2.5.[naam psychiater] heeft op 1 maart 2022 zijn aanvullend deskundigenrapport uitgebracht. Hierin schrijft hij – voor zover hier van belang –:
“[…]
BEANTWOORDING AANVULLENDE VRAGEN:
1.
In uw deskundigenrapport van 27 juni 2018 schrijft u dat er geen eenduidig/direct medisch causaal verband is tussen het ongeval en de schizo-affectieve stoornis. Wilt u dit antwoord nader toelichten en daarbij r.o. 4.27 van het tussenvonnis betrekken?
[…]
Afgaande op de vigerende en meest actuele leer-/handboeken blijkt aangaande de etiopathogenese van de in deze casus relevante symptomatologie/diagnose, dat er behoudens aanwijzingen en veronderstellingen geen eenduidig verklaringsmodel voorhanden is. De kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een schizo-affectieve-, schizofrene- of bipolaire stoornis wordt beïnvloed door genetische factoren, interacterende psychologische, sociale en omgevingsfactoren (waaronder cannabisgebruik en stressfactoren die leiden tot verandering van een normaal leefpatroon, met name de verstoring van het circadiane ritme). Voor de ontwikkeling van diverse psychiatrische stoornissen en dus ook voor psychosespectrum- en bipolaire stemmingsstoornissen wordt verondersteld dat negatieve of traumatische omgevingsinvloeden geassocieerd zijn met het ontstaan en beloop van deze ziektebeelden. Echter, aangaande traumatisering wordt dan vooral seksueel misbruik en/of mishandeling op de kinderleeftijd bedoeld. Dat wil zeggen zogenaamde vroegkinderlijke trauma’s.
In het perspectief van de in de literatuur terug te vinden aanwijzingen en/of hypothesen werden in het rapport van 26 juni 2018 - slechts geheel hypothetisch - een aantal omstandigheden/factoren genoemd die, in meer of mindere mate, een vermoedelijk complexe rol zouden kunnen hebben gespeeld bij de geleidelijke ontwikkeling en het beloop van de psychiatrische symptomatologie, zoals die zich in de casus van onderzochte ergens vanaf 2014 heeft voorgedaan.
2.
Zou de schizo-affectieve stoornis ook zijn ingetreden indien het ongeval niet had plaatsgehad, maar de latere gebeurtenissen die geen verband houden met het ongeval (zoals bijvoorbeeld de brand in 2013) wel? Indien en voor zover u deze vraag niet met ja of nee kunt beantwoorden, wilt u dan uw waarschijnlijkheidsoordeel geven? U kunt daarbij aangeven of u het hoogst waarschijnlijk, waarschijnlijk of onwaarschijnlijk of hoogst onwaarschijnlijk acht dat de klachten of afwijkingen er zonder ongeval ook zouden zijn geweest of op enig moment hadden kunnen ontstaan.
De etiopathogenese van een schizo-affectieve stoornis is aldus dermate complex, dat – ook in de casus van onderzochte – slechts hypothesen hieromtrent kunnen worden geformuleerd. Gelet op het beloop van het psychiatrische ziektebeeld bij onderzochte, de beschikbare informatie uit de vigerende literatuur en de in het rapport geformuleerde hypothesen wordt het als meest waarschijnlijk ingeschat dat er bij onderzochte sprake is geweest van coïncidenteel beloop. Pas enkele jaren na het ongeval in geding ontwikkelde zich bij onderzochte een schizo-affectieve stoornis, zonder aanwijzingen voor een direct medisch causale relatie met het ongeval in geding, maar wellicht – hypothetisch – onder invloed van een aantal in het rapport beschreven factoren/omstandigheden nadien. Wellicht hebben de opeenstapeling en/of interactie van factoren/gebeurtenissen na het ongeval het psychiatrisch ziektebeeld bij onderzochte geluxeerd en/of het beloop hiervan beïnvloed.
Het is echter ook mogelijk dat het psychiatrisch ziektebeeld zich bij onderzochte op enig moment zonder genoemde of door weer andere omstandigheden had kunnen ontwikkelen.
3.
Indien de klachten niet (in dezelfde mate) aanwezig zouden zijn indien het ongeval zich niet zou hebben voorgedaan, wilt u dan beschrijven welk gewicht aan het ongeval moet worden toegekend in verhouding tot alle overige omstandigheden/factoren die volgens u een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schizo-affectieve stoornis?
Hiervoor wordt verwezen naar het antwoord bij vraag 2.
4.
Wilt u voormelde vragen zo uitgebreid mogelijk motiveren, waar mogelijk mede aan de hand van medisch wetenschappelijke literatuur, de bij de akte uitlaten na tussenvonnis van 23 juni 2021 van Allianz gevoegde literatuur daaronder begrepen?
5.
Heeft u overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
Zoals dat door de behandelend psychiater reeds in 2018 werd aangegeven en blijkbaar ook door onderzochte zelf zo werd ervaren, kan een letselschadeprocedure zelf een negatief effect hebben op de mentale status van onderzochte. Het verdient derhalve […] aanbeveling dat deze zo spoedig mogelijk wordt afgerond […]”
Het onder de SVI vereiste causaal verband tussen het ongeval en de schizo-affectieve stoornis nader bezien