ECLI:NL:RBROT:2022:7415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
ROT 21/3450 en 21/3709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een schoonmaker, en het UWV over de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser had zich op 9 januari 2017 ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten en ontving vanaf 13 februari 2019 een WIA-uitkering. Het UWV heeft op 30 november 2020 besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser per 12 februari 2021 te beëindigen, met de mededeling dat hij recht had op een WGA-vervolguitkering. Dit besluit werd door de voormalige werkgevers van eiser betwist, wat leidde tot een herbeoordeling door het UWV. Uiteindelijk heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 26,30%, wat resulteerde in de beëindiging van de WIA-uitkering per 17 augustus 2021.

Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn klachten niet waren verminderd en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet klopte. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen beoordeeld. De verzekeringsarts concludeerde dat er geen toegenomen beperkingen waren en dat de eerder vastgestelde beperkingen nog steeds van toepassing waren. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend waren bij de vastgestelde belastbaarheid van eiser.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de bestreden besluiten van het UWV zorgvuldig waren voorbereid en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 17 augustus 2021 terecht was. Eiser heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen overtuigen van een andere uitkomst. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden, maar heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/3450 en 21/3709

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 30 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op 12 februari 2021 stopt. Vanaf 13 februari 2021 heeft hij recht op een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%
De voormalig werkgevers van eiser, [naam werkgever 1] ([naam werkgever 1]) en [naam werkgever 2] ([naam werkgever 2]), hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Met de afzonderlijke besluiten van 16 juni 2021 (de bestreden besluiten I en II) heeft het UWV de bezwaren van [naam werkgever 1] en [naam werkgever 2] gegrond verklaard. Het UWV heeft het primaire besluit herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is vastgesteld op 26,30%. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%, wordt de WIA-uitkering van eiser met ingang van 17 augustus 2021 beëindigd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als schoonmaker. Hij heeft zich op 9 januari 2017 wegens lichamelijke klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Met het besluit van 1 maart 2019 heeft het UWV eiser vanaf 13 februari 2019 een WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 67,87%.
4. Met het primaire besluit heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering op 12 februari 2021 stopt. Vanaf 13 februari 2021 heeft hij recht op een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,87%. [naam werkgever 1] en [naam werkgever 2] hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Volgens hen berust het primaire besluit niet op een verzekeringsgeneeskundige en/of arbeidskundige herbeoordeling.
5. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 13 februari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 33,19% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 66,81%.
6. [naam werkgever 2] heeft met de brief van 19 april 2021 gereageerd en [naam werkgever 1] met de brief van 30 april 2021. Volgens [naam werkgever 1] is de restverdiencapaciteit niet juist vastgesteld.
7. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierna naar de beoordeling door de arbeidsdeskundige gekeken en zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 6 mei 2021. Hij geeft aan dat bij de eerder geduide functies weliswaar passend zijn, maar om na te gaan of de hoogste resterende verdiencapaciteit is vastgesteld heeft hij het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) opnieuw geraadpleegd. Hij vond toen vijf voor eiser geschikte functies. En met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies is de mate van arbeidsongeschiktheid 26,3%, dus minder dan 35%.
8. Bij brieven van 18 mei 2021 heeft het UWV zijn voornemen om het primaire besluit te wijzigen kenbaar gemaakt aan [naam werkgever 1], [naam werkgever 2] en eiser. Eiser is minder dan 35% arbeidsongeschikt. Dit betekent dat hij geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
9. Hierna heeft het UWV de bestreden besluiten I en II genomen en beslist dat eiser met ingang van 17 augustus 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.

Wat eiser vindt

10. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat de mate van arbeidsongeschiktheid eerst is vastgesteld op 67%. Zijn klachten gaan niet weg of worden niet minder. Het klopt niet dat hij nu minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft in beroep medische informatie opgestuurd van zijn huisarts. Hij geeft aan dat hij is uitbehandeld voor zijn rug en schouder. Er is gezegd dat zijn klachten onveranderd blijven. Eiser gebruikt een TENS-apparaat in zijn rug om de pijn te verzachten.

Waarover het gaat in deze zaak

11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 26,30% arbeidsongeschikt is en de WIA-uitkering heeft beëindigd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 13 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

12. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en een psychisch en lichamelijk onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er nog steeds sprake is van lichamelijke klachten waardoor eiser belemmeringen ervaart in zijn functioneren. Er is geen sprake van toegenomen beperkingen, omdat bij de einde wachttijd beoordeling al voldoende rekening is gehouden met de klachten van eiser. Er is dus geen reden om de belastbaarheid aan te passen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep gereageerd op de door eiser in beroep overgelegde medische informatie. In het rapport van 18 januari 2022 overweegt hij dat de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen. Omdat de verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat geen sprake is van wijziging in de belastbaarheid van eiser, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML zo aangepast dat weer op alle punten dezelfde beperkingen gelden als op 8 februari 2019. Hij heeft namelijk de items “trillingsbelasting” en “duwen en trekken” (die in de FML van 24 maart 2021 iets anders waren dan in de FML van 8 februari 2019) iets gewijzigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op deze punten aangepast. De door eiser in beroep overgelegde medische informatie is geen reden om aanvullende beperkingen aan te nemen. De door eiser overgelegde gegevens waren al bekend en zijn al meegewogen in de beoordeling van 24 maart 2021. Ook het gebruik van het TENS-apparaat was bekend. Hiervoor worden geen aanvullende beperkingen in de FML aangenomen.
14. De rechtbank vindt het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig. De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en eiser gezien op het spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er geen reden is om aanvullende beperkingen in de FML per 13 februari 2021 op te nemen. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen volgt dat de klachten van eiser worden onderkend en dat hiervoor passende beperkingen zijn aangenomen. In die zin is het UWV het met eiser eens.
15. De reden waarom het arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd, heeft te maken met de arbeidskundige beoordeling. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
16. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 30 maart 2021 geconcludeerd dat eiser niet geschikt is om zijn werk als schoonmaker te doen. Gelet op zijn beperkingen en de matige beheersing van de Nederlandse taal is eiser aangewezen op eenvoudige, fysiek lichte werkzaamheden. De arbeidsdeskundige heeft de functies koerier, assemblagemedewerker en productiemedewerker industrie geduid.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 6 mei 2021 heroverwogen. Hij vindt dat de arbeidsdeskundige passende functies heeft geduid. Maar om na te gaan of de hoogste resterende verdiencapaciteit is vastgesteld heeft hij het CBBS opnieuw geraadpleegd. Hij selecteerde vervolgens de functies textielproductenmaker, productiemedewerker industrie en assemblagemedewerker. Met de middelste van deze functies kan eiser 73,7% verdienen van wat hij verdiende voor hij ziek werd. Dat is de theoretische verdiencapaciteit. Dat betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser minder dan 35% is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 januari 2022 toegelicht dat de geduide functies ook na de aangepaste FML nog geschikt zijn.
18. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiser. Eiser heeft geen arbeidskundige gronden aangevoerd en de rechtbank ziet ook geen reden om de arbeidskundige beoordeling voor onjuist te houden.
19. Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten niet minder worden en dat het daarom niet klopt dat het arbeidsongeschikheidspercentage nu zoveel lager is. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit voor eiser moeilijk te begrijpen is. Maar het systeem van de WIA is dat op basis van een theoretische schatting wordt bepaald hoeveel procent iemand arbeidsongeschikt wordt geacht. En theoretische schatting betekent dat een arbeidskundige in het CBBS functies moet zoeken die iemand gelet op de beperkingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen, nog kan doen. De functies in het CBBS veranderen van tijd tot tijd, en de arbeidskundige moet kijken naar de functies met de hoogste verdiencapaciteit. Dat heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep ook gedaan. En daarom is het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser lager dan eerst, terwijl zijn klachten en beperkingen hetzelfde zijn.
20. Het UWV heeft de FML in beroep gewijzigd. Daarmee staat vast dat de bestreden besluiten I en II niet zorgvuldig waren voorbereid en niet van een deugdelijke motivering waren voorzien. Deze schending van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiser door deze schending niet is benadeeld. Want ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan zou het UWV een besluit met een gelijke uitkomst hebben genomen.

De conclusie van de rechtbank

21. De beroepen van eiser zijn ongegrond. Zijn WIA-uitkering is terecht beëindigd per 17 augustus 2021. Vanwege toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. [1]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 31 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft het griffierecht een keer in rekening gebracht vanwege samenhang tussen de zaken.