ECLI:NL:RBROT:2022:7650

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
10/117685-22 en 10/227851-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vernieling en belaging met toepassing van artikel 9a Sr

Op 7 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling, vernieling en belaging. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 11 mei 2022, waarbij de verdachte zijn broer heeft mishandeld door schoonmaakmiddel in zijn ogen te spuiten en met een stofzuigerstang te slaan. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een vaas vernield die toebehoorden aan zijn broer. Tevens heeft hij in de periode van 9 april 2022 tot en met 11 mei 2022 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner door haar te belagen via sociale media en telefoontjes. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 104 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank besloot ook om geen straf of maatregel op te leggen voor het bij zich dragen van een mes, maar paste artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder het vermijden van contact met de slachtoffers en het meewerken aan reclasseringstoezicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/117685-22 en 10/227851-18 (TUL)
Datum uitspraak: 7 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.W. Ausma, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1, 2, 3 en 4;
met betrekking tot het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3:
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, te weten meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, contactverbod met aangever [naam slachtoffer 1] en een locatieverbod rondom de nabijheid van het woonadres van aangever [naam slachtoffer 1] en meewerken aan middelencontrole;
met betrekking tot het ten laste gelegde onder 4:
toepassing van artikel 9a van het Wetboek van strafrecht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/227851-18 af te wijzen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 2 en 3 - bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte ter terechtzitting bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Wel zal daarbij bij feit 3 (belaging) worden uitgegaan van een latere begindatum, zoals ook door de verdediging betoogd, vanaf 9 april 2022. Voor die datum ontbreekt de voor belaging vereiste wederrechtelijkheid van de inbreuk.
4.2.
Feit 1 - bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De ten laste gelegde mishandeling kan niet wettig en overtuigend worden bewezen omdat bij de verdachte geen sprake is geweest van opzet op het toebrengen van pijn of letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van mishandeling.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank leidt uit de verklaringen van de verdachte bij de politie en ter zitting af dat de verdachte een fles gevuld met schoonmaakmiddel, mr. Proper, door het gat in de deur heeft gespoten om zijn broer te laten schrikken en dat hij met een stang tegen de deur heeft geslagen terwijl daar een gat in zat en zijn broer achter de deur stond. De stang is door het gat gekomen. De rechtbank stelt verder op basis van de zich in het dossier bevindende fotobijlage vast dat het gat in de deur op ooghoogte zat. De broer verklaart dat de verdachte iets door het gat in zijn ogen spoot dat ontzettend prikte en waarvan hij pijn ondervond. De broer verklaart ook dat de verdachte hem met de stang heeft geraakt op zijn arm en dat hij daardoor pijn heeft ondervonden. Deze handelingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van pijn of letsel aan zijn broer dat de verdachte door aldus te handelen de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 11 mei 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1]
- met schoonmaakmiddel, in het oog te spuiten en
- met een stofzuigerstang, in elk geval een voorwerp, op/tegen de het lichaam te slaan;
2.
hij
op 11 mei 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur en vaas en/ kast, die aan [naam slachtoffer 1] , toebehoorden heeft vernield;
3.
hij
in de periode van 9 april 2022 tot en met 11 mei 2022 te Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 2] ,
door
- meermalen, versturen van berichten via sociale media en Whatsapp en sms en e-mail en spraakberichten naar die [naam slachtoffer 2] en
- meermalen bellen en vervolgens voicemail berichten achterlaten naar/aan die
[naam slachtoffer 2] en
- meermalen personen in de directe omgeving van die [naam slachtoffer 2] benaderen
met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
4.
hij
op 11 mei 2022 te Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keuken- en/of vleesmes, waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling;
2.
vernieling;
3.
belaging;
4.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 11 mei 2022 schuldig gemaakt aan vernieling van de voordeur van de woning van zijn broer en van een vaas en kast die bij zijn broer op de galerij stonden. Vervolgens heeft de verdachte zijn broer mishandeld. De verdachte heeft met een stang geslagen op de voordeur waar een gat in zat, waarbij hij de arm van de broer heeft geraakt. Ook heeft hij een schoonmaakmiddel door dat gat gespoten dat in de ogen van die broer terecht is gekomen. De verdachte heeft met zijn handelen zijn broer overlast, financiële schade en fysieke pijn toegebracht.
De verdachte heeft zich ook nog gedurende een periode van circa een maand, namelijk vanaf 9 april 2022 tot en met 11 mei 2022, schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner [naam slachtoffer 2] door met verschillende telefoonnummers niet alleen naar haar maar ook haar familie te bellen en (vervolgens) spraakberichten achter te laten, sommige bedreigend van aard, en haar via Whatsapp (spraak)berichten te sturen. Ook heeft hij e-mails gezonden aan haar en in cc naar andere personen en instanties uit de (werk)omgeving van aangeefster. De verdachte heeft met dit handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer 2] . De verdachte heeft daarmee doelbewust gevoelens van onveiligheid bij haar veroorzaakt. De verdachte heeft geen oog gehad voor de gevoelens en belangen van het slachtoffer en alleen zijn eigen gevoelens van gemis en frustratie voor ogen gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
