In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Pensioenfonds Rail & Openbaar Vervoer (hierna: Pensioenfonds) en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een huurachterstand van de gedaagde, die een woonruimte huurt van Pensioenfonds. De gedaagde had een betalingsregeling getroffen, maar kwam deze niet na, wat leidde tot de vordering van Pensioenfonds om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de huur en dat de huurachterstand van € 4.596,77 de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, waaronder financiële moeilijkheden en de zorg voor twee kinderen. Daarom heeft de kantonrechter de gedaagde een termijn van één maand gegeven om de achterstand te betalen, met de waarschuwing dat bij niet-betaling de huurovereenkomst alsnog zal worden ontbonden en ontruiming zal volgen. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente over de huurachterstand. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Pensioenfonds direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak indien de gedaagde niet binnen de gestelde termijn betaalt.