ECLI:NL:RBROT:2022:749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
FT EA 18/2106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling in het kader van de toeslagenaffaire

Op 28 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares, die zich heeft aangemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling oorspronkelijk uitgesproken op 18 januari 2019. De bewindvoerder heeft op 18 oktober 2021 verslag uitgebracht en op 4 en 11 januari 2022 de laatste stand van zaken aan de rechtbank gepresenteerd. Tijdens de zitting op 14 januari 2022 zijn de bewindvoerder, de schuldenares en haar beschermingsbewindvoerder, mevrouw I.L. Ortela, verschenen. De schuldenares heeft verklaard dat zij in afwachting is van een definitieve beslissing van de Belastingdienst over haar status als gedupeerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet voldoende heeft gesolliciteerd, maar heeft geen consequenties verbonden aan deze tekortkoming. De rechtbank heeft geconstateerd dat de schuldenares kampt met psychische klachten, wat haar sollicitatie-inspanningen heeft beïnvloed. De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een gedeeltelijke vrijstelling van de sollicitatieverplichting op zijn plaats zou zijn geweest. De rechtbank heeft besloten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met zes maanden te verlengen, zodat de definitieve beslissing van de Belastingdienst kan worden afgewacht. Dit betekent dat de schuldenares de mogelijkheid behoudt om binnen tien jaar opnieuw een beroep te doen op de wettelijke schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft de voorwaarden voor de verlenging vastgesteld, waaronder dat de sollicitatieverplichting niet van toepassing is en dat de afdrachtverplichting beperkt is tot het bewindvoerdersalaris. De rechtbank heeft benadrukt dat alle vermogensbestanddelen die de schuldenares tijdens de verlenging verkrijgt, in de boedel vallen. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A.T. Frima en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlenging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28 januari 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 januari 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft op 18 oktober 2021 schriftelijk verslag uitgebracht.
Op 4 en 11 januari 2022 heeft de bewindvoerder de rechtbank de laatste stand van zaken doen toekomen.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 14 januari 2022. De bewindvoerder, schuldenares en haar beschermingsbewindvoerder, mevrouw I.L. Ortela, zijn ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat zij is aangemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire, maar dat nog niet duidelijk is of zij door de Belastingdienst als gedupeerde zal worden aangemerkt. In eerste instantie is haar verzoek om als gedupeerde te worden aangemerkt door de Belastingdienst afgewezen. Er vindt nu een herbeoordeling plaats en schuldenares is in afwachting van de definitieve beslissing van de Belastingdienst.
In zijn eindverslag van 18 oktober 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank, vanwege de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting in de periode juli tot en met december 2021, negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van de schone lei.
Schuldenares heeft door middel van de ‘Verklaring met betrekking tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling’ te kennen gegeven dat zij graag de schuldsaneringsregeling wenst te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub a van de Faillissementswet (hierna: beëindiging op de A-grond).
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder aangegeven dat beëindiging op de A-grond voor schuldenares de beste optie is, omdat schuldenares thans (financieel) niet sterk in het leven staat. Met beëindiging op de A-grond heeft schuldenares, mocht zij zich (onverhoopt) weer in een problematische schuldensituatie bevinden, het voordeel dat zij binnen tien jaar na beëindiging van de schuldsaneringsregeling opnieuw een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling kan doen. Deze mogelijkheid wordt haar bij de verlening van de schone lei ontnomen.

