Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, die betrokken was bij de verkoop van valse Corona vaccinatiebewijzen, werd geconfronteerd met een vordering van de officier van justitie tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen, € 26.727,36 bedraagt, en heeft de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de staat. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging voerde aan dat het bedrag lager zou moeten zijn, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat het voordeel, ondanks de argumenten van de verdediging, op het vastgestelde bedrag moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en de aard van de strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift en computervredebreuk. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.