In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die wordt beschuldigd van illegale overbrenging van afvalstoffen, specifiek afgewerkte bleekaarde, van Nederland naar Denemarken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon, gedurende de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 april 2015, opzettelijk handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een geldboete van € 25.000,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte rechtspersoon verantwoordelijk was voor de transporten en dat de vereiste documenten niet correct waren ingevuld, wat leidde tot illegale overbrenging.
De verdediging voerde aan dat de EVOA zich niet tot de verdachte richtte en dat er geen opzet was. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de onjuiste invulling van de documenten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van overtreding van de EVOA en heeft een geldboete van € 20.000,- opgelegd, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.