ECLI:NL:RBROT:2022:7352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/10/630141 / JE RK 21-3236 en C/10/634846 / JE RK 22-564
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met hechtingsproblematiek

Op 17 maart 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de 16-jarige [naam kind01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders van [naam kind01] zijn in 2009 uit elkaar gegaan, waarna de kinderen bij de moeder zijn gaan wonen. Door problematiek bij de moeder zijn de kinderen bij de vader gaan wonen. De vader heeft sinds 2014 het eenhoofdig gezag over [naam kind01]. De kinderrechter heeft eerder een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat [naam kind01] een duidelijke en voorspelbare opvoedingsomgeving nodig heeft, waarin zij zich gehoord en gezien voelt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 maart 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 1 augustus 2022. Tevens is mw. [naam05] benoemd als bijzondere curator om de belangen van [naam kind01] te behartigen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een vervolgdatum voor de behandeling van de zaak vastgesteld op 6 juli 2022. De kinderrechter heeft benadrukt dat er nog veel te herstellen is in het contact tussen [naam kind01] en haar ouders, en dat het van groot belang is om te onderzoeken wat [naam kind01] nodig heeft aan hulpverlening en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummers: C/10/630141 / JE RK 21-3236
C/10/634846 / JE RK 22-564
datum uitspraak: 17 maart 2022
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling, een machtiging tot uithuisplaatsing en een benoeming bijzondere curator
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en

[naam vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.C.M. van Lieshout, kantoor houdende te Capelle aan den IJssel,
betreffende
[naam kind01], geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de vader, in de zaak van de Raad,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam partner vader01] ,

hierna te noemen: de partner van de vader, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 22 december 2021 en de daarin genoemde
stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 9 maart 2022, ingekomen bij de griffie
op diezelfde datum, ingeschreven onder zaaknummer 634846;
- het verleningsbesluit van de gemeente Hoeksche Waard van 9 maart 2022, ingekomen bij
de griffie op 10 maart 2022;
- het e-mailbericht van mr. Van Lieshout, voornoemd, ingekomen bij de griffie op
28 maart 2022;
- het e-mailbericht van mw. [naam01] , jeugdbeschermer, ingekomen bij de griffie op
29 maart 2022.
Op 17 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaken met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door mr. Van Lieshout;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam02] ;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten mw. [naam01] en
mw. [naam03] .
De partner van de vader is niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de vader.
[naam kind01] verblijft op een crisisgroep in [plaats01] .
Bij beschikking van 22 december 2021 is [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot
22 maart 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Bij voornoemde beschikking is het verzoek van de vader met betrekking tot een ondertoezichtstelling aangehouden.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van twaalf maanden.
Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Bij de Opper, waar [naam kind01] eerder verbleef, is gezegd dat er mogelijk sprake is van een hechtingsstoornis. De Raad vindt het van belang dat een persoonlijkheidsonderzoek (PO) van [naam kind01] wordt uitgevoerd, om te bepalen wat zij aan hulpverlening nodig heeft. Ook zal een IQ-test worden gedaan. [naam kind01] volgt in [plaats01] onderwijs.
Het is positief dat het contact tussen de ouders is hersteld. Van belang is dat de ouders deze lijn vast weten te houden. De Raad kan achter een ambtshalve benoeming van een bijzondere curator van [naam kind01] staan, omdat deze persoon, in het belang van [naam kind01] , juridische procedures kan voeren. Wel roept het vraagtekens op dat [naam kind01] iedere keer van mening wisselt en dat hierin wordt meegegaan. Tijdens het kindgesprek heeft [naam kind01] de suggestie gedaan voor een plaatsing in een woongroep in Zutphen. De Raad vindt het de moeite waard dat de GI gaat onderzoeken of deze woongroep passend en geschikt kan zijn voor [naam kind01] .

