ECLI:NL:RBROT:2022:7406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
FT EA 22/578 en FT EA 22/579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid schuldsaneringsregeling

Op 13 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een verzoekschrift had ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Verzoeker had 75% van zijn huurschuld betaald, waardoor de verhuurder de ontruiming had ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake meer was van een spoedeisend belang of een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Daarnaast had verzoeker ook verzocht om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zou zijn afgerond, verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 284, tweede lid, Fw. De rechtbank gaf aan dat verzoeker in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien nodig.

De uitspraak werd gedaan door mr. F. Damsteegt, rechter, en mr. N.A. Masrom, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: afwijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 13 juli 2022
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 24 juni 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 24 juni 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 6 juli 2022.
[persoon A] , werkzaam bij Omnes Schuldhulp (hierna: schuldhulpverlening), heeft op
5 juli 2022 een laatste stand van zaken aan de rechtbank doen toekomen. Schuldhulpverlening heeft hierin vermeld dat hij niet ter zitting aanwezig zal zijn.
Ter zitting van 6 juli 2022 is verschenen en gehoord:
- verzoeker;
De Woningbouwvereniging Oost West Wonen, gevestigd te Middelharnis (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van twee maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 12 mei 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.

3..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Verzoeker heeft een kopie van het vonnis van de kantonrechter van 12 mei 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 20 juni 2022 overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 28 juni 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker. Uit de laatste stand van zaken van schuldhulpverlening van 5 juli 2022 blijkt echter dat verweerster op 27 juni 2022 heeft laten weten dat de ontruiming is ingetrokken. Verzoeker heeft 75% van de achterstand in de huurschuld voldaan om de aangezegde ontruiming te voorkomen. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat thans geen sprake meer is van een (spoedeisend) belang dan wel een bedreigende situatie zoals is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu hiervan geen sprake is, zal het verzoek worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling oordeelt de rechtbank als volgt. Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

4..De beslissing

De rechtbank:
  • wijst af het verzoek ex artikel 287b, eerste lid, Fw;
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.