Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[persoon A] H.O.D.N [bedrijf A] ,
[persoon B],
1..De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 21 juli 2021 en de daarin vermelde processtukken,
- de brieven van de rechtbank van 2 september 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
- een kostenoverzicht van Stichting Brein c.s.
- een kostenoverzicht van [bedrijf A] c.s.
- de mondelinge behandeling van 29 november 2021,
- de spreekaantekeningen van Stichting Brein c.s.,
- de spreekaantekeningen van [bedrijf A] c.s.,
- de akte van [bedrijf A] c.s., met productie 9,
- de antwoordakte van Stichting Brein c.s., met productie 28.
2..De feiten
3..Het geschil in de incidenten
In het incident van Stichting Brein c.s.
4..De verdere beoordeling in de incidenten
Ontvankelijkheid Brein
Hieronder gaat de rechtbank na of aan deze eisen is voldaan.
“ [bedrijf A] ( [persoon A] , opm. rb.) te veroordelen tot vergoeding van de volledige schade, nader op te maken bij staat”. Uit randnummer 94 van de dagvaarding volgt dat is bedoeld de schade van alleen Talpa en RTL te vorderen. Het daadwerkelijk in het petitum gevorderde is echter niet beperkt tot de schade van deze twee partijen en daaruit blijkt ook niet dat deze vordering niet door Brein is ingesteld. Stichting Brein c.s. schat vooralsnog dat de schade (in de zin van door [persoon A] behaalde winst) € 613.804, 80 zou kunnen bedragen. Gelet op het onder 4.3 weergegeven toetsingskader, zou Brein met die vordering geen beroep op lid 6 van artikel 3:305a BW toekomen.
“ [bedrijf A] te veroordelen tot vergoeding van de volledige schade, nader op te maken bij staat”.
Ten slotte is denkbaar dat de uitzondering van toepassing is op een organisatie die opkomt voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en daarom voor de gedupeerden die zij vertegenwoordigt uitsluitend een verbod vordert tot inbreuk op een auteursrecht bij een verweerder” (Kamerstukken II, 2017/18, 34608, nr. 6, p. 17) . De omstandigheid dat Brein met haar vorderingen ook de commerciële belangen van haar rechthebbenden behartigt, doet daar, gelet op het maatschappelijke belang dat met haar vorderingen is gediend, onvoldoende aan af.
“ (…) om die reden verzoekt BREIN c.s. (…) ook alvast verlof te verlenen voor het leggen van bewijsbeslag op het adres waar [persoon A] zijn andere eenmanszaak heeft ingeschreven en ook woonachtig is (…). Het feit dat het beslag in de woning plaatsvindt, is noodzakelijk en in dit geval ook minder bezwaarlijk omdat [persoon A] op dit adres ook een onderneming
“De vriendin van [persoon A] bleek toch een telefoon bij zich te hebben (…)”(zie 2.6). Gelet daarop en nu Stichting Brein c.s. – op wie de bewijslast rust – geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat deze iPhone aan [persoon A] toebehoort, moet er vanuit worden gegaan dat deze iPhone ten onrechte in beslag is genomen. Naar [persoon A] immers terecht stelt, strekt het bewijsbeslag zich alleen uit tot gegevensdragers waarvan (redelijkerwijs) aannemelijk is dat ze de gerekwestreerde (hier [persoon A] ) toebehoren.
5..De verdere beoordeling in de hoofdzaak
6..De beslissing
21 september 2022voor het opgeven van verhinderdata van beide partijen in de maanden
oktober 2022tot en met
februari 2023,