ECLI:NL:RBROT:2022:7640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
10.124884.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en verdovende middelen met betrekking tot de Opiumwet

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en verdovende middelen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in het detentiecentrum Rotterdam. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de officier van justitie mr. E.M. Blanken een gevangenisstraf van 20 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2022 in Schiedam een vuurwapen van categorie III en onderdelen van vuurwapens van categorie II voorhanden heeft gehad, evenals munitie. Daarnaast zijn er voorbereidingshandelingen voor de handel in verdovende middelen bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangetroffen bewijsmiddelen, waaronder drugs en voorwerpen die gebruikt kunnen worden voor de handel in harddrugs.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de aanbevelingen van de reclassering. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat streng moet worden opgetreden tegen het onbevoegd en ongecontroleerd voorhanden hebben van vuurwapens en de handel in harddrugs, gezien de maatschappelijke impact van deze misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.124884.22
Datum uitspraak: 8 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
detentiecentrum Rotterdam (Huis van Bewaring) te Rotterdam,
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1, 3 en 4
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van
  • een vuurwapen van de categorie III van de Wet wapens en munitie (feit 1);
  • munitie en onderdelen van munitie van de categorie III van de Wet wapens en munitie feit 3). Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 4
Anders dan de officier van justitie ten laste heeft gelegd, blijkt uit de bewijsmiddelen in het dossier dat het gaat om onderdelen van vuurwapens als bedoeld in artikel 2, eerste lid categorie II Wwm. Aangezien de verdediging zich heeft gerefereerd, zal het feit bewezen worden verklaard, zoals uit die bewijsmiddelen volgt. De verdediging is daarmee niet in zijn belang geschaad.
Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 2, 5 en 6
Feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen van de categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie (feit 2 primair) is wettig en overtuigend bewezen. De in de woning van de verdachte aangetroffen onderdelen konden worden gemonteerd tot een goedwerkend vuurwapen, geschikt om automatisch te vuren.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij doorzoeking van de woning van de verdachte zijn onderdelen aangetroffen van een pistoolmitrailleur Stengun MKII. Bij het forensische onderzoek dat is uitgevoerd, is geconstateerd dat aan de pistoolmitrailleur enkele onderdelen ontbraken. Het maken van proefschoten om de werking van het vuurwapen te kunnen beproeven, was eerst mogelijk nadat een sluitveer met behuizing en een sluitveer borgring van een referentiewapen gemonteerd waren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de onderdelen die bij de zoeking zijn aangetroffen tot een goed werkend vuurwapen konden worden gemonteerd. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Feit 5
4.2.3.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de handel in verdovende middelen kan wettig en overtuigend worden bewezen. In de woning van de verdachte zijn allerlei voorwerpen aangetroffen, zoals grote hoeveelheden verdovende middelen, weegschalen, gripzakjes, onderdelen van een telmachine en versnijdingsmiddelen die bestemd zijn voor onder meer de bereiding, verwerking, en verkoop van drugs. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van die voorwerpen en had er ook de beschikkingsmacht over. De verklaring van de verdachte dat hij onder druk is gezet om voorwerpen in zijn woning te bewaren voor een ander is niet verifieerbaar aangezien de verdachte slechts een naam – [persoon A] – van die persoon heeft genoemd en een globaal signalement heeft gegeven, aan de hand waarvan niet achterhaald welke [persoon A] de verdachte bedoelde.
4.2.4.
Standpunt verdediging
Niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot de handel in harddrugs. Bij de verdachte bestond niet het opzet daartoe, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte heeft verklaard dat hij de in zijn woning aangetroffen voorwerpen slechts in bewaring had voor een andere persoon genaamd [persoon A] . Verdachtes rol kan daarom niet worden gekwalificeerd als voorbereiding van de handel in harddrugs. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.2.5.
