In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 januari 2022 uitspraak gedaan over de gewijzigde vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, had zich niet gehouden aan de voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling waren verbonden, waaronder een meldplicht en een verbod op drugs- en alcoholgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 19 augustus 2021 zijn enkelband had doorgeknipt en zich onttrokken had aan de detentie. Op 22 december 2021 was hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar hij voldeed niet aan de opgelegde voorwaarden, wat leidde tot een vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en een reclasseringswerker van GGZ Antes Advies. De officier van justitie heeft de vordering gewijzigd en verzocht om herroeping voor een periode van vier maanden, met de mogelijkheid van een kortdurende klinische interventie. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping toegewezen voor een periode van 120 dagen, of zoveel korter als de reclassering nodig heeft om de plaatsing van de veroordeelde in een instelling voor begeleid wonen te realiseren. De rechtbank heeft ook geadviseerd om de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling te wijzigen, zodat de mogelijkheid van klinische opname voor verslavingsproblematiek wordt toegevoegd.
De rechtbank benadrukt het belang van samenwerking met de reclassering en het bieden van een vangnet voor de veroordeelde om recidive te voorkomen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.