ECLI:NL:RBROT:2022:7618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
643034 / HA RK 22-827
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter mr. H. Bedee. Het wrakingsverzoek volgde op een bestuursrechtelijk beroep dat door verzoeker was ingesteld tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de naam van de rechter op 8 augustus 2022 aan verzoeker bekend was gemaakt en het verzoek pas op 12 augustus 2022 werd ingediend.

De wrakingskamer heeft verder geoordeeld dat het verzoek niet was onderbouwd met feiten en omstandigheden die een wraking zouden rechtvaardigen. Verzoeker had in zijn verzoek enkel verwezen naar een onrechtmatige behandeling van een klaagschrift en een strafrechtelijke vervolging van betrokken rechters, zonder concrete argumenten te geven die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden trekken.

De rechtbank heeft daarom het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij mr. P.C. Santema als voorzitter fungeerde, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 643034 / HA RK 827
Beslissing van 30 augustus 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. H. Bedee, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Bij deze rechtbank is in behandeling het door verzoeker ingestelde bestuursrechtelijke beroep tegen de beslissing van 17 november 2021 van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op het door verzoeker gemaakte bezwaar tegen de beslissing van de SVB van 27 maart 2020. Die procedure heeft als kenmerk ROT 21/5965.
1.2.
Bij brieven van de griffier van 8 augustus 2022 zijn verzoeker en de SVB uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting van 15 september 2022. Daarbij is meegedeeld dat het beroep op die zitting zal worden behandeld door de rechter.
1.3.
Bij brief van 12 augustus 2022 heeft verzoeker meegedeeld dat hij niet akkoord gaat met behandeling van het beroep door de rechter. De wrakingskamer beschouwt dit schrijven van verzoeker als een verzoek tot wraking van de rechter.
1.4.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevinden alle hiervoor genoemde stukken.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden, zoals artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit het geval is, omdat de naam van de rechter bij brief van de griffier van 8 augustus 2022 aan verzoeker bekend is gemaakt (welke brief verzoeker een of twee dagen later per post zal hebben bereikt) en verzoeker het wrakingsverzoek heeft ingediend op 12 augustus 2022.
2.2.
Vervolgens is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek met feiten en omstandigheden is onderbouwd, zoals artikel 8:16, lid 1 en lid 3 Awb vereist.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking het volgende ten grondslag gelegd:
“…..
eisende partij [naam verzoeker] gaan niet akkoord met behandeling casus door uw Bestuursrechter mr Bedee.
verwijs u naar onrechtmatig niet behandeld Klaagschrift. en lopende artikel 12 Straf recht vervolging tegen beklaagde UWV juristen en betrokken rechters Rechtbank Rotterdam.
mr Bedee spant conform wetboek van Strafrecht artikel 96 samen met overheid organen.
…..”
2.3.
In de door verzoeker bij het wrakingsverzoek overgelegde stukken wordt de naam van de rechter alleen genoemd in een klachtenformulier van 25 mei 2022, met als omschrijvingen ‘foute bestuursrechter’, ‘valsheid in geschrifte’ en ‘verzoek om casus over te dragen aan het Openbaar Ministerie …. met verzoek om straf rechtsvervolging versus uw bestuursrechter ….. mr Bedee”.
2.4.
Dit alles behelst geen feiten en omstandigheden, die het verzoek tot wraking van de rechter onderbouwen. Verzoeker heeft helemaal niet uitgelegd wat hij bedoelt en waarom hij vindt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek is daarom kennelijk ongegrond.
2.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in
de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor
het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het
vorenstaande niet toegekomen.
2.6.
De wrakingskamer zal verzoeker om deze redenen, met toepassing van artikel 8, lid
2, aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam, niet-ontvankelijk
verklaren in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van rechter mr. H. Bedee.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M. Fiege en
mr. A. Buizer, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M. Fiege in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.