ECLI:NL:RBROT:2022:7686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
10/128350-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van vuurwapenbezit met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van vuurwapenbezit. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was de huurder en bestuurder van een auto waarin op 23 mei 2022 een vuurwapen en munitie werden aangetroffen. Tijdens een preventieve fouillering in Delfshaven, Rotterdam, werd de auto gecontroleerd en het vuurwapen met kogelpatronen ontdekt. De officier van justitie, mr. E.M. Blanken, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, met bewijs dat de verdachte het wapen bewust voorhanden had. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van het wapen en dat het DNA op het wapen mogelijk door secundaire overdracht was verkregen. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had, gezien de omstandigheden van de zaak en het bewijs dat tegen hem was verzameld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van vuurwapens en de impact daarvan op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/128350-22
Datum uitspraak: 14 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. C.C.M. Welten, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1 en 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat hij geen weet heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen in de auto. Er is op het wapen een relatief kleine hoeveelheid DNA van de verdachte aangetroffen, maar ook DNA van drie andere personen. Er is mogelijk sprake van een secundaire overdracht van DNA. De foto’s van een vuurwapen op de telefoon van de verdachte kunnen niet dienen tot bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen in de auto. De foto’s zijn ontvangen in groepsapps.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt het volgende.
Op 23 mei 2022 werd er preventief gefouilleerd in de Delfshaven in Rotterdam. Hierbij is een auto gecontroleerd met daarin vier mannen. De verdachte was de huurder en bestuurder van deze auto. Tijdens de doorzoeking van de auto is een vuurwapen met kogelpatronen gevonden. Op de ruwe delen en de trekker van het vuurwapen is DNA-materiaal aangetroffen. Een hoeveelheid van het aangetroffen DNA komt overeen met het DNA-profiel van de verdachte.
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen dat de verdachte feitelijke macht daarover kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft tegenover deze bewijsmiddelen geen redelijke, geloofwaardige, hem ontlastende verklaring gezet. De stelling van de verdediging dat het DNA op het wapen terecht zou zijn gekomen door secundaire overdracht geldt in ieder geval niet als zodanig, nu deze stelling niet nader is onderbouwd en in aanmerking genomen de plaats waar het wapen is aangetroffen, namelijk in een sok in het opbergvak achter de bestuurdersstoel.
4.1.3.
Beoordeling
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 23 mei 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk CZ, model P07, kaliber 9.mm voorhanden heeft gehad;
2
hij, op 23 mei 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet , Categorie III te weten vijf kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen op 23 mei 2022 een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het vuurwapen is gevonden in de huurauto van de verdachte en was voor direct gebruik in de openbare ruimte gereed. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het bezit van een vuurwapen leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt dan ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient mede vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor soortgelijke strafbare feiten.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank ziet daartoe echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten en omdat de verdachte eerder voor het bezit van een vuurwapens en munitie is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. N. Gregoor en L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitterp en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk CZ, model P07, kaliber 9.mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij, op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet , Categorie III te weten vijf kogelpatronen, kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )