ECLI:NL:RBROT:2022:7396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9451174 CV EXPL 21-31106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdragen en verrekening van schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en twee gedaagden, die erfpachters zijn van een appartementsrecht. De VvE, vertegenwoordigd door eiseres, vorderde betaling van achterstallige VvE-bijdragen van de gedaagden, die ook een schadevergoeding van € 550,00 hadden ontvangen van de grooteigenaar in verband met waterschade aan hun appartement. De gedaagden stelden dat zij de schadevergoeding hadden verrekend met onbetaalde VvE-bijdragen en dat er geen betalingsachterstand meer bestond. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden inderdaad een betalingsachterstand hadden en dat de verrekening van de schadevergoeding met de VvE-bijdragen niet correct was. De rechter wees de vordering van de VvE tot betaling van € 10,06 aan achterstallige VvE-bijdragen toe, evenals de toekomstige VvE-bijdragen tot het einde van het lopende boekjaar. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9451174 CV EXPL 21-31106
datum uitspraak: 26 augustus 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: [naam 1],
tegen

1..[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats gedaagden],
gedaagden,
gemachtigde: [naam 2].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde 1] en [gedaagde 2]’.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 september 2021, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • de akte van [eiseres], met een bijlage;
  • de rolbeslissing van 13 mei 2022;
  • de akte van VvE;
  • de antwoordakte van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

2..De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn erfpachters van het appartementsrecht rechtgevend op het uitsluitend gebruik van een appartement met verdere aanhorigheden gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). Het appartementsrecht maakt deel uit van het complex ten behoeve waarvan [eiseres] is opgericht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn van rechtswege lid van [eiseres].
2.2.
Op 16 september 2021 heeft een schade-expert, die door [eiseres] is ingeschakeld in verband met waterschade, de schade aan de woning vastgesteld op € 550,00.
2.3.
Op 21 september 2021 schrijft de gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de gemachtigde van [eiseres]:
“(…) Schadevergoeding
U stelt in uw e-mail dat uw cliënte in haar systeem niets kan terugvinden over een schadevergoeding. Het is verstandig als uw cliënte in gesprek gaat met de door haar ingeschakelde schade-expertkantoor, genaamd Dekra. Die op 16 september 2021 om 13.15 uur de woning van cliënten heeft bezocht en in het bijzijn van mij is overeenstemming bereikt om geen (verdere) procedures te moeten starten over de aansprakelijkheid van uw cliënte en de door haar veroorzaakte schade. Het gaat om bedrag ad € 550,00.
Rest saldo
Het restant aan saldo ad € 221,49 is aan uw kantoor overgemaakt. In de bijlage treft u desbetreffende betaalbewijs aan.
Heden blijkt uit mijn dossier dat er geen sprake is van een openstaand saldo, aangezien cliënten toestemming hebben verleend om de te ontvangen schadevergoeding te verrekenen en het restant via ondergetekende heeft betaald, waardoor een gang naar de rechter volkomen onnodig is. Aan u het verzoek om uw dagvaarding niet in te schrijven bij de rechtbank dan wel een inschrijving in te trekken vóór de eerste rolzitting, zodat u geen griffierechten verschuldigd zal worden. (…)”
2.4.
Op 9 december 2021 heeft de grooteigenaar, Woonstad Rotterdam, € 550,00 in verband met geleden schade uitbetaald aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist in de dagvaarding samengevat:
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] te betalen € 519,50, te vermeerderen met rente;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] te betalen de nog te vervallen periodieke VvE-bijdragen vanaf 1 oktober 2021 zolang zij eigenaar van de woning zijn, te vermeerderen met rente;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat in de dagvaarding wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.214,61, buitengerechtelijke kosten van € 131,72 (incl. btw), rente van € 18,86 (berekend tot en met 13 september 2021) en kosten kadastrale recherche van € 6,05. Daarop wordt € 851,74 aan betalingen in mindering gebracht. De resterende hoofdsom bedraagt daarom € 519,50.
3.2.
[eiseres] heeft na de dagvaarding de eis twee keer gewijzigd.
In de repliek heeft [eiseres] de eis vermeerderd met € 148,89.
Die vermeerdering houdt verband met:
  • de vervallen en niet betaalde VvE-bijdragen over oktober tot en met december 2021 van (3x € 123,46) € 370,38;
  • een betaling van € 221,49 die is ontvangen op 21 september 2021.
In de akte na dupliek heeft [eiseres] de eis verminderd met € 102,28.