Beoordeling en conclusie
Aanleiding voor het politieonderzoek was een melding van medewerkers van Woonplus die in de woning van de verdachte te Schiedam op huisbezoek waren en een grote hoeveelheid drugs hadden aangetroffen. De verbalisanten die ter plekke kwamen, hebben bij de verdachte om uitlevering daarvan gevorderd, waarna de verdachte naar een koelkast wees. In de koelkast zijn verscheidene zakken witte en bruine brokken aangetroffen. In het keukenblok zijn diverse voorwerpen zoals gripzakjes, weegschalen en een geldtelmachine aangetroffen. De verdachte heeft hierover verklaard dat deze voorwerpen toebehoorden aan een zekere [persoon A] , die hem onder druk had gezet om die goederen te bewaren. Verdachtes verslaafde broer had namelijk schulden aan die [persoon A] .
Daaruit volgt in elk geval dat verdachte wist dat de aangetroffen voorwerpen in zijn woning aanwezig waren. De witte en bruine brokken zijn gewogen en het totale gewicht duidt op een handelshoeveelheid. Monsters van de brokken zijn onderzocht door het NFI, dat gerapporteerd heeft dat die brokken amfetamine en cocaïne bevatten.
Hoewel de rechtbank nog wel wil aannemen dat de verdachte de voorwerpen, waaronder de verdovende middelen, slechts in bewaring had genomen voor [persoon A] , neemt dat niet weg dat de verdachte wist dat die [persoon A] zich met drugshandel bezig hield. En dat maakt dat de verdachte – gezien de aard van de aangetroffen voorwerpen en de hoeveelheden drugs – moet hebben geweten dat die bestemd waren voor de handel in harddrugs.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de voorbereidingshandelingen heeft gepleegd op de wijze zoals hierna bewezen verklaard is.
Feit 6
4.2.6.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne, heroïne en amfetamine.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het voorhanden hebben van heroïne.
4.2.7.
Beoordeling
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van cocaïne en amfetamine. Deze onderdelen van het onder 6 ten laste gelegde zullen zonder nadere motivering bewezen verklaard. Niet bewezen wordt geacht dat de verdachte daarnaast zoals ten laste is gelegd een hoeveelheid heroïne voorhanden heeft gehad. Naast de indicatieve testen dat de verdovende middelen vermoedelijk heroïne bevatten, ontbreekt in het dossier een rapport van het NFI dat het daadwerkelijk heroïne betrof. De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 6 (eerste en derde gedachtestreepje) ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij,
op 19 mei 2022 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, model GT28, kaliber 6.35 mm voorhanden heeft gehad;
2 ( subsidiair)
hij,
op 19 mei 2022 te Schiedam, onderdelen van een vuurwapen in de zin van art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten losse onderdelen die van wezenlijke aard zijn en specifiek
bestemd zijn voor een automatisch vuurwapen van het merk Stengun, type MKII, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
3
hij,
op 19 mei 2022 te Schiedam munitie althans onderdelen van munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie, (althans onderdelen daarvan) als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III
6 knalpatronen van het kaliber 9mm, en
15 knalpatronen van het kaliber 8mm, en
16 hulzen van het kaliber .223, en
2 kogelpatronen (gfl) van het kaliber 6.35mm, en
249 kogelpatronen van het kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad;
4
hij,
op 19 mei 2022 te Schiedam, één of meerdere onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten patroonmagazijnen bestemd voor kogelpatronen, zijnde onderdelen die van wezenlijke aard is en specifiek bestemd is voor een machinepistool van het merk CZ, model VZ61 kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
5
hij,
op 19 mei 2022 te Schiedam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden te weten
- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij
- een woning gelegen aan de [adres verdachte] te Schiedam ter beschikking gesteld en
-benodigdheden voorhanden gehad waaronder: weegschalen en gripzakjes en een geldtelmachine en
- een grote hoeveelheid verdovende middelen te weten een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
6
hij,
op 19 mei 2022 te Schiedam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;

