2.9.Bij brief van 3 mei 2022 heeft de gemachtigde van [verweerder] - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van Service-Plus bericht:
“
(…) Mijn cliënt, sinds 10 oktober 2013 als schoonmaker voor 38 uur per week bij u in dienst, heeft van u een vaststellingsovereenkomst ontvangen waarin een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met uw bedrijf per 11 juni 2022 wordt overeengekomen. Mijn cliënt heeft de vaststellingsovereenkomst niet getekend.
De achtergrond voor de vaststellingsovereenkomst is een officiële waarschuwing die mijn cliënt op 8 april 2022 heeft ontvangen en betrekking heeft op een schorsing wegens vermeend gebruik van alcohol tijdens werktijd en het zich niet houden aan de huisregels. Mijn cliënt wordt in deze waarschuwing beticht van het nuttigen van alcohol op de werkvloer op 8 april 2022, waarbij mijn cliënt tevens zijn collega’s zou hebben gepest en geïntimideerd. Mijn cliënt zou vervolgens zijn weggegaan tijdens werktijd zonder kennisgeving.
Volgens uw brief zouden er drie collega’s hebben geklaagd over de intimidatie en het uitschelden. Deze drie collega’s willen niet meer met mijn cliënt samen werken omdat dit anders zou escaleren.
De officiële waarschuwing van 8 april 2022 is voorafgegaan door een eerdere waarschuwing op 3 februari 2022, waarin mijn cliënt ook werd beticht van alcoholgebruik tijdens het werk.
Mijn cliënt betwist dat hij alcohol heeft genuttigd tijdens werktijd. Met de beide waarschuwingsbrieven kan hij zich dan ook niet verenigen. Ook betwist mijn client dat hij drie collega’s heeft geïntimideerd en uitgescholden.
De gebeurtenissen op vrijdag 8 april 2022, waarnaar wordt verwezen in de brief van 8 april 2022, zijn ook niet juist weergegeven. Op die dag heeft [naam 1] na 15.00 uur, dus na werktijd, telefonisch contact met mijn cliënt opgenomen. Zij verzocht mijn cliënt om op dat moment naar kantoor te komen. Op dat moment zat mijn cliënt in een auto bij drie collega’s. De auto reed op de snelweg. Mijn cliënt zou door zijn collega’s in de buurt van zijn woning worden afgezet. Dat was gebruikelijk.
Toen mijn cliënt de telefoon had opgenomen, meende hij dat hij in gesprek was met zijn begeleider van het CvD. Dat gaf enige verwarring in het gesprek. Toen mijn cliënt begreep dat hem gevraagd werd om naar kantoor te komen, begonnen zijn collega’s tegen hem te schreeuwen dat hij moest zeggen dat hij op de snelweg in de auto zat en dat hij dus niet naar kantoor kon komen. Mijn cliënt werd daardoor nerveus en drukte per ongeluk het telefoongesprek weg. Toen [naam 1] tweemaal opnieuw de telefoon van mijn cliënt belde, verbrak hij door de zenuwen telkens het telefoongesprek, omdat hij op de verkeerde toets drukte. Dit kwam door de oude telefoon van mijn cliënt, waarop de knoppen geen kleur en geen aanduiding meer hebben. Mijn cliënt telefoneert zeer weinig en hij bezat ook geen beltegoed om [naam 1] op dat moment terug te kunnen bellen.
Toen mijn cliënt de maandag daarop om 7.00 uur op het werk verscheen is er een gesprek geweest met [naam 1] over de gebeurtenissen van de vrijdag ervoor. In dat gesprek is alcoholgebruik tijdens het werk niet aan de orde geweest. Wel ontving mijn cliënt de brief met de officiële waarschuwing. Mijn cliënt werd duidelijk gemaakt dat hij niet meer welkom was op het werk en hij is toen naar huis gegaan. Dezelfde middag is mijn cliënt gebeld met het verzoek om dinsdag 12 april om 15.00 uur naar het werk te komen. Dat heeft mijn cliënt gedaan.
In dat gesprek, dat plaats vond met [naam 1], [naam 2] en een derde persoon, is aan de orde geweest dat een collega van mijn cliënt (met de voornaam [naam 4]?) problemen heeft met mijn cliënt, maar dat mijn cliënt daartoe geen aanleiding heeft gegeven. Vervolgens is de vaststellingsovereenkomst met een beëindigingsvoorstel aan mijn cliënt overhandigd. Mijn cliënt heeft deze vaststellingsovereenkomst niet getekend en heeft mij benaderd over zijn juridische positie.
Zoals hiervoor al gesteld, ontkent mijn cliënt uitdrukkelijk dat hij tijdens werktijd alcohol heeft gebruikt. Ook ontkent mijn cliënt dat hij collega’s heeft uitgescholden of geïntimideerd. Mijn cliënt vraagt zich af over welke collega’s dit zou moeten gaan. Hij heeft immers met geen enkele collega ruzie, ook al is collega [naam 4] hem niet vriendelijk gezind. Mijn cliënt meent dat hij zijn werkzaamheden, dagelijks tussen 7.00 uur en 15.00 uur, naar behoren en volgens uw aanwijzingen uitvoert en hij ziet geen reden op grond waarvan zijn arbeidsovereenkomst zou moeten eindigen.
Mijn cliënt houdt zich beschikbaar voor het verrichten van arbeid voor uw bedrijf en maakt aanspraak op doorbetaling van het overeengekomen loon. U kunt hem daarvoor weer oproepen. (…)”.