Het aangehouden verzoek en het standpunt van de vader

De vader heeft bij zelfstandig verzoek om een ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van één jaar verzocht. Daarnaast is de vader het eens met het verzoek van de Raad tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing. De vader refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter. Wel zet de vader de kanttekening dat hij het niet eens is met de manier waarop de Raad een aantal feiten en omstandigheden in de rapportage heeft verwoord.
Namens en door de vader is te kennen gegeven dat het contact tussen de ouders is verbeterd. Tijdens het groot overleg op 12 februari 2022, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, hebben zij goed met elkaar gepraat. De betrokkenen willen allemaal hetzelfde voor [naam kind01] . Toen [naam kind01] de Opper moest verlaten, was het lastig om een geschikte vervolgplek voor haar te vinden.
Sinds 17 februari 2022 verblijft [naam kind01] op crisisgroep [naam groep01] in [plaats01] . [naam kind01] is hier bij drie incidenten betrokken geraakt. De eerste keer werd zij agressief vanwege een telefoon en is zij gefixeerd. Bij het tweede incident was sprake van agressie van [naam kind01] naar de groepsbegeleider en de laatste keer was zij agressief tegen groepsgenoten. Ondanks deze incidenten lijkt [naam kind01] het op de groep naar haar zin te hebben. Zij is iets rustiger geworden.
Het kan niet worden vastgesteld of [naam kind01] kennis heeft kunnen nemen van de raadsrapportage. Wel is duidelijk geworden dat [naam kind01] haar mening iedere keer wijzigt. De vader vindt het belangrijk dat er richting [naam kind01] één lijn wordt getrokken. Hoewel er een goede samenwerking kan zijn, betekent een benoeming van een bijzondere curator dat er weer een extra persoon wordt betrokken. Volgens de vader kan de jeugdbeschermer in deze fase van het proces net zo goed de belangen van [naam kind01] behartigen. Het is van belang dat er eerst onderzoek (een PO) wordt gedaan en dat er rust voor [naam kind01] komt. De vader heeft de hoop uitgesproken dat de plaatsing op de vervolgplek zal slagen en dat een plaatsing van [naam kind01] in een gesloten setting niet nodig zal zijn. De vader zal in het belang van [naam kind01] doen wat nodig is, ook al betekent dit dat [naam kind01] hem daardoor minder aardig vindt.

