ECLI:NL:RBROT:2022:7363

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
10/113114-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot heroïne

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen ongeveer 3 kilogram heroïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 18 augustus 2022, waar de tenlastelegging werd besproken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 16 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle ten laste gelegde feiten bewezen konden worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2022 in Rotterdam samen met anderen opzettelijk heroïne aanwezig heeft gehad. Tijdens de doorzoeking van een woning en een auto zijn bewijsstukken aangetroffen die de betrokkenheid van de verdachte bevestigen, waaronder DNA-sporen op de heroïne. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij beschikkingsmacht had over de tas met heroïne.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had eerder een veroordeling voor een drugsdelict in Duitsland. Gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordeling, achtte de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank heeft de verdachte voor het overige vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/113114-22
Datum uitspraak: 1 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte tezamen en in vereniging opzettelijk ongeveer 3 kilo heroïne aanwezig heeft gehad en deze drugs heeft bewerkt, verwerkt en vervoerd. Het pand aan de [adres] is een versnijdingspand en de verdachte is daar geweest. Ook heeft de verdachte een tas met daarin heroïne in de kofferbak van de Audi met kenteken [kentekennummer] gezet.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte is die dag slechts kort in de woning en op het balkon geweest en heeft niet gezien wat zich verder in de woning bevond. De verdachte heeft weliswaar de tas aangepakt die van het balkon werd gegooid en hij heeft deze in de Audi met kenteken [kentekennummer] gezet, maar hij heeft hierbij geen wetenschap van de inhoud van de tas gehad. Voor het geval de rechtbank de aanwezigheid van de Audisleutels voor het bewijs wil gebruiken doet de verdediging een verzoek tot het horen van de betrokken verbalisant.
4.1.3.
Beoordeling
Vast staat dat op 6 mei 2022 door medeverdachte [naam medeverdachte] vanaf het balkon van de woning aan de [adres] een tas naar beneden is gegooid, die vervolgens door de verdachte in de kofferbak van een Audi met kenteken [kentekennummer] is gezet. Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] is een versnijdingspand voor verdovende middelen aangetroffen. Bij de doorzoeking van de Audi heeft de politie in de kofferbak een tas met daarin drie – in plastic verpakte - bollen aangetroffen, waarvan forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat er heroïne in zat. Ook is op de plastic folie waarmee één van die bollen heroïne was omwikkeld, DNA van de verdachte aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij die middag in de woning aan de [adres] is geweest, aldaar een sigaret heeft gerookt op het balkon en niks vreemds heeft gezien in de woning.
Opzettelijk bewerken, verwerken en/of vervoeren
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte op 6 mei 2022 een hoeveelheid heroïne heeft bewerkt, verwerkt en/of vervoerd. De verdachte zal hiervan partieel worden vrijgesproken.
Aanwezig hebben
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van heroïne in de tas en dat hij over de tas beschikkingsmacht had. De verdachte is twee uur voordat de politie de woning binnentrad in de woning geweest. Bij de doorzoeking viel het de politie op dat door de gehele woning vuilniszakken op de grond stonden, meerdere deuren uit de kozijnen waren gehaald en dat de ramen volledig waren verduisterd. Ook zijn tijdens de doorzoeking in de woning attributen aangetroffen die nodig zijn bij het bewerken van verdovende middelen. De rechtbank acht de stelling van de verdachte, dat hij niks vreemds heeft gezien in de woning, niet aannemelijk. Integendeel, de rechtbank concludeert uit zijn aanwezigheid in de woning dat de verdachte wetenschap had van het feit dat daar drugs werden bereid. Met die wetenschap heeft hij vervolgens een tas, die vanuit die woning over het balkon naar beneden werd gegooid, opgevangen en in een autokofferbak gezet. Daar komt bij dat uit het aantreffen van zijn DNA volgt dat hij in ieder geval één van de in die tas aangetroffen bollen met heroïne ook vast heeft gehad. De op de zitting gegeven alternatieve verklaring voor zijn DNA op de folie van de betrokken bol, vindt de rechtbank onvoldoende concreet.
Gelet op deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte wetenschap had van, en beschikkingsmacht over, de in de tas aangetroffen verdovende middelen. Aan het voorwaardelijke getuigenverzoek met betrekking tot de autosleutel van de Audi komt de rechtbank niet toe nu zij de autosleutel niet bezigt voor het bewijs.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voor het overige ten laste gelegde zal de verdachte partieel worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 mei 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid heroïne zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen opzettelijk een hoeveelheid (ongeveer 3 kilo) heroïne aanwezig gehad. Heroïne is een sterk verslavende harddrug en het is algemeen bekend dat deze drugs ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor de gebruikers. Bovendien gaat de productie en de handel daarin gepaard met diverse andere vormen van criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder (in 2020) in Duitsland is veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf voor een drugsdelict.
7.3.2.
Rapportage
Ook is acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 26 juli 2022. Hieruit blijken geen problemen op de diverse leefgebieden en worden interventies en toezicht niet geïndiceerd. Gelet op de ontkennende proceshouding van de verdachte kan de reclassering het risico op herhaling niet inschatten. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Als strafverzwarend geldt dat de verdachte eerder is veroordeeld. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij partieel vrijspreekt van het ten laste gelegde feit. De rechtbank weegt mee dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat sprake is van een georganiseerd verband tussen de verdachte en medeverdachten. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.