte over (de tijdstippen van) zijn aanwezigheid in de auto met medeverdachte [naam medeverdachte] is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte was die in de auto van [naam medeverdachte] de foto’s heeft gemaakt van het wapen en derhalve van het wapen wist en hierover, samen met [naam medeverdachte] , beschikkingsmacht had.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 23 mei 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk CZ, model P07, kaliber 9.mm voorhanden heeft gehad;
2
hij, op 23 mei 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet , Categorie III te weten vijf kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 23 mei 2022 een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het vuurwapen is gevonden in de auto waar de verdachte zich in bevond en was voor direct gebruik in de openbare ruimte gereed. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het bezit van een vuurwapen leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt dan ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient, mede vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder tot een gevangenisstraf is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank met ingang van heden de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. N. Gregoor L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool van het merk CZ, model P07, kaliber 9.mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij, op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet , Categorie III te weten
vijf kogelpatronen, kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )