ECLI:NL:RBROT:2022:75

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
C/10/628432 / KG ZA 21-968
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het gevorderde verbod op het gebruik van de monitorfunctie door Veilig Thuis in een kort geding

In deze zaak, die op 5 januari 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiser, een zzp’er, dat de voorzieningenrechter Veilig Thuis zou verbieden gebruik te maken van haar monitorfunctie en haar dossier gesloten te houden totdat de bodemrechter een beslissing zou hebben genomen. Eiser stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat hij door de opgelegde veiligheidsvoorwaarden niet tot zijn werk werd toegelaten. Veilig Thuis voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van eiser.

De rechtbank oordeelde dat Veilig Thuis gerechtvaardigd gebruik maakte van haar monitorfunctie, gezien de meldingen die waren ontvangen over de (on)veiligheid van de minderjarigen. De voorzieningenrechter overwoog dat de meldingen, waaronder een melding van eiser zelf, serieus genomen moesten worden. Eiser had de situatie in Frankrijk als uiterst onveilig beoordeeld, wat de zorgen over de veiligheid van de minderjarigen versterkte. De rechtbank concludeerde dat er voldoende redenen waren voor Veilig Thuis om haar monitorfunctie voort te zetten, en dat er geen aanleiding was om in kort geding een voorziening te treffen.

