ECLI:NL:RBROT:2022:7374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
10-102208-22 en 10-108104-22 (gev. ttz) vordering TUL VV: 10-304325-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreigingen en bewezenverklaring van beledigingen in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen de verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte is beschuldigd van bedreigingen en beledigingen. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de verdachte vrijgesproken van de bedreigingen die hem onder parketnummers 10-102208-22 en 10-108104-22 ten laste waren gelegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de bedreigingen, ondanks de verklaringen van de aangevers en getuigen. De verdachte heeft wel bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van een arrestantenverzorger en een medewerker van een GGZ-instelling door hen te bespugen en beledigende woorden te uiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van één maand met aftrek van voorarrest. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is met één jaar verlengd, zodat de bijzondere voorwaarden voortduren. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de zaak met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte beoordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-102208-22 en 10-108104-22 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10-304325-21
Datum uitspraak: 17 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PPC),
raadsman mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 augustus 2022.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C. de Kimpe, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van al hetgeen onder beide parketnummers is ten laste gelegd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede gemaximeerde ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden zoals vermeld in het maatregelrapport van Fivoor, met de onmiddellijke uitvoerbaarheid van die maatregel, en oplegging van de maatregel ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
10-304325-21.

4..Geldigheid dagvaarding (parketnummer 10-102208-22)

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 nietig verklaard dient te worden, omdat niet is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste als bedoeld in artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In het bijzonder maakt de generieke aanduiding van de (kring van) bedreigden dat de tenlastelegging niet kan dienen als grondslag voor de inhoudelijke behandeling en voorliggende (bewijs)beslissingen.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. De groep bedreigden genoemd in de tenlastelegging is weliswaar onbepaald, maar gelet op de tenlastelegging bezien in samenhang met en tegen de achtergrond van het dossier, moet voor de verdediging duidelijk zijn dat zij zich in ieder geval moet verweren tegen de bedreiging van de aangever onder nummer [nummer].
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak t.a.v. bedreigingen
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor beide ten laste gelegde bedreigingen.
Bedreiging onder parketnummer 10-102208-22
De aangever onder nummer [nummer] is de enige die de ten laste gelegde bedreiging heeft gehoord. Daarna heeft hij daarvan onmiddellijk verslag gedaan bij zijn collega’s. Het dossier bevat de aangifte van voornoemde aangever en de auditu-verklaringen omtrent de ten laste gelegde bedreiging. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij “pang pang” heeft gezegd, hetgeen de verklaring van de aangever ondersteunt. Tot slot is ook de verklaring van de verdachte die hij heeft afgelegd ten tijde van de inverzekeringstelling als ondersteunend aan te merken. Hierin heeft hij als volgt verklaard:
"Ik heb niemand bedreigd, ik ben zelf gediscrimineerd en ga zijn kop eraf hakken, ik heb dat gezworen. Straks in de stukken staat zijn naam en dan zoek ik hem op. Dan maar TBS.”.
Bedreiging onder parketnummer 10-108104-22
In het dossier bevindt zich een aangifte waaruit blijkt dat het bedreigende voicemailbericht door de aangever is ontvangen en afgeluisterd. Voorts hebben de twee verbalisanten die het politieverhoor van de verdachte hebben afgenomen dit voicemailbericht beluisterd en zij hebben hierop de stem van de verdachte herkend.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de ten laste gelegde bedreigingen als volgt.
