ECLI:NL:RBROT:2022:7530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
10/681067-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van hennepkwekerij, bezit en handel in harddrugs, en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het hebben van een hennepkwekerij, diefstal van stroom, bezit en handel in harddrugs, en het voorhanden hebben van een mortierbom en ander illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 in 's-Gravendeel een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd met 312 hennepplanten. Daarnaast heeft hij elektriciteit gestolen door middel van een illegale stroomvoorziening. Tijdens een doorzoeking zijn er ook aanzienlijke hoeveelheden harddrugs aangetroffen, waaronder 17,8 gram cocaïne en ongeveer 3,7 kilogram MDMA. De verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben gehad van de drugs, maar de rechtbank oordeelde dat hij voorwaardelijk opzet had op het bezit van deze middelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging met betrekking tot cocaïne, waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen en de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681067-20
Datum uitspraak: 26 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ter zitting geeft de verdachte aan woonachtig te zijn op het adres:
[adres02] , [postcode02] te [plaats02] ,
raadsman mr. M. Sculic, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen valse biljet van € 50,- en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 7.700,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak feit 3
In de woning van de verdachte werd op tafel onder andere een plastic zakje met daarin 5 wikkels met ongeveer 1,9 gram wit poeder aangetroffen. Er is/zijn geen NFI-rapportage en/of verklaring(en) van de verdachte en/of getuigen waaruit blijkt dat dit witte poeder cocaïne is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden voor het aanwezig hebben van deze - onder 3 ten laste gelegde - hoeveelheid cocaïne. De rechtbank zal de verdachte daarom van het bezit van deze hoeveelheid vrijspreken, zodat (zie hierna) een hoeveelheid van 17,8 gram resteert.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 tot en met 3 (voor wat betreft het bezit van 17,8 gram cocaïne en 35,7 gram MDMA in de vorm van roze tabletten) en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De rechtbank ziet ten aanzien van feiten 1 en 2, anders dan de officier van justitie en gelet op het dossier, geen aanleiding om bij de bewezenverklaring uit te gaan van een kortere periode dan ten laste is gelegd.
4.3.
Bewijswaardering feiten 3 (overig) en 4
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ten aanzien van de in de tas op de zolderkamer aangetroffen MDMA (XTC) aangegeven dat hij geen wetenschap heeft gehad van de verdovende middelen. Deze tas heeft de verdachte op verzoek van een voor de rechtbank onbekend gebleven persoon enige tijd bewaard.
Ten aanzien van feit 4 wordt vrijspraak bepleit, omdat de link van de aangetroffen Iphone SE naar verdachte ontbreekt. Niet kan worden vastgesteld dat het nummer dat daaraan gekoppeld is, toebehoorde aan verdachte.
4.3.2.
Beoordeling
In de woning van de verdachte zijn op meerdere plaatsen verschillende hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. Van de op de eettafel aangetroffen drugs heeft de verdachte verklaard dat deze hem toebehoorden. Dit betrof ook een grijze pil met een Ferrari-teken. Dit was eenzelfde soort pil als de grijze pillen die in de tas zaten, die in de zolderkamer, achter een luik in een kruipruimte werd aangetroffen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat degene die hem de tas had gegeven en voor wie hij de tas bewaarde ‘gevaarlijk’ was, dat die persoon in ieder geval “in de hennep” zat en dat hij niet wilde weten wat er in die tas zat. Die persoon heeft hem ook de betreffende grijze pil gegeven om te testen en behoorde tot de groep personen die hem heeft benaderd in verband met de hennepkwekerij in zijn woning.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een hoeveelheid van ongeveer 3.689 gram MDMA in de vorm van grijze pillen zich in de beschikkingsmacht van de verdachte bevond (hetgeen tezamen met de hiervoor genoemde 35,7 gram MDMA een totaalgewicht van 3,7 kilogram vormt).
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte onder de genoemde omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het feit dat het hier ging om drugs als genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit leidt tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van deze verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdachte ontkend te handelen in verdovende middelen. De verdenking voor deze handel vloeit voort uit – onder meer – enkele chats waarin met versluierd taalgebruik over de aan- en verkoop van (soft)drugs en het maken van afspraken daarvoor wordt gesproken. Deze chats zijn aangetroffen op een bij verdachte in zijn woning in beslag genomen Iphone SE. De verdachte betwist op zichzelf niet de inhoud van de chats, maar stelt zich op het standpunt dat hij die gesprekken niet kent, omdat dit niet zijn telefoon is en dat hij ook geen gebruik heeft gemaakt van die telefoon.
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de verdachte (grote) hoeveelheden van verschillende soorten verdovende middelen in zijn woning voorhanden gehad. Tijdens de doorzoeking in zijn woning heeft de verdachte tegenover de politie verklaard dat de grijze Iphone SE, die in een heuptasje op de eettafel lag, zijn telefoon was. Daar komt bij dat uit de inhoud van de chatgesprekken blijkt dat de gebruiker van de telefoon “ [naam01] ” of “ [naam02] ” wordt genoemd, hetgeen zeer wel verbasteringen kunnen zijn van [naam03] , de voornaam van de verdachte. Daarnaast wordt in verschillende gesprekken gesproken over een witte Aygo, terwijl de verdachte destijds eigenaar was van eenzelfde soort auto. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde telefoon van de verdachte is en dat het ook de verdachte is die de betreffende gesprekken heeft gevoerd. Daaruit volgt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen (MDMA en/of hennep).
