ECLI:NL:RBROT:2022:7555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
ROT 22/4030
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van exploitatievergunning van horecagelegenheid wegens slecht levensgedrag van vennoot

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2022 uitspraak gedaan over de intrekking van de exploitatievergunning van een horecagelegenheid, gelegen in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam had op 26 augustus 2022 besloten om de exploitatievergunning, Alcoholwetvergunning en Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten in te trekken, vanwege het slecht levensgedrag van een vennoot, [persoon A], en de ernstige nalatigheid van de andere vennoten, [verzoeker 1] en [verzoeker 2]. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 september 2022 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een incident had plaatsgevonden in de nacht van 16 op 17 juni 2022, waarbij [persoon A] betrokken was. Hij was dronken en heeft vernielingen aangericht in de horecagelegenheid. De burgemeester stelde dat dit incident en de eerdere problemen rondom [persoon A] een gevaar voor de openbare orde vormden, wat leidde tot de intrekking van de vergunningen.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekers adequaat hebben gereageerd op het incident en dat er sindsdien geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden. Bovendien was [persoon A] inmiddels niet langer vennoot van de horecagelegenheid. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekers zwaarder laten wegen dan die van de burgemeester en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat de intrekking van de vergunningen wordt geschorst en verzoekers weer gebruik mogen maken van hun vergunningen. De burgemeester is ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4030

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en

de burgemeester van Rotterdam (hierna: de burgemeester), verweerder

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman en mr. M.C. Rolle).

