ECLI:NL:RBROT:2022:7658

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
10-322120-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel door verkoop van valse Corona vaccinatiebewijzen

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, die betrokken was bij de verkoop van valse Corona vaccinatiebewijzen, werd geconfronteerd met een vordering van de officier van justitie tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen, € 26.727,36 bedraagt, en heeft de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de staat. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging voerde aan dat het bedrag lager zou moeten zijn, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat het voordeel, ondanks de argumenten van de verdediging, op het vastgestelde bedrag moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en de aard van de strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift en computervredebreuk. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-322120-21
Datum uitspraak: 14 september 2022
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] [postcode veroordeelde] [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. T. Felix, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 14 september 2022 is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. N. Linnenbank, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van
€ 34.444,00)
.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

4..Verweer met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op een lager bedrag dan door de officier van justitie is gevorderd.
Het aantal “indirecte contacten” dient verminderd te worden met tien personen en daarmee beperkt te worden tot 108 personen. Uitgaande van de gemiddelde prijs per vaccinatiebewijs van € 474,36 (zoals in de ontnemingsrapportage berekend voor de “indirecte contacten”) komt dit neer op een aftrekpost van € 4.743,60.
Voorts is door de officier van justitie geen rekening gehouden met het feit dat niet voor alle vaccinatiebewijzen is betaald. Een gemiddeld percentage van 3% voor dubieuze debiteuren is in het normale handelsverkeer redelijk. In dit geval, waarin betaling niet afgedwongen kan worden, is een percentage van 10% redelijk. Dit komt neer op een aftrekpost van € 5.123,04.
Schematisch ziet de correctie van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel er als volgt uit.
Bijlage 1 rapport WVV
€ 4.907,00
Bijlage 2 rapport WVV
oorspronkelijke berekening:
€ 55.974,00
- correctie t.a.v. 10 personen
10 x € 474,36:
€ 4.743,60 -
€ 51,230,40
- correctie dubieuze debiteuren
10% van € 51.230,40:
€ 5.123,04 -
totaal bijlage 2:
€ 46.107,36
50% aandeel:
€ 23.053,68 +
€ 27.960,68
- correctie officier van justitie ter terechtzitting
€ 650,00 -
Totaal WVV:
€ 27.310,68

5..Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Blijkens het vonnis van de rechtbank van 14 september 2022 is de veroordeelde veroordeeld
ter zake van:
-
feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
-
feit 2: computervredebreuk, meermalen gepleegd.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de
veroordeelde zijn begaan.

6..Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 13 juli 2022 heeft [naam persoon 1] , [naam functie] , afdeling financiële en Economische delicten, een rapport opgemaakt betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage.
De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen schat de rechtbank op
€ 26.727,36.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.
De officier van justitie en de verdediging verschillen niet in inzicht met betrekking tot het feit dat de veroordeelde door middel van de verkoop van valse Corona-vaccinatiebewijzen geld heeft ontvangen. De rechtbank gaat mee in het standpunt van de verdediging dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden gematigd. De rechtbank komt echter uit op een lager bedrag dan de verdediging.
Dat rekening moet worden gehouden met een dubieuze debiteurenpost van 10% zoals door de verdediging is aangevoerd, acht de rechtbank aannemelijk.
In Bijlage 1 van de ontnemingsrapportage (ten aanzien van de “directe contacten”) staat achter nummer 1 de naam [naam persoon 2] vermeld. Deze persoon zou € 375,00 aan de veroordeelde hebben overgemaakt. Dit kan echter niet op basis van het dossier worden vastgesteld. Derhalve dient het aantal “directe contacten” met één persoon verminderd te worden. Uitgaande van een gemiddelde prijs per vaccinatiebewijs van € 288,64 (zoals in de ontnemingsrapportage berekend voor de “directe contacten”), komt dit neer op een aftrekpost van € 288,64. De verdediging is er ten onrechte van uitgegaan dat [naam persoon 2] in Bijlage 2 van de ontnemingsrapportage (ten aanzien van de “indirecte contacten”) stond vermeld (met een gemiddelde prijs per vaccinatie van € 474,36 en een 50/50 verdeling met de medeverdachte). Voorts is de rechtbank bij de “directe contacten” uitgegaan van een dubieuze debiteurenpost en niet alleen bij de “indirecte contacten”. Dit verschil verklaart waarom de rechtbank op een ander bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomt dan de verdediging.
In Bijlage 2 van de ontnemingsrapportage staat achter nummer 72 in plaats van een naam van een persoon, “niet voor [naam veroordeelde] ” vermeld. Logischerwijze dient dit niet mee te tellen voor het aantal personen dat Corona vaccinatiebewijzen heeft afgenomen.
Voorts worden in Bijlage 1 en Bijlage 2 personen vermeld ten aanzien van wie de veroordeelde niet is veroordeeld. Derhalve kunnen zij evenmin worden meegerekend voor het aantal personen dat Corona vaccinatiebewijzen heeft afgenomen. Het gaat om de personen
[naam persoon 3] (Bijlage 1) en [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] ,
[naam persoon 8] , [naam persoon 9] en [naam persoon 10] (allen Bijlage 2). Hier geldt wederom dat de verdediging er ten onrechte van is uitgegaan dat [naam persoon 3] in Bijlage 2 stond vermeld.
Hieronder is voornoemde berekening van de rechtbank schematisch weergegeven.
Bijlage 1 rapport WVV
directe contacten
oorspronkelijke berekening:
€ 4.907,00
- correctie t.a.v. 2 personen
2 x € 288,64:
€ 577,28 -
€ 4.329,72
- correctie dubieuze debiteuren
10% van € 4.329,72:
€ 432,97 -
€ 3.896,75
€ 3.896,75
Bijlage 2 rapport WVV
indirecte contacten
oorspronkelijke berekening:
€ 55.974,00
- correctie t.a.v. 8 personen
8 x € 474,36:
€ 3.794,88 -
€ 52.179,12
- correctie dubieuze debiteuren
10% van € 52.179,12:
€ 5.217,91 -
totaal bijlage 2:
€ 46.961,21
50% aandeel:
€ 23.480,61
€ 23.480,61 +
€ 27.377,36
- correctie officier van justitie ter terechtzitting
€ 650,00 -
Totaal WVV:
€ 26.727,36

7..Vaststelling van het te betalen bedrag

Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

8..Toepasselijk wettelijk voorschrift

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

9..Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 26.727,36 (zegge: zesentwintig duizend zevenhonderdzevenentwintig euro en zesendertig cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van € 26.727,36 (zegge: zesentwintig duizend zevenhonderdzevenentwintig euro en zesendertig cent).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.