Bedreiging onder parketnummer 10-102208-22
De verdachte erkent dat hij zich in de nacht van 21 april 2022 op 22 april 2022 heeft misdragen in de kliniek van Antes te Poortugaal, maar hij ontkent de ten laste gelegde bedreigingen te hebben geuit. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard wel “pang pang” te hebben geroepen, maar dit betekent in straattaal: “ik heb schijt aan jou”, aldus de verdachte. In het dossier bevindt zich enkel de aangifte van de begeleider/verpleger onder nummer [nummer], de aangifte van het afdelingshoofd - die niet bij het incident aanwezig is geweest - namens de aangever, en verklaringen van getuigen die de ten laste gelegde bedreiging van de aangever niet zelf hebben gehoord. Slechts de verklaring van de aangever blijft over. Overeenkomstig het pleidooi van de raadsman zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Bedreiging onder parketnummer 10-108104-22
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte degene is geweest die het betreffende bedreigende voicemailbericht van de aangever heeft ingesproken. In het dossier bevindt zich de aangifte waarin de aangever heeft verklaard de stem van de verdachte op het voicemailbericht te herkennen en de processen-verbaal van bevindingen waarin de twee verbalisanten die het politieverhoor van de verdachte op 8 maart 2022 hebben afgenomen, hebben geverbaliseerd tevens de stem van de verdachte op het voicemailbericht te herkennen. In het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid van die herkenningen overweegt de rechtbank dat de voornoemde verbalisanten niet duidelijk aangeven wanneer, onder welke omstandigheden en hoe vaak ze de stem van verdachte hebben kunnen waarnemen. Uit het dossier valt af te leiden dat zij mogelijk slechts beperkt de stem van de verdachte hebben kunnen waarnemen, nu de verdachte zich tijdens voornoemd politieverhoor op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De door hen gedane stemherkenningen kunnen daarom niet zonder meer als betrouwbaar worden aangemerkt. Nu de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de verdachte het bedreigende voicemailbericht heeft ingesproken zal de verdachte - overeenkomstig het pleidooi van de raadsman - van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
5.1.3.
Conclusie
Het onder parketnummers 10-102208-22 en 10-108104-22 onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring beledigingen
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder parketnummers 10-102208-22 en 10-108104-22 onder 2 ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte die feiten heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10-102208-22
2.
hij, op 23 april 2022, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar], werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door die [naam ambtenaar] op het gezicht te spugen;
parketnummer 10-108104-22
2.
hij op 4 februari 2022 te Rotterdam,
opzettelijk
[naam 1],
in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door die [naam 1] de woorden toe te voegen “Kanker wijf!”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en die [naam 1] op het lichaam te spugen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10-102208-22
2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 10-108104-22
2.
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een arrestantenverzorger en een medewerker van een GGZ-instelling door hen te bespugen en laatstgenoemde ook uit te schelden. Dit handelen heeft de arrestantenverzorger en de GGZ-medewerker gehinderd in hun werk. Ook hebben zij zich vies en vernederd gevoeld.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uitgebreid uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Antes) heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2022 en 29 juli 2022. De rechtbank heeft hier acht op geslagen.
Psychiater [naam 2] en psychiater in opleiding [naam 3] hebben in de strafzaak met parketnummer 10-102208-22 een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 juli 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een lichte verstandelijke beperking, ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een ongespecificeerde psychotische stoornis. Daarnaast zijn er duidelijke aanwijzingen voor een stoornis in gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne. Ten tijde van het ten laste gelegde waren de lichte verstandelijke beperking, de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en de ongespecificeerde psychotische stoornis bij de verdachte aanwezig en het is aannemelijk dat de psychische stoornis invloed heeft gehad op het gedrag van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is - in geval van een bewezenverklaring - te overwegen de verdachte zijn gedragingen in verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog [naam 4] heeft ook in de strafzaak met parketnummer 10-102208-22 een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 juli 2022. Dit rapport houdt in grote lijnen hetzelfde in als het hiervoor aangehaalde rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond in ieder geval tijdens het begaan van het feit onder parketnummer 10-102208-22 (23 april 2022) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Omdat de pleegdata van beide strafbare feiten dicht bij elkaar liggen, gaat de rechtbank ervan uit dat deze gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis ook bestond ten tijde van het begaan van het feit onder parketnummer 10-108104-22 (4 februari 2022).
