In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2022 een beschikking gegeven over de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van de minderjarige, geboren uit de vrouw. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. Doelman, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man, die zij beschuldigt van het niet zijn van de biologische vader van de minderjarige. De man heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man op 12 maart 2019 uit elkaar zijn gegaan, terwijl de vrouw op dat moment zeven maanden zwanger was van de minderjarige. De minderjarige is geboren op 10 augustus 2020, meer dan 300 dagen na de afwezigheid van de man. De rechtbank heeft het Congolese recht toegepast, aangezien zowel de man als de vrouw de Congolese nationaliteit hebben. De vrouw heeft een DNA-onderzoek laten uitvoeren, waaruit blijkt dat haar huidige partner met een waarschijnlijkheid van 99,99999995% de biologische vader van de minderjarige is. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de voorwaarden voor ontkenning van het vaderschap volgens het Congolese recht is voldaan en heeft het verzoek van de vrouw toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.