Inleiding

Met het bestreden besluit van 26 augustus 2022 heeft de burgemeester de exploitatievergunning, Alcoholwetvergunning en Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten (hierna samen: de vergunningen) ingetrokken van de door verzoekers geëxploiteerde eetgelegenheid [naam horecagelegenheid] . (hierna: [naam horecagelegenheid] ). Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster [verzoeker 1] , de gemachtigde van verzoekers, [persoon A] (namens verzoekster) en de gemachtigden van de burgemeester. Voor verzoekster was ook een tolk aanwezig, [naam tolk] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Inleiding
2. Het [naam horecagelegenheid] wordt geëxploiteerd door het gezin [naam familie] . [verzoeker 1] (moeder) is de hoofdeigenaar en de zonen [verzoeker 2] en [persoon A] (hierna: [persoon A] ) zijn vennoten. [persoon A] (hierna: vader) is werknemer in loondienst.
Wat is er gebeurd?
3. In de nacht van 16 op 17 juni 2022 is er een incident geweest in het [naam horecagelegenheid] waar zoon [persoon A] bij betrokken was. De politie heeft dit incident beschreven in een bestuurlijke rapportage van 27 juni 2022. Kort gezegd komt het erop neer dat [persoon A] die nacht dronken was en met een groentemes meerdere malen in de glazen deur van de koeling heeft gestoken en dat hij een trap heeft gegeven tegen de deur, waardoor het glas uit de koeling viel. Ook heeft hij het groentemes met kracht door de winkel gegooid. Ten tijde van het incident waren er klanten in het [naam horecagelegenheid] aanwezig. De politie heeft [persoon A] meegenomen naar het politiebureau en zijn vader heeft tegen hem aangifte gedaan van vernieling en bedreiging. [persoon A] heeft een dagvaarding gekregen en de officier van justitie heeft hem een gedragsaanwijzing opgelegd (gebiedsverbod en contactverbod met zijn ouders) die geldig is tot en met 16 september 2022. De politie heeft in de bestuurlijke rapportage ook nog andere incidenten beschreven die gaan over [persoon A] (het aantreffen van een boksbeugel in zijn auto) en het [naam horecagelegenheid] .
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage van de politie heeft de burgemeester besloten om de vergunningen van het [naam horecagelegenheid] in te trekken. In het bestreden besluit staat dat de exploitatie van het [naam horecagelegenheid] direct na de uitreiking van het besluit gestaakt dient te worden en gestaakt dient te worden gehouden. Verzoekers zijn het niet eens met het bestreden besluit en willen met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat zij het [naam horecagelegenheid] kunnen exploiteren, in ieder geval totdat er is beslist op hun bezwaarschrift.
Wat vindt de voorzieningenrechter van de intrekking van de exploitatievergunning?
5. De burgemeester heeft de exploitatievergunning ingetrokken omdat (1) vennoot [persoon A] van slecht levensgedrag is [1] , en (2) de andere twee vennoten ernstig nalatig zijn geweest [2] .
Intrekkingsgrond slecht levensgedrag
6.1
Verzoekers hebben een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd van 30 augustus 2022. Hieruit blijkt dat [persoon A] niet langer vennoot is van het [naam horecagelegenheid] . De burgemeester heeft tijdens de zitting uitgelegd dat [persoon A] nog wel op de exploitatievergunning staat vermeld en dat verzoekers tot op heden nog geen wijziging van de exploitatievergunning hebben gevraagd. De burgemeester handhaaft daarom de intrekkingsgrond dat één van de vennoten van slecht levensgedrag is.
6.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers stappen hebben gezet om [persoon A] niet langer verbonden te laten zijn aan het [naam horecagelegenheid] . Zij verwacht dan ook dat verzoekers op korte termijn aan de burgemeester zullen vragen om [persoon A] te schrappen van de exploitatievergunning. Als [persoon A] naam niet meer op de exploitatievergunning staat, dan is de verwachting dat de burgemeester het slechte levensgedrag van [persoon A] niet langer aan de intrekking van de exploitatievergunning ten grondslag zal leggen. Hierop vooruitlopend ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding meer om deze intrekkingsgrond mee te nemen in haar beoordeling.
Intrekkingsgrond ernstige nalatigheid
7.1
De burgemeester verwijt verzoekers ernstige nalatigheid omdat zij niet hebben ingegrepen, terwijl zij wisten of hadden kunnen weten dat de exploitatie van het [naam horecagelegenheid] niet kon worden toevertrouwd aan [persoon A] . Dit omdat [persoon A] aanwezigheid in het [naam horecagelegenheid] een gevaar oplevert voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Volgens de burgemeester waren er al enige tijd problemen rondom [persoon A] en hebben die problemen een rechtstreeks negatieve weerslag gehad op de exploitatie van het [naam horecagelegenheid] , waardoor klanten gevaar hebben gelopen.
7.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat voor de burgemeester bij deze intrekkingsgrond het volgende van belang is:
- het incident in de nacht van 16 op 17 juni 2022;
- dat dit incident wordt afgedaan als een familie-incident en daarin geen gevaar wordt gezien voor de veiligheid van personen;
- dat [persoon A] geregeld werkt in het [naam horecagelegenheid] terwijl hij onder invloed is van alcohol;
- de ernstige bedreigingen die [persoon A] heeft geuit aan het adres van zijn vader;
- dat de vader zich tegenover de politie heeft gepresenteerd als mede-eigenaar;
- dat er eerder, naar de voorzieningenrechter begrijpt op 26 september 2021 [3] , een ernstig geweldsincident heeft plaatsgevonden op het terras van de inrichting.
7.3
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij het incident in de nacht van 16 op 17 juni 2022 zeer ernstig vindt. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat de vader op dat moment heeft ingegrepen. Hij heeft [persoon A] aangesproken op zijn gedrag, heeft de politie gebeld en heeft ook aangifte gedaan tegen zijn zoon. Daarbij is het incident voor verzoekers ook aanleiding geweest om [persoon A] te schrappen als vennoot. De voorzieningenrechter ziet niet in wat er ten aanzien van dit incident nog meer van verzoekers (of de vader) verwacht had mogen worden.
