Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 1 april 202 in de zaak met kenmerk C/10/572099 / HA ZA 19-352 en de daarin genoemde procestukken;
- de conclusie van repliek in conventie;
- het bericht van PS c.s. dat appel is ingesteld tegen het tussenvonnis waarna de zaak is verwezen naar de parkeerrol;
- het arrest van het hof Den Haag van 7 september 2021;
- akte eisvermeerdering in reconventie in de hoofdzaak van PS c.s.;
- de oproep van de rechtbank voor een mondelinge behandeling van 2 december 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 maart 2022, alsmede de door PS c.s. overgelegde spreekaantekeningen.
2..Waar gaat het om?
3..De eiswijziging in reconventie en de beoordeling daarvan
4..De verdere beoordeling
in conventie
PGP ontkent en betwist expliciet dat zij de overeenkomst op heeft gezegd dan wel heeft geannuleerd alsook dat zij enige mededeling zou hebben gedaan waaruit zou kunnen volgen dat zij zich niet aan haar verplichtingen, voortvloeiend uit de vorenbedoelde overeenkomst, zal houden. Sterker nog, PGP heeft vele malen uw cliënte aangemaand dan wel dringend verzocht om tot nakoming over te gaan en uw cliënte heeft meerdere malen aangegeven te zullen leveren, doch tevergeefs.”
(…) Al het voorgaande maakt dat cliënte zich thans genoodzaakt heeft gezien om u hierbij aansprakelijk te stellen voor alle door haar geleden schade. Cliënte behoeft u thans geen nadere termijn voor levering te gunnen doordat u thans klaarblijkelijk blijvend in verzuim bent, ondanks het feit dat cliënte u thans bij meerdere gelegenheden aangemaand en gesommeerd heeft om tot levering over te gaan. Een redelijke termijn om tot levering over te gaan is aldus u bij meerdere gelegenheden verstrekt.”
op 17 oktober 2019 linksom of rechtsom [is] geëindigd.”
“Het voorgaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat uw cliënte de vorenbedoelde overeenkomst thans op heeft gezegd dan wel heeft geannuleerd.”De rechtbank overweegt tot slot dat de brief van 17 oktober 2019 van eerdere datum is dan de dagvaarding die PGP in een nieuwe bodemprocedure met kenmerk C/10/627422 / HA ZA 21-927 heeft uitgebracht, in welke dagvaarding PGP vordert dat de rechtbank de overeenkomst ontbindt. Het feit dat PGP de overeenkomst inmiddels wenst te laten ontbinden door de rechtbank staat dan ook niet in de weg aan de vaststelling dat PS c.s. op een eerder moment de overeenkomst heeft opgezegd.
“Any work that has been completed by Pipesurvey International shall be invoiced and payable to 30 days.”Tussen partijen is in geschil of er een betalings-verplichting voor PGP voortvloeit uit dit artikel.
Attached is a draft version of the contract. Please go through all the details and revert.” In de door Pipe Survey opgestelde versie was artikel 14 beperkt tot de volgende zin “
Pipesurvey International reserve the right to charge, to the maximum 25% of lump sum for order cancellation.” Vervolgens stuurt PGP, in de persoon van [persoon C] , het contract terug met tekstsuggesties voor diverse artikelen, waaronder artikel 14. In het tekstvoorstel voor artikel 14 wordt de 25% cancellation fee wederkerig gemaakt, zodat deze ook door PGP in geval van cancellation kan worden geïnd. De door PGP voorgestelde tekst is niet gelijk aan de tekst uit de ondertekende overeenkomst, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat partijen nog één of meerdere malen (onder andere) over dit artikel hebben gecommuniceerd voordat zij tot overeenstemming kwamen. Partijen hebben echter geen verdere toelichting gegeven op deze onderhandelingen, zodat de rechtbank op grond van de pre-contractuele stukken niet kan vaststellen wat de precieze bedoeling van partijen is geweest met artikel 14.
Parties agree on Geometric and MFL-TFI with speed control Inspection of Pipelines 24" as per attached table located onshore in Iran.”In artikel 30 en 30.4 is vervolgens vastgelegd wanneer Pipe Survey voor welk werk zou worden betaald. Op basis van deze artikelen stelt de rechtbank vast dat van de contractsom van EUR 360.000,- slechts het bedrag van EUR 36.000,- bestemd was voor de eerste fase van het werk, te weten de tool mobilization. De resterende contractsom was door PGP verschuldigd na uitvoering van de inspectiewerkzaamheden in Iran door Pipe Survey. Met deze contractuele afspraken verhoudt zich niet dat PS c.s. thans een bedrag van EUR 150.000,- vordert op grond van gemaakte kosten voor het vervaardigen van een inspectietool voorafgaand aan de inspectiewerkzaamheden. Tussen partijen is ook niet in geschil dat deze tool eigendom bleef van Pipe Survey en dat de tool in beginsel ook voor inspectie van andere pijpleidingen kan worden gebruikt. Ook om deze redenen kan PS c.s. de door haar gemaakte kosten van de TFI tool niet op PGP afwentelen.
op grond van de onweersproken stellingen van Pipe Survey aan dat op 9 september 2018 de in artikel 30 van de overeenkomst vermelde "Tool mobilization", waaraan in dat artikel een prijs van € 36.000 is verbonden, (nagenoeg) gereed was.” Het hof oordeelt verder dat “
niet is gesteld of gebleken dat Pipe Survey op dat moment al andere werkzaamheden had uitgevoerd”. De rechtbank gaat er dan ook in rechte vanuit dat PS c.s. op grond van artikel 14 recht heeft op betaling door PGP van het bedrag van EUR 36.000,- vanwege het (nagenoeg) afronden van de tool mobilization fase. Dit bedrag komt ook in de buurt van het bedrag van EUR 31.919,65 dat resteert wanneer de kosten voor de TFI tool van EUR 150.000,- worden afgetrokken van het totaal gefactureerde bedrag van EUR 181.919,65.