ECLI:NL:RBROT:2022:7598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
ROT 22/2269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van een bril op basis van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bril. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen met een besluit op 13 januari 2022, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand met een besluit op 30 maart 2022. De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank toetst of de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht is. Eiser verzoekt om bijstand voor de kosten van een bril van € 264,-, na aftrek van de vergoeding van de zorgverzekeraar. De rechtbank verwijst naar rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat de kosten van een bril onder medische zorg vallen en dat de Zorgverzekeringswet in beginsel als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat er voor verweerder geen ruimte is om bijzondere bijstand te verstrekken, omdat de kosten van de bril niet door de basiszorgverzekering worden vergoed.

Eiser stelt dat er sprake is van een noodsituatie, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van eiser niet voldoen aan de criteria voor zeer dringende redenen zoals bedoeld in de Participatiewet. De rechtbank concludeert dat de stelling van eiser dat hij moet rondkomen van € 50,- per week niet als een zeer dringende reden kan worden aangemerkt. Ook de verwijzing naar de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 leidt niet tot een gegrond beroep, omdat de voorwaarden voor vergoeding niet zijn vervuld.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen bijzondere bijstand voor de kosten van de bril zal ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 september 2022 door rechter M.V. van Baaren, in aanwezigheid van griffier mr. J.J. van Giezen-Groenewoud.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2269

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Rotterdam, eiser

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (verweerder)

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van een bril.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 13 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 maart 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van
30 maart 2022 op 23 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht bij het bestreden besluit de afwijzing heeft gehandhaafd van het verzoek van eiser om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een bril van € 264,- (kosten bril € 389,- minus de vergoeding van de zorgverzekeraar van € 125,-). De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), zie de uitspraak van 31 juli 2018 (ECLI:NL:CRVB: 2018:2326, volgt dat de kosten van een bril behoren tot de kosten van medische zorg, waarvoor de Zorgverzekeringswet (Zvw) in beginsel als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd, dat de wetgever een bewuste keuze heeft gemaakt om deze kosten niet op grond van de Zvw vanuit de basiszorgverzekering te vergoeden en dat er voor verweerder in beginsel geen ruimte bestaat om bijzondere bijstand voor de voor eigen rekening blijvende kosten van een bril te verstrekken. Het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de PW staat hieraan in de weg. Dat de verzekering van eiser, VGZ Rotterdampakket, de kosten slechts deels vergoedt, betekent dus niet dat verweerder eiser voor de overige kosten tegemoet dient te komen.
3. De stelling van eiser, onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028, dat sprake is van een noodsituatie slaagt niet. Voor zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW, dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie is aan de orde indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Dat eiser zonder bril (dichtbij) niet goed kan zien, hoe vervelend ook voor eiser, betekent niet dat sprake is van een acute noodsituatie. De eerst op de zitting naar voren gebrachte (en overigens niet onderbouwde) stelling van eiser dat hij moet rondkomen van € 50,- per week is evenmin als zeer dringende reden aan te merken.
4. De stelling dat eiser, onder verwijzing naar artikel 5.7 van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR627873/1), zonder bril niet goed kan zien, leidt ook niet tot een gegrond beroep. Op grond van dat artikel kan verweerder de kosten van een bril vergoeden als een medische noodzaak bestaat voor vervanging én de reguliere termijn nog niet is verstreken. Dat is bij eiser wel het geval.
5. Dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen, is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen bijzondere bijstand voor de kosten van de bril krijgt van verweerder.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2022 door
mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr.J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.