De ernst van de feiten in combinatie met het flinke strafblad van de verdachte maken dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de verdachte - anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd - wordt vrijgesproken van de twee zwaarste ten laste gelegde feiten (de bedreigingen). Oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden is niet mogelijk, gelet op de aard van de feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld. De rechtbank realiseert zich dat de onderhavige zaak zich bevindt op het snijvlak van het strafrecht en de GGZ. Dat betekent echter niet dat de regels en kaders van strafrecht en strafvordering minder in acht genomen dienen te worden. De rechtbank zoekt met inachtneming van die regels en kaders naar een voor de onderhavige strafzaak meest passende afdoening.
De verdediging heeft verzocht om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met op gedragsverandering toegesneden bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding toe. Mede gelet op de hierna weergegeven beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging is er onvoldoende aanleiding om nieuwe voorwaarden op te leggen naast de al bestaande.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder parketnummer 10-102208-22 onder 2 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 350,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, omdat de vordering voldoende is onderbouwd en de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk is. Daarbij dient het bedrag met de wettelijke rente te worden verhoogd en de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu niet is onderbouwd waaruit blijkt dat de benadeelde partij geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde feit heeft opgelopen.
9.3.
Beoordeling en conclusie
De vordering is niet onderbouwd en zal daarom worden afgewezen. De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

10.. Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 november 2021 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-304325-21) is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 25 november 2021.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering uit praktisch oogpunt dient te worden afgewezen.
10.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen zodat de verdachte vanuit detentie direct door kan stromen naar een kliniek in het kader van een klinische opname.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering - in het geval van oplegging van tbs met voorwaarden - afgewezen dient te worden, omdat oplegging van een langere gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft uitgezeten niet opportuun is.
10.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven nu de rechtbank het van belang acht dat de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd door de politierechter bij vonnis van 11 november 2021 voort blijven duren. Daarom zal de rechtbank in plaats daarvan de proeftijd verlengen met één jaar.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding onder parketnummer 10-102208-22 geldig;
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10-102208-22 en
10-108104-22 onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10-102208-22 en
10-108104-22 onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst in de strafzaak onder parketnummer 10-102208-22 af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 november 2021 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-304325-21) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
verlengt de proeftijdvan de bij voornoemd vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10-102208-22
1.
hij, in of omstreeks de periode van 21 april 2022 tot en met 22 april 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland,
een of meer medewerker(s)/verpleegkundige(n) en/of een arts werkzaam voor/bij behandeldkliniek Antes (gevestigd op de [adres])
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die medewerker(s)/verpleegkundige(n) en/of die arts
- dreigend de woorden toe te voegen "Ik krijg jullie wel" en/of
- in aanwezigheid/nabijheid van die medewerker(s)/verpleegkundige(n) en/of die arts, in elk geval duidelijk hoorbaar voor deze personen, een telefoongesprek te voeren met een (tot op heden onbekend gebleven) derde en/of (daarbij) aan die derde (dreigend) mede te delen en/of te vragen- zakelijk weergegeven - dat de wisseling van liet personeel om 07.00 uur was en dat ze dan wat mee gingen maken en/of hij dat ding mee had genomen en/of (daarbij) (vervolgens) aan die derde de woorden toe te voegen: "pang pang" en/of "daarna gaan ze de kofferbak in",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 23 april 2022, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [naam ambtenaar], werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,in zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door die [naam ambtenaar] in/op/tegen het gezicht/gelaat althans het lichaam te spugen;
onder parketnummer 10-108104-22
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2022 te Rotterdam,
[naam 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 5] via de voicemail dreigend de woorden toe te voegen "Jij vuile kankerhoer wacht maar ik maak je dood. Als ik jou zie in Rotterdam Centraal, voor de kantoor ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 februari 2022 te Rotterdam,
opzettelijk
[naam 1],
in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door die [naam 1] de woorden toe te voegen ‘’Kanker wijf!’’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of die [naam 1] op het lichaam te spugen.