ECLI:NL:RBROT:2022:7509
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende vorderingsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan op het verzoek van BNP Paribas Leasing Solutions N.V. tot faillietverklaring van een besloten vennootschap. Verzoekster heeft op 7 juli 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin zij stelt dat zij een opeisbare vordering heeft van € 13.468,65 op verweerster, voortvloeiend uit een leaseovereenkomst. Tijdens de zitting op 26 juli 2022 en de daaropvolgende zitting op 2 augustus 2022 zijn beide partijen gehoord. Verzoekster heeft aangevoerd dat verweerster in betalingsproblemen verkeert en meerdere schuldeisers onbetaald laat. Verweerster heeft echter gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat verzoekster recht heeft op de gevorderde bedragen, stellende dat zij de leaseovereenkomst tijdig heeft opgezegd en het geleasede heeft teruggegeven.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd door verzoekster om het vorderingsrecht te onderbouwen. De rechtbank heeft op basis van de feiten geconcludeerd dat verweerster tot en met 31 maart 2022 de leasetermijnen heeft voldaan en dat het geleasede op 19 april 2022 aan een derde is verkocht. Hierdoor kan verzoekster niet meer voldoen aan haar verplichtingen jegens verweerster. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot faillietverklaring moet worden afgewezen, omdat niet summierlijk blijkt van het bestaan van feiten die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
De beslissing van de rechtbank is dat het verzoek tot faillietverklaring wordt afgewezen. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.