Uiteindelijk werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Veilig Thuis werden begroot op € 1.683,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/628432 / KG ZA 21-968
Vonnis in kort geding van 5 januari 2022
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden,
tegen
de stichting
STICHTING VEILIG THUIS ROTTERDAM RIJNMOND,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.K.M.T. Rongen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiser] en Veilig Thuis genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 november 2021, met producties 1 tot en met 7,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 22 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiser] verricht als zzp’er werkzaamheden voor [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) in [plaatsnaam]. [naam bedrijf] houdt zich bezig met de begeleiding van hoogbegaafde jongeren.
2.2.
Door zijn werk bij [naam bedrijf] is [naam eiser] in contact gekomen met [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en haar drie minderjarige zoons, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] (hierna: de minderjarigen). Tussen [naam eiser] en [naam 1] is een persoonlijk relatie ontstaan. Vanaf de zomer van 2020 hebben [naam 1] en de minderjarigen in het huis van [naam eiser] op Goeree-Overflakkee gewoond en op dat adres ingeschreven gestaan.
2.3.
In augustus 2020 heeft Veilig Thuis aan [naam 1] een negatief advies gegeven om met de minderjarigen in het huis van [naam eiser] te verblijven. Daarbij heeft Veilig Thuis met [naam 1] afgesproken dat de minderjarigen in de periode van eind augustus 2020 tot 29 juli 2021 niet alleen met [naam eiser] zouden zijn. Vervolgens zijn [naam 1] en de minderjarigen in een andere woning op Goeree-Overflakkee gaan wonen.
2.4.
Op 13 oktober 2020 heeft het Centrum voor Jeugd en Gezin Midden-Limburg bij het Jeugdbeschermingsplein Goeree-Overflakkee een (eerste) melding gedaan over de minderjarigen vanwege zorgen over hun ontwikkeling en/of veiligheid.
2.5.
Op 4 november 2020 heeft het Jeugdbeschermingsplein Goeree-Overflakkee de melding doorgezonden aan Veilig Thuis voor het maken van een veiligheidsbeoordeling. Veilig Thuis heeft daarop een dossier met nummer [nummer] (hierna: het dossier) aangemaakt voor het gezin. Daarbij is [naam eiser] als direct betrokkene aangemerkt.
2.6.
Op 16 december 2020 Veilig Thuis het dossier overgedragen aan de gemeente Goeree-Overflakkee. In het kader van haar monitorfunctie is Veilig Thuis zicht op de naleving van de met [naam 1] gemaakte afspraak blijven houden.
2.7.
In het voorjaar van 2021 zijn [naam eiser] , [naam 1] en de minderjarigen weer gaan samenwonen. In de zomer van 2021 zijn zij op vakantie naar Frankrijk gegaan.
2.8.
Op 25 augustus 2021 heeft [naam eiser] vanuit Frankrijk een (tweede) melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met de veiligheid van de minderjarigen. Daarin heeft [naam eiser] laten weten dat de situatie bij [naam 1] onveilig is en heeft hij de veiligheid van de minderjarigen op een schaal van 1 (onveilig) tot en met 10 (veilig) beoordeeld met een 1. [naam 1] heeft bij de politie aangifte tegen [naam eiser] gedaan, als gevolg waarvan [naam eiser] door de Franse politie is gearresteerd en een nacht in een politiecel heeft doorgebracht.
2.9.
Op 26 augustus 2021 heeft de politie een (derde) melding bij Veilig Thuis gedaan.
2.10.
Bij brief van 21 september 2021 heeft de directeur van [naam bedrijf], [naam 5] , aan [naam eiser] medegedeeld dat de werkzaamheden van [naam eiser] werden opgeschort. Daarbij is opgemerkt dat er tijdens de vakantieperiode in Frankrijk een gevoelige situatie is ontstaan, deze situatie en de rol hierin van [naam eiser] door verschillende instanties wordt onderzocht en hervatting van de werkzaamheden enkel kan plaatsvinden nadat alle betrokken instanties de lopende procedures in dit kader volledig hebben afgerond.
2.11.
Op 23 september 2021 heeft Veilig Thuis veiligheidsvoorwaarden opgelegd aan de ouders van de minderjarigen. Een van deze veiligheidsvoorwaarden luidt dat de minderjarigen geen contact (meer) met [naam eiser] hebben.
2.12.
In oktober 2021 heeft Veilig Thuis het dossier overgedragen aan het Team Jeugd en Gezin van de gemeente Goeree-Overflakkee. De Raad voor de Kinderbescherming is een raadsonderzoek gestart. In het kader van haar monitorfunctie is Veilig Thuiszicht op de naleving van de aan de ouders opgelegde veiligheidsvoorwaarden blijven houden.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Veilig Thuis verbiedt om gebruik te maken van haar monitorfunctie en haar dossier gesloten te houden totdat de bodemrechter een beslissing heeft genomen,
Veilig Thuis veroordeelt in de proceskosten, het salaris en de nakosten inbegrepen.
3.2.
Veilig Thuis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [naam eiser] in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[naam eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, omdat hij vanwege de door Veilig Thuis opgelegde veiligheidsvoorwaarden niet tot zijn werk wordt toegelaten. Deze stelling wordt door Veilig Thuis betwist. Daarbij heeft zij opgemerkt dat onduidelijk is waarom [naam eiser] op basis van de (aan de ouders van de minderjarigen opgelegde) veiligheidsvoorwaarden niet werkzaam zou kunnen zijn bij [naam bedrijf]. De voorzieningenrechter overweegt dat in ieder geval voldoende duidelijk is dat zich een situatie heeft ontwikkeld waarin [naam eiser] beperkt wordt in zijn mogelijkheden om zijn werkzaamheden als zzp’er te verrichten. [naam eiser] stelt dat dit het gevolg is van jegens hem onrechtmatig gebruik door Veilig Thuis van haar monitorfunctie. Dat brengt mee dat [naam eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
4.2.
De taken en bevoegdheden van Veilig Thuis zijn vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Artikel 4.1.1 lid 2 van deze wet bepaalt dat Veilig Thuis als meldpunt fungeert voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast doet Veilig Thuis onderzoek naar de aanleiding van meldingen en zet zij eventuele vervolgstappen in gang. In het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019 is het werkproces beschreven dat sinds 1 januari 2019 door de regionale organisaties van Veilig Thuis wordt gehanteerd. In hoofdstuk 13 wordt de monitorfunctie van Veilig Thuis nader toegelicht en is aangegeven dat bij het monitoren wordt nagegaan of aan veiligheidsvoorwaarden is voldaan, of deze hebben geleid tot directe veiligheid en later stabiele veiligheid en of er aandacht is voor het werken aan herstel van opgelopen schade. Veilig Thuis monitort gedurende een periode van gemiddeld anderhalf jaar.
4.3.
[naam eiser] stelt primair dat van een gerechtvaardigd vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling nimmer sprake is geweest en dat om die reden geen grond bestaat voor het uitoefenen van de monitorfunctie door Veilig Thuis. Subsidiair stelt hij dat er wellicht een vermoeden was op basis waarvan nader onderzoek mocht plaatsvinden, maar dat dit vermoeden inmiddels is weerlegd door politiesepots in Frankrijk en Nederland.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat Veilig Thuis een drietal meldingen heeft ontvangen over de (on)veiligheid van de minderjarigen. Een van die meldingen is afkomstig van [naam eiser] . Hoewel [naam eiser] te kennen heeft gegeven dat hij de situatie in Frankrijk volledig verkeerd heeft ingeschat en de melding daarom achteraf heeft willen intrekken, is begrijpelijk dat Veilig Thuis de melding serieus heeft genomen en neemt. De inhoud van de melding is zodanig dat dit een belangrijke indicatie is dat er sprake was van een onveilige situatie voor de minderjarigen. [naam eiser] heeft de situatie zelfs met een 1 beoordeeld, waarmee hij heeft aangegeven dat de situatie uiterst onveilig was. Ook heeft hij bij de melding handgeschreven notities gevoegd, waarmee hij op zijn minst de indruk heeft gewekt dat van een incident geen sprake is geweest, maar veeleer van een structureel onveilige situatie. Ook de andere twee meldingen bieden steun aan het vermoeden van het bestaan van een (voortdurende) onveilige situatie. Op 23 september 2021 heeft Veilig Thuis aan de ouders van de minderjarigen veiligheidsvoorwaarden opgelegd. Uit het Handelingsprotocol Veilig Thuis 2019 volgt dat Veilig Thuis gemiddeld anderhalf jaar monitort of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter is het in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd dat Veilig Thuis haar monitorfunctie blijft uitoefenen. Dat Veilig Thuis van oordeel is dat dit door het belang van de minderjarigen nog steeds wordt gevergd, is in het licht van de beschikbare informatie begrijpelijk. Daarmee bestaat thans geen reden om in kort geding een voorziening te treffen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.5.
[naam eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Veilig Thuis worden begroot op € 1.683,00
(€ 667,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat).

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Veilig Thuis tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.
[2971/1729]