Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek ter terechtzitting
15 augustus 2022.
2..Vonnis strafzaak
3..Vordering
€ 52.349,60.
4..Ontvankelijkheid officier van justitie
niet-ontvankelijk te worden verklaard in de ontnemingsvordering.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie, mr. B.M. van Heemst, tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van diefstal met braak in vereniging. De vordering van het Openbaar Ministerie was gericht op het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op maximaal € 52.349,60. De verdediging heeft bepleit dat de vordering afgewezen moest worden, omdat er geen veroordeling was uitgesproken in de strafzaak. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, die heeft geoordeeld dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering in de weg staat. Aangezien de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken, heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter mr. F.A. Hut was, samen met mrs. M. Timmerman en G. Alagahgi. Het vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.