Die vermindering houdt verband met:
  • de vervallen en niet betaalde VvE-bijdragen over januari tot en met april 2022 van (4x € 134,05) € 536,20;
  • een betaling van in totaal € 617,30 die is ontvangen op 9 februari 2022;
  • een betaling van € 21,18 die is ontvangen op 28 februari 2022.
De hoofdsom die [eiseres] nu eist, bedraagt € 566,11.
3.3.
[eiseres] baseert de eis op het volgende.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn als erfpachters van het appartementsrecht op basis van de wet verplicht om de door de vergadering vastgestelde periodieke bijdragen te betalen aan [eiseres]. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben meerdere VvE-bijdragen niet (op tijd) betaald en een betalingsachterstand laten ontstaan.
Vanwege het niet op tijd betalen van [eiseres]-bijdragen, moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op basis van de wet rente betalen over de niet of te laat betaalde VvE-bijdragen. [eiseres] heeft de rente tot en met 13 september 2021 berekend op € 18,86.
[eiseres] heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangemaand om de achterstand te betalen en heeft daarbij kosten moeten maken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten op basis van de wet die buitengerechtelijke kosten vergoeden aan [eiseres], aangezien die kosten zijn veroorzaakt door het betaalgedrag van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Daarnaast moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de kosten voor het raadplegen van het Kadaster vergoeden aan [eiseres].
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het niet eens met de eis en voeren het volgende aan.
De schade-expert heeft de schade aan de woning vastgesteld op € 550,00. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben daarom € 550,00 aan schadevergoeding te eisen van [eiseres]. Dat bedrag is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verrekend met onbetaalde VvE-bijdragen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verder € 221,49 betaald aan [eiseres] vóór de eerste zitting in deze procedure. Daarmee is het restant van de achterstand betaald. [eiseres] heeft dus niets meer te eisen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Aangezien er op de dag van de eerste zitting geen betalingsachterstand bestond, heeft [eiseres] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] rauwelijks gedagvaard en onnodig een procedure opgestart met alle kosten van dien.
De nog te vervallen VvE-bijdragen moeten worden afgewezen, omdat nog niet vaststaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die bijdragen niet zullen betalen en ook niet vaststaat wat de hoogte zal zijn van die bijdragen in het nieuwe boekjaar.
De kosten voor de kadastrale recherche moeten worden afgewezen. Die kosten zijn al begrepen in de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.

4..De beoordeling

Eiswijzigingen en de eisen van een goede procesorde
4.1.
In hun antwoordakte hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bezwaar gemaakt tegen de eiswijzigingen van [eiseres]. Zij menen dat die eiswijzigingen in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde.
De kantonrechter is van oordeel dat de eiswijzigingen niet in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, omdat de eiswijzigingen de verdediging van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet onredelijk bemoeilijken en ook niet zorgen voor een onredelijke vertraging van de procedure. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn namelijk in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren tegen de eiswijzigingen en hebben dat ook gedaan. Daarnaast is van belang dat de eiswijzigingen verband houden met [eiseres]-bijdragen die tijdens deze procedure zijn vervallen. De in de dagvaarding geëiste veroordeling tot betaling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van de nog te vervallen VvE-bijdragen en eventuele rente omvat deze eis al. De eiswijzigingen houden daarnaast verband met de betalingen die tijdens deze procedure zijn gedaan door [gedaagde 1] en [gedaagde 2], in die zin dat [eiseres] die betalingen in mindering van de eis heeft laten strekken. De tweede en laatste eiswijziging behelst dan ook een vermindering van eis. De kantonrechter ziet niet in welk bezwaar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen die eisvermindering kunnen hebben. De slotsom is dat de eiswijzigingen worden toegelaten. Hierna zal de gewijzigde eis van [eiseres] inhoudelijk worden beoordeeld.
Betalingsachterstand, verrekening
4.2.
In de wet is bepaald -kort gezegd- dat een partij bevoegd is tot verrekening als beide partijen over en weer iets van elkaar te eisen hebben. Wanneer de schuldenaar verklaart dat hij zijn schuld aan de wederpartij met een eis op de wederpartij verrekent, gaan beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijke beloop teniet (artikel 6:127 BW). In deze procedure ligt de vraag voor of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] iets te eisen hebben van [eiseres] en zo ja, of en wanneer zij hun schuld aan [eiseres] hebben verrekend met hun eis op [eiseres].
4.3.