3..De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat schuldenares één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen omdat zij niet genoeg heeft gesolliciteerd. Maar de rechtbank zal geen consequenties verbinden aan de tekortkoming in de nakoming van de solliciatieverplichting.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het schuldenares niet kan worden verweten dat zij de inspanningsverplichting niet naar behoren is nagekomen. In het bericht van de bewindvoerder van 2 augustus 2021 staat dat schuldenares al gedurende een lange tijd kampt met psychische klachten, waarvoor zij bij de praktijkondersteuner van de GGZ loopt en inmiddels is doorverwezen naar een psycholoog. Op basis daarvan acht de rechtbank aannemelijk dat over de periode juli tot en met december 2021 tenminste een gedeeltelijke vrijstelling van de sollicitatieverplichting op zijn plaats zou zijn geweest.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot haar oordeel dat schuldenares niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Er is daarom in beginsel aanleiding om de regeling te beëindigen met de verlening van de schone lei. De rechtbank zal daartoe echter (nog) niet overgaan en overweegt in dat verband het volgende.
De rechtbank stelt vast dat schuldenares bij de Belastingdienst is aangemeld als gedupeerde van de kinderopvangtoeslag-affaire, maar dat de Belastingdienst nog niet definitief heeft beslist of schuldenares als gedupeerde wordt aangemerkt.
In het geval de Belastingdienst te zijner tijd zou beslissen dat schuldenares als gedupeerde wordt aangemerkt, heeft dit in beginsel tot gevolg dat de Belastingdienst de geverifieerde schulden van schuldenares en de kosten van de schuldsaneringsregeling zal betalen. Blijkens het Besluit compensatie gedupeerden in schuldentraject van de Staatssecretaris van Financiën van 28 mei 2021, in werking getreden met ingang van 2 juni 2021, zal met de betaling van de schulden nog geruime tijd gemoeid zijn (volgens het Besluit na indiening van de aanvraag daartoe door de bewindvoerder nog (maximaal) acht weken).
Schuldenares heeft te kennen gegeven dat zij graag de schuldsaneringsregeling wenst te beëindigen op de A-grond. Dan kan zij – mocht de noodzaak zich daartoe onverhoopt voordoen – binnen tien jaar na beëindiging van de regeling opnieuw een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling doen.
Ten tijde van het wijzen van het vonnis heeft de Belastingdienst nog niet schriftelijk bevestigd dat schuldenares als gedupeerde wordt aangemerkt en zijn de schulden nog niet betaald, zodat van een situatie als genoemd in artikel 350 lid 1 en 3 sub a Faillissementswet (nog) geen sprake is.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de looptijd van de schuldsaneringsregeling van schuldenares te verlengen met zes maanden, teneinde de definitieve beslissing van de Belastingdienst af te wachten. Tijdens de zitting is met schuldenares besproken dat aan de hand van de beslissing van de Belastingdienst zal worden beslist of haar regeling eindigt op de A-grond of met de verlening van de schone lei.
Wanneer de Belastingdienst het verzoek van schuldenares honoreert en haar aanmerkt als gedupeerde in de toeslagenaffaire, dan zal de schuldsaneringsregeling eindigen op de A-grond. Wijst de Belastingdienst het verzoek af, dan zal de schuldsaneringsregeling eindigen met de verlening van een schone lei.
Schuldenares heeft tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat zij het vorenstaande begrijpt en dat zij instemt met de verlenging van de schuldsaneringsregeling.
Gedurende de verlenging is de arbeids-/sollicitatieverplichting niet meer van toepassing. Schuldenares is slechts de minimale boedelbijdrage (het bewindvoerdersalaris) verschuldigd van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag. De informatieverplichting is beperkt tot het verstrekken van informatie omtrent de stand van zaken ten aanzien van de toeslagenaffaire.
Benadrukt wordt dat op grond van de wet (artikel 295 Faillissementswet) ook vermogensbestanddelen die schuldenaar tijdens de verlenging verkrijgt in de boedel vallen.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze drie jaar en zes maanden bedraagt en daarmee eindigt op 18 juli 2022;
- bepaalt dat gedurende de verlenging:
a) de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing is;
b) de afdrachtverplichting beperkt is tot betaling van het bewindvoerdersalaris van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag;
c) de informatieverplichting beperkt is tot het informeren omtrent de stand van zaken ten aanzien van de toeslagenaffaire.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.