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 24 november 2020
te 's-Gravendeel, opzettelijk heeft geteeld , (in een pand aan Kwelderpad) een hoeveelheid van 312hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 13 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te 's-Gravendeel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan [naam bedrijf] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen stroom onder zijn bereik had gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 24 november 2020 te 's-Gravendeel,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3,7 kilogram, MDMA (XTC) en ongeveer
17,8gram, cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 25 augustus 2020 tot en met 24 november 2020 te gemeente Hoeksche Waard meermalen, telkens opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd , een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA of hennep, zijnde MDMA of hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I eof II;
5.
hij op 24 november 2020 in 's-Gravendeel, een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten ongeveer 2,15 kilogram vuurwerk (Lijst II) en 1 shell (mortierbom) voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 5:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens de Wet milieubeheer, artikel 9.2.2.1, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten. Hij had een hennepkwekerij met 312 planten in zijn woning. Het exploiteren van een hennepkwekerij brengt aanzienlijke risico’s voor de gezondheid en veiligheid van personen met zich mee en houdt druggerelateerde en ondermijnende criminaliteit in stand. Voor deze hennepkwekerij werd ook elektriciteit afgetapt middels een illegale stroomvoorziening. Een dergelijke illegale stroomvoorziening dupeert niet alleen energieleveranciers, maar brengt ook een onaanvaardbaar risico op brand en elektrocutie met zich mee.
Daarnaast lag er een hoeveelheid van 17,8 gram cocaïne en circa 3,7 kilogram aan MDMA in de woning van de verdachte. De verdachte was niet alleen in het bezit van de genoemde verdovende middelen, hij heeft zich ook schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen. Drugs zijn gevaarlijk voor de gezondheid van personen. Bovendien lijdt de maatschappij schade doordat drugsgebruikers vaak overgaan tot het plegen van strafbare feiten om in hun verslaving te kunnen voorzien.
Tot slot is bij verdachte 2,15 kilogram illegaal vuurwerk en een mortierbom aangetroffen. Verdachte heeft hiervoor geen veiligheidsmaatregelen getroffen en daarmee gevaarzettend gehandeld. Verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij de gevaren die het opslaan van vuurwerk in een niet daartoe bestemde ruimte en in de buurt van woningen van niets vermoedende burgers, met zich mee kan brengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een rapport van Reclassering Nederland over de verdachte van 9 maart 2022. Bij een veroordeling adviseren zij een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering;
• Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden; en
• Ambulante behandeling.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van 12 augustus 2022 zijn besproken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan in principe niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op straffen die in dit soort zaken plegen te worden opgelegd, alsmede de Landelijke Oriëntatiepunten zou de door de officier van justitie geëiste straf zonder meer passend zijn. Er is echter sprake van aanzienlijk tijdsverloop tussen de gepleegde strafbare feiten en de uiteindelijke berechting. Verdachte is bovendien sinds zijn aanhouding niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. Daarnaast is gebleken dat hij doende is zijn leven weer op orde te brengen. Inmiddels heeft hij weer een baan met goede vooruitzichten. Een gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen. Daarom zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan worden een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de gebleken zelfredzaamheid van verdachte ziet de rechtbank – anders dan de officier van justitie – thans geen aanleiding meer om aan de verdachte bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan de voorwaardelijke straf, op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 7.700,00 verbeurd te verklaren en het valse briefje van € 50,00 te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
Het in beslag genomen geldbedrag dient aan verdachte te worden teruggeven. De raadsman heeft een factuur overgelegd op grond waarvan aannemelijk is gemaakt dat dit geld afkomstig is van de verkoop van de auto van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen briefje van € 50,00 zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Mede gelet op de overgelegde factuur is niet komen vast te staan dat het geldbedrag ad € 7.700,00 afkomstig is van (een van) de bewezenverklaarde strafbare feiten en daarmee vatbaar is voor verbeurdverklaring. Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 7.700,00 zal derhalve een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.830,30 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 1.140,83, zijnde arbeidskosten. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
9.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is ook onderbouwd met stukken. Verder is gelet op de bewezenverklaarde periode, waarin de verdachte elektriciteit heeft weggenomen van de benadeelde partij. Dat is een kortere periode dan waar de benadeelde partij in de vordering vanuit is gegaan, zodat de rechtbank het toe te wijzen bedrag dienovereenkomstig zal verminderen.
De benadeelde partij heeft een vordering van € 2.383,30 ingediend voor afgenomen elektriciteit (capaciteitstarief E), inclusief arbeidsloon van € 1.140,83 over de periode 28 juli 2020 tot en met 24 november. Dat zijn 120 dagen.
Elektriciteit en capaciteitstarief: € 1.520,50 + € 176,97 = € 1.697,47
€ 1.697,47/120 dagen =
€ 14,145 per dag
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de bewezen periode van 13 oktober tot en met 24 november 2020. Deze periode behelst 43 dagen.
€ 14,145 per dag x 43 dagen = € 608,26 aan verbruikte elektriciteit + € 1.140,83 arbeidsloon is een totaalbedrag van
€ 1.749,09.De vordering zal voor dit bedrag worden toegewezen.
Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.749,09, vermeerderd met de wettelijke rente.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
232 (tweehonderdtweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
116 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. ibg 241120 G6139436
- gelast de teruggave aan verdachte van:
2 € 7700,00 ibg 241120 G6138088
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam bedrijf] B.V, te betalen een bedrag van
€ 1.749,09 (zegge: één duizend zevenhonderd negenenveertig euro en negen cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 oktober 2020, tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 26 augustus 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot en met 24 november 2020
te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan Kwelderpad) een hoeveelheid van (in totaal ) ongeveer 312, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot en met 24 november 2020 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen stroom onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 24 november 2020 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC) en/of ongeveer 19,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2020 tot en met 24 november 2020 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard,-althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MM en/of hennep, zijnde MDMA en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 24 november 2020 in 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten ongeveer 2,15 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, vuurwerk (Lijst II) en/of 1 shells (mortierbom) voorhanden heeft gehad;