Hoewel [eiseres] eerst heeft betwist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] recht hebben op een schadevergoeding van € 550,00, heeft zij dat later wel erkend, maar met de kanttekening dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet [eiseres] maar de grooteigenaar moeten aanspreken voor die schadevergoeding. Dat heeft volgens [eiseres] te maken met afspraken tussen [eiseres] en de grooteigenaar ten aanzien van de afwikkeling van waterschade. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben het bestaan van die afspraak betwist en ook dat zij de grooteigenaar moeten aanspreken in plaats van [eiseres]. Hoewel onbetwist is dat de schadevergoeding van € 550,00 is betaald aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 9 december 2021, kan daaruit niet zonder meer worden afgeleid dat niet [eiseres], maar de grooteigenaar moet worden aangesproken. In de wet is namelijk bepaald dat ieder de schuld van een ander mag betalen. In rechte staat dan ook niet vast dat tussen [eiseres] en de grooteigenaar is afgesproken dat de grooteigenaar de afwikkeling van waterschade regelt. Bovendien, als er wel van moet worden uitgegaan dat een dergelijke afspraak bestaat, dan betekent dat nog niet dat [eiseres] niet de partij is die door een VvE-lid kan worden aangesproken voor een schadevergoeding met betrekking tot waterschade. [eiseres] heeft in de stukken zelf ook gezegd -net als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen- dat waterschade (eigenlijk) een VvE-aangelegenheid is. De stelling van [eiseres], dat niet zij maar de grooteigenaar de partij is die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet worden aangesproken voor een schadevergoeding, wordt daarom verworpen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben jegens [eiseres] aanspraak op een schadevergoeding van € 550,00.
4.4.
Als onbetwist staat vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 13 september 2021 een schuld hadden aan [eiseres] bestaande uit onbetaalde VvE-bijdragen. In de stukken kan geen eerdere verrekeningsverklaring dan de e-mail van 21 september 2021 worden gevonden. De kantonrechter stelt vast dat per die datum de schadevergoedingseis van € 550,00 jegens [eiseres] is verrekend met op dat moment onbetaalde VvE-bijdragen en/of door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te betalen kosten en rente. Verder staat vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 21 september 2021 € 221,49 hebben betaald, zodat per die datum geen betalingsachterstand meer bestond, maar zelfs een voorstand. Tijdens deze procedure hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] echter nagelaten [eiseres]-bijdragen voor oktober 2021 tot en met april 2022 volledig en op tijd te betalen. Volgens [eiseres] is tot en met april 2022 € 556,11 onbetaald gebleven, rekening houdend met de betalingen die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tijdens deze procedure zijn gedaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet gesteld dat er nog meer betalingen zijn gedaan. De kantonrechter gaat daarom ervan uit dat de door [eiseres] gestelde vervallen VvE-bijdragen en ontvangen betalingen berekend tot en met april 2022 kloppen. Volgens de berekening van [eiseres] bedraagt de resterende schuld berekend tot en met april 2022 € 566,11. Hierop moet nog € 550,00 in mindering worden gebracht vanwege de verrekening op 21 september 2021 met de schadevergoeding die daarin nog niet is meegenomen. Het restant bedraagt dan nog € 16,11 berekend toe en met april 2022. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [eiseres] en gelet op de wettelijke imputatieregeling (artikel 6:44 BW) dat dit bedrag alleen nog betrekking heeft op onbetaalde VvE-bijdragen, omdat de betalingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vóór de dagvaarding door [eiseres] zijn afgeboekt op de bij de dagvaarding geëiste buitengerechtelijke kosten, kosten kadastrale recherche en rente tot de dag van de dagvaarding. Welk bedrag aan resterende schuld aan [eiseres] berekend tot en met april 2022 kan worden toegewezen is daarom afhankelijk van de vraag of de geëiste kosten en rente toewijsbaar zijn. Dit wordt hierna onder 4.6 tot en met 4.8 beoordeeld.
4.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben in hun antwoordakte een beroep gedaan op artikel 6:43 lid 1 BW en gesteld dat het [eiseres] niet vrij staat om betalingen af te boeken op een andere schuld dan die is aangegeven bij de betaling. Voornoemd wetsartikel houdt in dat betalingen moeten worden afgeboekt op de schuld die zij bij de betaling aanwijzen. Echter, nergens blijkt uit dat [eiseres] betalingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op een andere schuld heeft afgeboekt dan die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangegeven bij de betalingen. Het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt daarom verworpen.
Buitengerechtelijke kosten, kosten kadastrale recherche, rente over vervallen VvE-bijdragen
4.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn bij brief van 28 oktober 2020 aangemaand om de toen bestaande betalingsachterstand zonder bijkomende kosten te betalen binnen vijftien dagen na de dag dat de brief bij hen is bezorgd. Als onbetwist staat vast dat die achterstand niet volledig is betaald binnen de gestelde termijn, zodat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten moeten betalen aan [eiseres]. Wat de hoogte van de vergoeding betreft zoekt de kantonrechter aansluiting bij de tarieven zoals vermeld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag aan kosten inclusief btw dat in de brief is aangezegd en in deze procedure wordt geëist, is in overeenstemming met het Besluit. De buitengerechtelijke kosten worden daarom toegewezen.
