In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2022 uitspraak gedaan over de intrekking van de exploitatievergunning van een horecagelegenheid, gelegen in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam had op 26 augustus 2022 besloten om de exploitatievergunning, Alcoholwetvergunning en Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten in te trekken, vanwege het slecht levensgedrag van een vennoot, [persoon A], en de ernstige nalatigheid van de andere vennoten, [verzoeker 1] en [verzoeker 2]. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 september 2022 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een incident had plaatsgevonden in de nacht van 16 op 17 juni 2022, waarbij [persoon A] betrokken was. Hij was dronken en heeft vernielingen aangericht in de horecagelegenheid. De burgemeester stelde dat dit incident en de eerdere problemen rondom [persoon A] een gevaar voor de openbare orde vormden, wat leidde tot de intrekking van de vergunningen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekers adequaat hebben gereageerd op het incident en dat er sindsdien geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden. Bovendien was [persoon A] inmiddels niet langer vennoot van de horecagelegenheid. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekers zwaarder laten wegen dan die van de burgemeester en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat de intrekking van de vergunningen wordt geschorst en verzoekers weer gebruik mogen maken van hun vergunningen. De burgemeester is ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan verzoekers.