ECLI:NL:RBROT:2022:7657

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
10-322120-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van valsheid in geschrift en computervredebreuk door verkoop van valse Corona vaccinatiebewijzen

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen medeplegen van valsheid in geschrift en computervredebreuk. De verdachte heeft samen met anderen valse Corona vaccinatiebewijzen verkocht en zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk om dit te kunnen doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 mei 2021 tot en met 26 november 2021 in verschillende steden, waaronder Schiedam en Rotterdam, valse registraties heeft gemaakt in het CoronIT-systeem van de GGD. Hierdoor konden valse vaccinatiebewijzen en QR-codes worden aangemaakt, die als echt en onvervalst door anderen konden worden gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn functie als administratief medewerker bij de GGD en het vertrouwen van zijn werkgever en de samenleving ernstig beschaamd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en zijn positieve proceshouding.

De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf, gezien de stappen die de verdachte al had gezet onder begeleiding van de reclassering. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-322120-21
Datum uitspraak: 14 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Felix, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering.

4..Geldigheid dagvaarding t.a.v. feit 3 (witwassen)

De rechtbank heeft reeds op de terechtzitting van 31 augustus 2022 ambtshalve de dagvaarding met betrekking tot feit 3 nietig verklaard.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feit 2 (computervredebreuk)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewijswaardering t.a.v. feit 1 (valsheid in geschrift)
5.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van de ten laste gelegde documenten. Dit betreffen immers documenten die door de betrokkenen
naderhandworden aangemaakt via Digi-D. Met het aanmaken van deze documenten heeft de verdachte niets te maken gehad. Evenmin is er sprake van medeplegen, nu er geen enkele samenwerking was tussen de betrokkenen en de verdachte. Bovendien is niet duidelijk of de ten laste gelegde documenten überhaupt ooit zijn aangemaakt door de betrokkenen.
Voorts dient de groep personen van wie de verdachte vaccinaties heeft ingevoerd te worden beperkt.
5.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het samen met anderen valselijk opmaken van Corona vaccinatiebewijzen en QR-codes.
5.2.3.
Beoordeling en conclusie
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het CoronIT-systeem van de GGD gegevens van de betrokken personen heeft ingevoerd, zoals hun BSN-nummer, waarna zij in het systeem als gevaccineerd werden geregistreerd. Deze digitale registratie geldt als bewijs van vaccinatie. Bovendien wordt er in de loop van dat proces een vaccinatiebewijs uitgeprint. Dit vaccinatiebewijs betreft dus - in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft bepleit - géén document dat de betrokkenen naderhand zelf moeten aanmaken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte Corona -accinatiebewijzen valselijk heeft opgemaakt.
Daarentegen acht de rechtbank - in tegenstelling tot de officier van justitie - niet bewezen dat de verdachte al dan niet samen met een ander, valselijk QR-codes heeft opgemaakt. Dit betreffen immers wel documenten die de betrokkenen - nadat zij als gevaccineerd zijn geregistreerd - zelf kunnen aanmaken via hun Digi-D. Dat de verdachte dit voor of met hen deed, is niet gebleken. De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
Overeenkomstig de raadsman heeft bepleit, zal de rechtbank de pleegperiode beperken tot de dagen van de eerste en de laatste onjuiste registraties.
De raadsman heeft verweer gevoerd ten aanzien van een heel aantal andere personen dan op de tenlastelegging vermeld. Omdat die personen niet op de tenlastelegging staan vermeld, zal de rechtbank daar niet verder op ingaan.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1..

