ECLI:NL:RBROT:2022:7616

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
640895 / HA RK 22-673
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de raadsman van de verzoeker. Het verzoek was gericht tegen de rechters C. Vogtschmidt, K. Bakker en J.J. Klomp, die betrokken waren bij de strafzaak tegen de verzoeker. De raadsman voerde aan dat de rechters partijdig waren door een aanhoudingsverzoek af te wijzen, wat volgens hem in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechters hadden echter aangegeven dat de verdediging bij pleidooi het standpunt kon herhalen en dat zij hierover een oordeel zouden vellen in het vonnis. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De gronden voor de wraking waren gebaseerd op een procesbeslissing, en volgens de wet kan een procesbeslissing niet worden aangevochten met een wrakingsverzoek. De wrakingskamer concludeerde dat de rechters onpartijdig waren en dat er geen reden was om aan te nemen dat de beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen voortkwam uit vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 640895 / HA RK 22-673
Beslissing van 9 september 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. T.S. Kessel, hierna: de raadsman,
strekkende tot wraking van:
mrs. C. Vogtschmidt, K. Bakkeren
J.J. Klomp,
rechters in de rechtbank Rotterdam, team strafrecht 3 (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 1 juli 2022 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak. Die procedure draagt als parketnummer 10/003816-22.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman de wraking van de rechters verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt:
  • de e-mailberichten van de raadsman van 5 april 2022 en 13 april 2022;
  • het proces-verbaal van de eerder, op 14 april 2022 gehouden zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank (waarvan de rechters geen deel uitmaakten);
  • de op 28 juni 2022 door het arrondissementsparket Rotterdam ontvangen verzoeken tot schadevergoeding van de twee benadeelde partijen;
  • het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting van 1 juli 2022.
Verzoeker en de raadsman, de rechters en mr. S.S.S. Heinerman, officier van justitie, zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 29 augustus 2022.
Ter zitting van 2 september 2022 is het wrakingsverzoek behandeld. Verschenen zijn de raadsman, de rechters en de officier van justitie. De raadsman heeft aan de hand van zijn vooraf ingediende pleitaantekeningen ter zitting het standpunt van verzoeker nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de raadsman - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ter zitting van 14 april 2022 is de strafrechtelijke procedure tegen verzoeker aangehouden, zodat de advocaat van de benadeelde partijen zich op de zaak kon voorbereiden. Op 28 juni 2022 zijn bij het arrondissementsparket Rotterdam twee nieuwe verzoeken tot schade-vergoeding van de benadeelde partijen ontvangen. Pas ter zitting van 1 juli 2022 heeft de raadsman de beschikking over deze nieuwe verzoeken gekregen. De raadsman heeft vervolgens om aanhouding verzocht, zodat hij de verzoeken kon bestuderen en daar later alsnog verweer tegen kon voeren. De rechters hebben dit aanhoudingsverzoek afgewezen. Dat is in strijd met artikel 6 EVRM. Benadeelde partijen leveren stelselmatig op het laatste moment stukken aan en de verdediging wordt keer op keer in het ongelijk gesteld ten aanzien van de mogelijkheden om op een fatsoenlijke manier verweer te kunnen voeren. De raadsman heeft er geen vertrouwen in dat de rechters uiteindelijk niet op een vluchtige manier naar de vorderingen van de benadeelde partijen zullen kijken. Ter zitting van 14 april 2022 kregen de benadeelde partijen alle ruimte en ter zitting van 1 juli 2022 was dat wederom het geval. Er is sprake van vooringenomenheid bij de rechters.
2.2.
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben verzocht het verzoek af te wijzen. De beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen, is een procesbeslissing die niet getuigt van vooringenomenheid. De rechters hebben het verzoek om aanhouding afgewezen, omdat de verdediging haar standpunt bij pleidooi kon herhalen en daar de conclusie aan kon verbinden die zij nodig achtte. De rechters zouden daarover vervolgens een oordeel geven in het vonnis.
2.3.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door de raadsman geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door de raadsman aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters door hun persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig zijn. Onderzocht moet worden of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door de raadsman geuite vrees dat de rechters tegenover verzoeker een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van de raadsman van belang, maar deze is niet doorslaggevend.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat geen sprake is van zo’n zwaarwegende aanwijzing en overweegt daartoe als volgt.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat de gronden die tegen de rechters zijn aangevoerd, zien op een door de rechters genomen procesbeslissing. In het kader van de regievoering van de tegen verzoeker aanhangige strafrechtelijke procedure hebben de rechters besloten om het door de raadsman gedane aanhoudingsverzoek af te wijzen. Tegen een procesbeslissing kan niet worden opgekomen met een wrakingsverzoek. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt immers mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.5.
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.6.
De rechters hebben ter zitting van 1 juli 2022 ter onderbouwing van hun beslissing dat het door de raadsman van verzoeker gedane aanhoudingsverzoek wordt afgewezen, het volgende gezegd:

Verder constateert de rechtbank met de verdediging dat de vorderingen van de benadeelde partijen laat zijn ingediend, maar ook die omstandigheid leidt op dit moment niet tot aanhouding. De verdediging kan bij pleidooi het standpunt herhalen en daar een conclusie aan verbinden die zij nodig acht. De rechtbank zal hier een oordeel over geven in het vonnis.”.
3.7.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek - voor zover van belang - de volgende toelichting gegeven:

Het afwijzen van het verzoek tot aanhouding is een procesbeslissing. De meervoudige kamer heeft daarin geen inhoudelijke beslissingen over de strafzaak en de vorderingen van de benadeelde partijen genomen. (…)
Ten overvloede wijst de meervoudige kamer erop dat er verschillende beslissingen mogelijk zijn over een geschilpunt over bijvoorbeeld de tijdigheid en de omvang van ingediende stukken door een benadeelde partij. Een beslissing kan een inhoudelijke beoordeling inhouden en kan evengoed niet-ontvankelijkheid of afwijzing inhouden op gronden die de verdediging aanvoert. De meervoudige kamer was tot aan het moment van het wrakingsverzoek niet verzocht om een dergelijke beslissing al te nemen. Anderszins was daar ook geen reden voor. Het past derhalve bij de onpartijdigheid van de meervoudige kamer een dergelijke beslissing uit te stellen. Dat heeft de meervoudige kamer gedaan. (…)”.
3.8.
Juist uit de motivering van de procesbeslissing om het door de raadsman van verzoeker gedane aanhoudingsverzoek af te wijzen, valt geen partijdigheid van de rechters af te leiden. De rechters hebben expliciet gezegd dat de verdediging bij pleidooi het standpunt kan herhalen en daar de conclusie aan kan verbinden die zij nodig acht, en dat de rechtbank hier vervolgens een oordeel over zal geven in het vonnis. Alle mogelijke beslissingen, waar de rechters in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ook aan hebben gerefereerd, lagen dus nog open. De beslissing van de rechtbank werpt dan ook geen schaduw vooruit.
Dat zo zijnde is er ook geen grond voor de veronderstelling van de raadsman dat de beslissing onbegrijpelijk is, zo zeer zelfs dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze door vooringenomenheid is gegeven.
3.9.
De slotsom luidt dat het verzoek ongegrond is en moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mrs. C. Vogtschmidt, K. Bakker en J.J. Klomp.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. A. Buizer en mr. M. de Geus, rechters, en is door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022 in tegenwoordigheid van mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Verzonden op:
aan:
- de raadsman van verzoeker
- de rechters
- de officier van justitie