7.4.
Kennelijk gaat het de burgemeester erom dat er een aanloop is geweest naar dit incident en dat verzoekers in de periode vóór het incident onvoldoende hebben ingegrepen. [persoon A] heeft tegenover de politie verklaard dat hij alcohol gebruikt als hij in het [naam horecagelegenheid] aan het werk is en dat het per keer verschilt hoeveel hij drinkt: soms drinkt hij veel en soms drinkt hij weinig. Uit de verklaring van de vader blijkt dat [persoon A] regelmatig dronken is. Volgens de vader drinkt [persoon A] elke dag en is hij onhandelbaar. Uit de verklaringen van de vader en verzoekers blijkt echter niet dat zij ervan op de hoogte waren dat [persoon A] ook alcohol dronk op het werk of dat hij aan het werk was terwijl hij onder invloed was van alcohol. Het is mogelijk dat [persoon A] eerdere alcoholgebruik op het werk niet zichtbaar was voor derden. De voorzieningenrechter ziet in de politierapportage of andere processtukken in ieder geval geen aanwijzingen dat [persoon A] alcoholgebruik op het werk door verzoekers werd gedoogd. Integendeel, uit de verklaring van de vader tegenover de politie op de dag van het incident blijkt juist dat dit ontoelaatbaar werd geacht:
“Hij had alcohol gedronken. Ik vond dat niet normaal, dat kan niet als je aan het werk bent.”Verder heeft de burgemeester ter zitting niet duidelijk kunnen maken welke problemen met [persoon A] er voor het incident van 16/17 juni 2022 speelden die een rechtstreekse negatieve weerslag hebben gehad op de exploitatie van het [naam horecagelegenheid] , waardoor de klanten gevaar hebben gelopen. Er speelden weliswaar privéproblemen, maar de burgemeester heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze problemen in het [naam horecagelegenheid] tot negatieve of onveilige situaties hebben geleid.
7.5.
Dat de vader zich ten tijde van het incident tegenover de politie als mede-vennoot heeft gepresenteerd, strookt niet met de verleende vergunningen en het uittreksel uit de Kamer van Koophandel. De voorzieningenrechter kan zich echter voorstellen dat het voor de vader voelt als familiebedrijf, waarvoor hij zich ook verantwoordelijk voelt. De voorzieningenrechter vindt dit dan ook niet een heel ernstig verwijt.
7.6.
Het eerdere geweldsincident op 26 september 2021 heeft weliswaar plaatsgevonden op het terras van het [naam horecagelegenheid] , maar niet duidelijk is geworden welke rol de exploitanten of werknemers van het [naam horecagelegenheid] daarin hebben gehad.
Belangenafweging
8. De voorzieningenrechter moet een belangenafweging maken. Aan de ene kant is er het belang van de burgemeester om de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beschermen. Aan de andere kant is er het belang van verzoekers om het [naam horecagelegenheid] te exploiteren zodat zij geld kunnen verdienen om in hun levensonderhoud te voorzien.
9. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekers op de dag van het incident hebben laten zien dat zij het gedrag van [persoon A] niet tolereren. Daarnaast hebben zij [persoon A] geschrapt als vennoot en geldt er voor hem nog een gebiedsverbod voor het [naam horecagelegenheid] tot en met 16 september 2022. Verzoekers hebben tijdens de zitting verklaard dat [persoon A] ook daarna niet meer welkom is in het [naam horecagelegenheid] . De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het incident medio juni 2022 heeft plaatsgevonden en het is haar niet gebleken dat er tot de intrekking van de exploitatievergunning (ruim twee maanden later) nog incidenten zijn geweest in het [naam horecagelegenheid] waarbij verzoekers niet adequaat hebben opgetreden. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat op korte termijn in het geding komt als verzoekers het [naam horecagelegenheid] weer zouden mogen exploiteren tijdens de bezwaarprocedure. Daarbij heeft de burgemeester de mogelijkheid om het [naam horecagelegenheid] bijvoorbeeld te onderwerpen aan extra controles om te zien of de regels wel worden nageleefd en of [persoon A] inderdaad niet meer in het [naam horecagelegenheid] aanwezig is.
10. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het belang van verzoekers zwaarder te laten wegen dan het belang van de burgemeester. Daarom zal de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen. Daarbij wijst zij erop dat de burgemeester aan de voorzieningenrechter kan vragen om de voorlopige voorziening op te heffen als er weer een incident plaatsvindt.
Hoe zit het met de intrekking van de Alcoholwetvergunning en de Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten?
11. Omdat de intrekking van de Alcoholwetvergunning en de Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten nauw verweven is met de intrekking van de exploitatievergunning, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om ook ten aanzien van deze vergunningen een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat het bestreden besluit geschorst wordt en dat verzoekers weer gebruik mogen maken van de aan hen verleende vergunningen.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Ook krijgen verzoekers een vergoeding van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 759,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 365,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Deze intrekkingsgrond volgt uit artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) in combinatie met artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder c, van de APV.
2.Deze intrekkingsgrond volgt uit artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder c, van de APV.
3.In het bestreden besluit staat abusievelijk 26 juni 2021.