GGZ Antes Advies heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 augustus 2022. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De verdachte is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld en er is een patroon van stalking in de afgelopen vier jaar. Ten tijde van het opstellen van het rapport, ontkende de verdachte de ten laste gelegde feiten, zodat de reclassering geen inschatting heeft kunnen maken van de factoren die hebben bijgedragen aan de feiten. Als risicofactoren worden genoemd middelengebruik van de verdachte, zijn houding en relatie tot zijn partner en familie. Ook is sprake van narcistische persoonlijkheidskenmerken. Het risico dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt, wordt als gemiddeld tot hoog ingeschat. Bij een terugval in middelengebruik, neemt dit risico sterk toe. De verdachte staat niet open voor een (langdurige) klinische opname die eigenlijk wel noodzakelijk is om het patroon met betrekking tot het middelengebruik en houding te doorbreken.
De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij Antes Reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt waarbij de focus ligt bij bewijswording van de levensstijl en middelenproblematiek van de verdachte volgens de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
  • ambulante behandeling door Fivoor of soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De behandeling start aansluitend na de detoxopname. De verdachte laat zich bij terugval in middelengebruik dan wel verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld opnemen in een zorginstelling voor zeven weken, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen van de zorgverlener voor de behandeling;
  • de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de aangevers in deze zaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de verdachte bevindt zich niet binnen een straal van 200 meter rondom de woning van de aangevers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
De reclassering adviseert voorts opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afwijken van de eis van de officier van justitie en een kortere en deels voorwaardelijke straf opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte inmiddels - zij het met een zorgmachtiging - in een instelling verblijft, thans clean is en open staat voor behandeling. Ook is ter zitting gebleken dat de verdachte inmiddels weer contact heeft met de aangeefster. Binnen het kader van een voorwaardelijke veroordeling kan de reclassering vorm geven aan toezicht en begeleiding van de verdachte, indien onverhoopt opnieuw problemen in het contact ontstaan of indien hij terugvalt in drugsgebruik waardoor het risico op nieuwe strafbare feiten toeneemt. De rechtbank zal daarom ook de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geformuleerd door de reclassering, met uitzondering van het locatie- en contactverbod met de aangeefster. Teneinde de ernst van de feiten te benadrukken zal daarnaast een taakstraf worden opgelegd van na te noemen duur. Oplegging van een straf of maatregel met betrekking tot het bij zich dragen van een mes, dient gelet op het voorgaande geen redelijk doel meer. De rechtbank zal voor dit feit, zoals de officier van justitie reeds heeft gevorderd, toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en afzien van een straf of maatregel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
7.5.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 september 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, belaging en belediging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 21 september 2019.
7.6.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis gepleegd. Bij vonnis van 5 oktober 2021 is de proeftijd met 2 jaren verlengd. Dit vonnis is evenwel gelet op het ingestelde hoger beroep nog niet onherroepelijk. Gelet hierop staat in dit stadium niet vast dat de verdachte de feiten voor het einde van de proeftijd heeft gepleegd en dat hij zodoende de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet heeft nageleefd. De officier van justitie heeft ter zitting om die reden gerekwireerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. De rechtbank zal de officier van justitie hierin volgen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285b, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van honderd en vier (104) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de heer [naam slachtoffer 1] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
2.
de veroordeelde zal zich niet bevinden binnen een straal van 200 meter rondom de woning van de heer [naam slachtoffer 1] gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt;
3.
de veroordeelde meldt zich op uitnodiging bij Antes reclassering en blijft zich melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Er wordt gewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek volgens de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
4.
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5.
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of soortgelijke zorgverlener aansluitend aan de detoxopname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde laat zich bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van zijn psychiatrisch ziektebeeld, opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt de zorginstelling waar de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de (ambulante) behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
zestig (60) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van dertig
(30) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 september 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en A. Anakhrouch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 7 september 2022.

11..Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1]
- met schoonmaakmiddel, in elk geval een (bijtende) vloeistof in het oog/ de ogen te spuiten en/of
- met een stofzuigerstang, in elk geval een voorwerp, op/tegen de hand, in elk geval het lichaam te slaan;
2.
hij
op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of vaas en/of kast, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 20 maart 2022 tot en met 11 mei 2022 te
Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 2] ,
door
- meermalen, versturen van berichten via sociale media en/of Whatsapp en/of sms en/of e-mail en/of spraakberichten naar die [naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen bellen en/of (vervolgens) voicemail berichten achterlaten naar/aan die
[naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen personen in de directe omgeving van die [naam slachtoffer 2] benaderen
met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
4.
hij
op of omstreeks 11 mei 2022 te Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keuken- en/of vleesmes, in elk geval een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.