2..hij, in de periode van 27 mei 2021 tot en met 26 november 2021 te Schiedam, Maassluis, Rotterdam en Vlaardingen, meermalen,opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten eencomputersysteem van de GGD (het programma CoronIT), is binnengedrongen door (telkens)- met behulp van een valse sleutel en- door het aannemen van een valse hoedanigheidte weten door het inloggen met een hem ter beschikking gestelde gebruikersnaam en wachtwoord met een ander doel dan waarvoor hem dat account en wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen valse Corona vaccinatiebewijzen verkocht en zich tevens schuldig gemaakt aan computervredebreuk om dit te kunnen doen. Hij heeft hier veel geld mee verdiend. De verdachte heeft valselijk geregistreerd dat een persoon is gevaccineerd in het daartoe bestemd geautomatiseerd systeem van de GGD. Hij heeft hiertoe informatie over de te “vaccineren” personen ontvangen van zijn mededaders.
De verdachte heeft door zo te handelen misbruik gemaakt van zijn functie als administratief medewerker bij de GGD en het vertrouwen van zijn werkgever ernstig beschaamd. Voorts heeft de verdachte hiermee het vertrouwen van de burger ernstig beschaamd. De samenleving moet immers kunnen vertrouwen op de echtheid van dergelijke registraties en op de echtheid van de documenten die mensen die als gevaccineerd geregistreerd zijn vervolgens kunnen gebruiken. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hierbij enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 mei 2022.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft in het kader van de voorlopige hechtenis een rapport d.d. 21 april 2022 over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Volgens de reclassering behoeven de leefgebieden sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding extra aandacht. De reclassering acht een Cognitieve Vaardigheidstraining wenselijk. De training in combinatie met de consequenties die de onderhavige zaak met zich meebrengt - zoals de detentie en de situatie met zijn familie - lijken voor de verdachte voldoende motivatie te zijn om in de toekomst niet opnieuw met justitie in aanraking te komen. De reclassering adviseert de schorsing van de voorlopige hechtenis met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden, een contactverbod met de medeverdachte en een inspanningsverplichting voor het krijgen en behouden van dagbesteding.
Voorts heeft de reclassering ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak een voortgangsverslag d.d. 10 augustus 2022 opgemaakt. Hieruit blijkt onder andere dat de verdachte zich goed houdt aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden en dat hij de Cognitieve Vaardigheidstraining nagenoeg heeft afgerond.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad, zijn positieve proceshouding, de openheid en het zelfinzicht die hij ter terechtzitting heeft getoond. De rechtbank komt bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf op een lagere straf uit dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur de reeds ondergane tijd in voorlopige hechtenis niet overschrijdt, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien de stappen die verdachte al heeft gezet onder de begeleiding die hem in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is gegeven en het positieve resultaat daarvan, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijk deel van de straf.
Voorts zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de maximale duur. De rechtbank beoogt hiermee een generale preventieve werking te bewerkstelligen met tegelijkertijd de mogelijkheid voor de verdachte om verder te bouwen aan zijn toekomst.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis met daarbij eventueel een straf in voorwaardelijke vorm. Dit doet echter geen recht aan de ernst van de feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 138ab en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.hij in of omstreeks de periode van 6 april 2021 tot en met 11 december 2021 te Schiedam, Maassluis, Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland,meermalen, althans eenmaal,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meer geschriften die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten- (een) bewijs van vaccinatie (tegen Covid-19) en/of- (een) nationale Coronatoegangsbewijzen en/of- (een) internationale digitale Coronacertificaten en/of- (een) zogenaamde QR-codes welke tot bewijs dien(d)en van vaccinatie (tegen Covid-19) en/of van een negatieve testuitslag (van Covid-19) en/of een genezenverklaring (van Covid-19)valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken,door (telkens) valselijk te (laten) registreren/vermelden, in een daartoe bestemd geautomatiseerd werk (het CoronIT- systeem van de GGD) dat een of meerdere personen (waaronder [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] en/of

[naam persoon 6] ) een of meerdere malen is/zijn gevaccineerd (tegen Covid-19) en/of negatief getest (op Covid-19) en/of genezen was/waren verklaard (van Covid-19) waardoor voornoemde vaccinatiebewijzen, toegangsbewijzen en/of certificaten, althans (voornoemde) QR-codes konden worden aangemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

2.hij, in of omstreeks de periode van 6 april 2021 tot en met 11 december 2021 te Schiedam, Maassluis, Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland,meermalen, althans eenmaal,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten (een) computersyste(e)m(en) en/of servers van de GGD (het programma CoronIT), althans een (digitaal) systeem waarin gegevens betreffende Covid-19 vaccinaties en/of testuitslagen en/of genezenverklaringen van personen worden geregistreerd en/of verwerkt en/of zogenaamde vaccinatiebewijzen en/of nationale coronatoegangsbewijzen en/of internationale digitale coronacertificaten, althans zogenaamde QR-codes kunnen worden gegenereerd,is/zijn binnengedrongen door (telkens)- het doorbreken van een beveiliging en/of- door een technische ingreep en/of- met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of- door het aannemen van een valse hoedanigheidte weten door het inloggen met hem/hen ter beschikking gestelde gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) met een ander doel dan waarvoor hem/hen dat account en/of wachtwoord(en) ter beschikking stond(en) en waarvoor hem/hen die toegang was toegestaan;

3.hij, in of omstreeks de periode van 6 april 2021 tot en met 11 december 2021 te Schiedam, Maassluis, Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland,meermalen, althans eenmaal,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,geldbedragen, althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen, althans voorwerpen, onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.