4.7.
Alleen kosten die noodzakelijkerwijs en voor een goede ambtsverrichting moeten worden gemaakt, komen voor vergoeding in aanmerking (artikel 2 Btag). De kosten voor kadastrale recherche vallen daar niet onder. Die kosten worden geacht te zijn begrepen in de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Dit onderdeel van de eis wordt afgewezen.
4.8.
De rente berekend tot de dag van de dagvaarding wordt toegewezen, omdat deze op de wet is gegrond en niet is betwist. De rente over de reeds vervallen VvE-bijdragen berekend tot en met april 2022 wordt toegewezen over de respectieve vervaldata van die VvE-bijdragen voor zover die VvE-bijdragen niet vóór de vervaldata zijn betaald.
Toewijsbaar bedrag aan onbetaalde VvE-bijdragen
4.9.
Gelet op het voorgaande, zijn de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedane betalingen ten onrechte toegerekend aan een bedrag van € 6,05 voor kosten kadastrale recherche. Dat betekent dat van de openstaande schuld berekend tot en met april 2022 nog € 6,05 af moet. Het dan resterende bedrag van (€ 16,11 (zie 4.4) minus € 6,05) € 10,06 is wel toewijsbaar en wordt toegewezen.
Toekomstige, nog te vervallen VvE-bijdragen
4.10.
[eiseres] heeft een veroordeling tot betaling van de toekomstige nog te vervallen VvE-bijdragen geëist. Dit onderdeel van de eis is toewijsbaar tot het einde van het ten tijde van dit vonnis lopende boekjaar. De reden van deze beperking is dat de hoogte van de bijdragen nadien nog niet vast staat. De hoogte van de bijdragen voor het ten tijde van de dagvaarding lopende boekjaar (€ 123,46) en het ten tijde van dit vonnis lopende boekjaar (€ 134,05) staan wel vast, omdat [eiseres] de hoogte van die bijdragen in de stukken heeft gesteld en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die bedragen niet hebben betwist.
4.11.
De geëiste rente over de toekomstige, nog te vervallen VvE-bijdragen is niet toewijsbaar, omdat niet vaststaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betaling van die VvE-bijdragen in gebreke zullen blijven. Dit onderdeel van de eis wordt daarom afgewezen.
Rauwelijks of onterecht dagvaarden, onnodige procedure
4.12.
Hiervoor is vast komen te staan dat ten tijde van de dagvaarding, op 13 september 2021, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een betalingsachterstand hadden laten ontstaan in [eiseres]-bijdragen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 21 september 2021 wel – zoals nu in rechte vaststaat: terecht – een beroep gedaan op verrekening, maar het standpunt van [eiseres] tot en met de repliek was dat er geen sprake was van verrekening, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] volgens haar bij de grooteigenaar moesten zijn. Op 21 september 2021 is dus in de visie van [eiseres] slechts € 221,49 betaald en dus niet het volledige bedrag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] volgens de dagvaarding schuldig waren. Gelet op die omstandigheden is er geen sprake van onterecht dagvaarden en ook niet van het onnodig voortzetten van de procedure. Bovendien is tijdens deze procedure gebleken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de na september 2021 vervallen VvE-bijdragen ook niet volledig en op tijd hebben betaald, zodat berekend tot en met april 2022 nog € 16,11 resteert.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen deels gelijk en deels ongelijk. De kantonrechter zal daarom de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt, zoals geëist, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter ziet in de stellingen van partijen geen grond om dit onderdeel van de eis af te wijzen.
Betalingen
4.15.
Uiteraard strekken eventuele betalingen, die later zijn of zullen worden ontvangen door [eiseres] maar niet in dit vonnis zijn opgenomen, in mindering van hetgeen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van dit vonnis aan [eiseres] zijn verschuldigd.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen € 10,06 aan achterstallige VvE-bijdragen berekend tot en met april 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf de dag van de dagvaarding dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan [eiseres] te voldoen de toekomstige VvE-bijdragen, zodra opeisbaar, ten bedrage van € 134,05 per maand, die vervallen in de periode vanaf mei 2022, tot het einde van het ten tijde van dit vonnis lopende boekjaar, dan wel zoveel eerder het lidmaatschap van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal eindigen;
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
34286