In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bril. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen met een besluit op 13 januari 2022, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand met een besluit op 30 maart 2022. De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.
De rechtbank toetst of de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht is. Eiser verzoekt om bijstand voor de kosten van een bril van € 264,-, na aftrek van de vergoeding van de zorgverzekeraar. De rechtbank verwijst naar rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat de kosten van een bril onder medische zorg vallen en dat de Zorgverzekeringswet in beginsel als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat er voor verweerder geen ruimte is om bijzondere bijstand te verstrekken, omdat de kosten van de bril niet door de basiszorgverzekering worden vergoed.
Eiser stelt dat er sprake is van een noodsituatie, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van eiser niet voldoen aan de criteria voor zeer dringende redenen zoals bedoeld in de Participatiewet. De rechtbank concludeert dat de stelling van eiser dat hij moet rondkomen van € 50,- per week niet als een zeer dringende reden kan worden aangemerkt. Ook de verwijzing naar de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 leidt niet tot een gegrond beroep, omdat de voorwaarden voor vergoeding niet zijn vervuld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen bijzondere bijstand voor de kosten van de bril zal ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 september 2022 door rechter M.V. van Baaren, in aanwezigheid van griffier mr. J.J. van Giezen-Groenewoud.