2..(subsidiair)

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II;

3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II;
Gelet op de bewezenverklaring en de inhoud van het dossier waaruit blijkt dat wapens als hier genoemd worden bedoeld in art. 2 lid 1, cat. II onder 2 WWM en volgens art. 3 lid 1 WWM ook magazijnen onder die categorie vallen wordt het bewezenverklaarde feit gekwalificeerd als hier vermeld.

5..

om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit en

6..

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zien op de handel in harddrugs. Hij heeft in zijn woning een handelshoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid amfetamine voorhanden gehad. Bovendien zijn in de woning van de verdachte verschillende voorwerpen aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij het bewerken en verwerken van harddrugs. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool, onderdelen van pistoolmitrailleurs en (daarbij behorende) munitie.
Dit zijn ernstige feiten. De handel in harddrugs is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar brengt ook criminaliteit met zich. Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat tegen de drugshandel ook indien deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, krachtig dient te worden opgetreden. Het bezit van onderdelen van (automatische) vuurwapens en munitie is verontrustend omdat het gemakkelijk leidt tot gebruik ervan. Het brengt ook onrust in de maatschappij teweeg en gevoelens van onveiligheid. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd en ongecontroleerd aanwezig hebben van vuurwapens en munitie.
7.3.
Strafmaatverweer
De verdediging heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de volgende omstandigheden. Er kunnen minder feiten bewezen worden verklaard, aangezien. de verdachte slechts onderdelen van een automatisch vuurwapen voorhanden had. Voorts is de verdachte onder druk gezet door een persoon en heeft hij voor die persoon voorwerpen en stoffen in zijn woning bewaard. Daarnaast moet rekening worden gehouden met verdachtes lichamelijke klachten. Gedurende de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zijn tijd grotendeels op cel en op bed door gebracht. Ook heeft de verdachte zich gedurende het politieonderzoek coöperatief opgesteld door vanaf het begin mee te werken aan het onderzoek en openheid van zaken te geven.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten en vuurwapenbezit. Aangezien deze relatief lang geleden zijn gepleegd, werkt dit niet strafverhogend.
7.4.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 augustus 2022. Dit rapport houdt het volgende in. Hoewel de reclassering risicofactoren ziet in de huisvesting van de verdachte, zijn sociale omgeving en zijn alcoholgebruik, wordt het recidiverisico als laag-gemiddeld ingeschat. De reclassering vindt interventies of toezicht binnen een forensisch kader niet nodig. In de thuissituatie was reeds bemoeizorg opgestart, die voortgezet wordt, zodra de verdachte op vrije voeten komt. Binnen dat kader kan hulpverlening worden aangeboden die past bij zijn psychosociale functioneren en waarbij rekening kan worden gehouden met zijn lichamelijke beperking. Oplegging van een forensisch kader naast de bemoeizorg zorgt mogelijk voor overvraging van de verdachte en heeft daarom geen meerwaarde. De reclassering adviseert daarom oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal daarvan een gedeelte in voorwaardelijke vorm opleggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en om hem ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd. Aangezien bij de strafeis van de officier van justitie rekening is gehouden met onderdelen van een andere categorie vuurwapens dan bewezen is verklaard, ziet de rechtbank thans geen aanleiding een zwaardere straf op te leggen. Daarbij is ook rekening gehouden met de omgeving en de omstandigheden waarin de onderdelen van de vuurwapens.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden die door de verdediging zijn aangevoerd.
Alles afwegend wijkt de rechtbank in het voordeel van de verdachte af van de eis van de officier van justitie acht de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. L. Daum en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 september 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

11..Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij,
op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, model GT28, kaliber 6.35mm voorhanden heeft gehad;
2
hij,
op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Stengun, type MKII, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam, onderdelen van (een) vuurwapen(s) in de zin van art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten de losse onderdelen die specifiek bestemd is/zijn en/of van wezenlijke aard is/zijn en specifiek
bestemd is/zijn voor een automatisch vuurwapen van het merk Stengun, type MKII, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
3
hij,
op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam munitie althans onderdelen van munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie, (althans onderdelen daarvan) als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III
6 knalpatronen van het kaliber 9mm, en/of
15 knalpatronen van het kaliber 8mm, en/of
16 hulsen van het kaliber .223, en/of
2 kogelpatronen (gfl) van het kaliber 6.35mm, en/of
249 kogelpatronen van het kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad;
4
hij,
op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam, één of meerdere onderdelen van (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten één of meerdere patroonmagazijnen bestemd voor kogelpatronen, zijnde (een) onderde(e)l(en) die specifiek bestemd is/zijn en/of van wezenlijke aard is/zijn en specifiek bestemd is/zijn voor een machinepistool van het merk CZ, model VZ61 kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
5
hij,
op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij
- een woning gelegen aan de [adres verdachte] te Schiedam gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad waaronder: één of meerdere weegschalen en/of één of meerdere gripzakjes en/of een geldtelmachine en/of
- een grote hoeveelheid verdovende middelen te weten ongeveer 438,5 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of ongeveer 676,8 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, en/of ongeveer 10,2 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, en/of
- ( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen/versnijdingsmiddelen voorhanden gehad waaronder: te weten 418 gram fenacetine en/of 550 gram lidocaine en/of 989 gram boorzuur en/of 709 gram paracetamol;
6
hij,
op of omstreeks 19 mei 2022 te Schiedam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 438,5 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of
- ongeveer 676,8 gram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, en/of
- ongeveer 10,2 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.