In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: 'Woonstad') en [gedaagde01], de huurder van een woning. Woonstad heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, omdat tijdens een politie-inval op 14 april 2021 in de woning grote hoeveelheden harddrugs en versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen. De huurder heeft betoogd dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat het om een eenmalig incident ging. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder, omdat hij de woning ter beschikking heeft gesteld aan een persoon die niet tot zijn huishouden behoorde en die betrokken was bij drugshandel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van de drugs en de omstandigheden rondom de inval voldoende grond vormen voor de ontbinding van de huurovereenkomst. De huurder is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en moet de huur blijven betalen tot de ontruiming heeft plaatsgevonden. Daarnaast is de huurder in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.