Het standpunt van de GI

De GI heeft meegedeeld dat de huidige groep in [plaats01] een overbruggingsplek is. In eerste instantie heeft men geprobeerd om [naam kind01] op een groep bij Horizon te plaatsen. Horizon zag echter te veel risico’s en heeft de plaatsing van [naam kind01] afgewezen. In februari 2022 is [naam kind01] aangemeld bij Pluryn in Maarsbergen. De jeugdbeschermer zal op korte termijn horen wanneer de intake plaats gaat vinden. Het is de bedoeling dat bij Pluryn een PO en een IQ-test van [naam kind01] gaan plaatsvinden.
De ouders staan inmiddels op één lijn. [naam kind01] heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zij voert gesprekken met de begeleider, iets wat zij op de Opper niet deed. De dagbesteding zorgt voor structuur en bestaat uit sporten en creativiteit. [naam kind01] doet hier aan mee. Ook is zij gemotiveerd om een behandeling te volgen.
Vorige week, toen de jeugdbeschermer op bezoek was, gaf [naam kind01] nog aan dat zij op de groep in [plaats01] wil blijven. Later zei ze dat ze bij Horizon geplaatst wil worden. [naam kind01] kent een patroon van vermijding en wisselt iedere keer van mening. Vanuit de GI heeft men er begrip voor dat de situatie ingewikkeld is voor [naam kind01] . Een plaatsing bij Pluryn lijkt passend, maar de GI is bereid om de mogelijkheden voor een eventuele plaatsing op een woongroep in Zutphen te onderzoeken.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft met de verzoeken ingestemd. Een ondertoezichtstelling van [naam kind01] is nog nodig. [naam kind01] wisselt nu continu van woonplek. Het is belangrijk dat er op korte termijn een behandelplan ligt. De moeder ging ervanuit dat de behandeling in Pluryn zou plaatsvinden.
De moeder heeft geen gezag over [naam kind01] . De beslissingen laat zij aan de vader over. Helaas zal de band tussen [naam kind01] en de vader hierdoor verslechteren. Omdat de vader de beslissingen neemt, is hij in de ogen van [naam kind01] de boeman. De ouders spreken elkaar weer. De moeder denkt dat [naam kind01] kampt met een loyaliteitsprobleem. Het is de wens van de moeder dat [naam kind01] op termijn bij haar komt wonen, maar dit kan pas als [naam kind01] hier klaar voor is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De betrokkenen hebben dit ook niet weersproken.
Gebleken is dat de 16-jarige [naam kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders van [naam kind01] en haar oudere broer [naam04] zijn in 2009 uit elkaar gegaan. De kinderen kregen de hoofdverblijfplaats bij de moeder, maar nadat er bij de moeder problematiek werd geconstateerd zijn zij bij de vader gaan wonen. De vader heeft sinds 2014 het eenhoofdig gezag over [naam kind01] . Hij heeft al jarenlang een nieuwe partner, met wie hij ook kinderen heeft. [naam kind01] heeft onrustige jaren meegemaakt. Zij heeft ruim acht jaar geen contact gehad met de moeder. Hulpverlening vanuit de Viersprong en een eerdere ondertoezichtstelling zijn in 2019 positief afgesloten.
Op 14 oktober 2021 is [naam kind01] vrijwillig bij de Opper geplaatst, omdat het thuis, bij de vader en diens partner, niet meer ging. De vader zag [naam kind01] opnieuw steeds verder afglijden. Zij ging haar eigen gang en was niet meer op haar gedrag aan te spreken. Er waren zorgen over drugsgebruik en de (seksuele) omgang met oudere jongens. Bij de Opper werden kenmerken van hechtingsproblematiek bij [naam kind01] gezien.
Aan het eind van het raadsonderzoek is er, op 12 februari 2022, een groot overleg geweest. Hierbij waren beide ouders aanwezig. Zij willen allebei het beste voor [naam kind01] . De moeder erkent dat zij het in het verleden heeft laten afweten. Nu wil zij een goede moeder zijn. Ook de vader erkent dat hij vroeger door zijn verslaving niet voldoende beschikbaar is geweest voor [naam kind01] , wat hij betreurt.
Vanwege een incident heeft [naam kind01] op 16 februari 2022 de Opper moeten verlaten. Op 17 februari 2022 is zij met instemming van de ouders geplaatst op crisisgroep [naam groep01] in [plaats01] .
Hoewel [naam kind01] op deze groep meer tot rust lijkt te zijn gekomen, loopt zij op meerdere levensgebieden vast. [naam kind01] is zelfbepalend en zij heeft het gevoel er alleen voor te staan. [naam kind01] kampt met gevoelens van boosheid naar de vader en diens partner. Hierbij heeft het ontbreken van contact met de moeder en haar familie een rol gespeeld. [naam kind01] voelt weinig ruimte om dit te bespreken. Zij komt over als een gesloten meisje dat haar eigen gang gaat en haar eigen wereld heeft. Hierdoor krijgt niemand zicht op hoe het werkelijk met haar gaat.
Wel is duidelijk dat [naam kind01] een duidelijke en voorspelbare opvoedingsomgeving nodig heeft, waarin zij zich gehoord en gezien voelt. [naam kind01] heeft hulp nodig om aan haar ontwikkeling en stabiliteit te werken. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de nodige hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind01] te volgen. De kinderrechter zal [naam kind01] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden, conform de verzoeken van de Raad en de vader.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Pas na een plaatsing en een PO van [naam kind01] kan bekeken worden wat [naam kind01] aan hulp nodig heeft en waar zij op termijn het beste kan gaan wonen; en of dit bij de vader of de moeder of elders zal zijn. Er is hoop dat (een van) de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01] uiteindelijk zelf weer kunnen gaan dragen.
Daarnaast is gebleken dat er nog veel te herstellen is in het contact tussen [naam kind01] en haar beide ouders. [naam kind01] heeft er moeite mee om mensen en instanties vertrouwen. Zij voelt zich in haar wensen en keuzen onvoldoende gehoord en gezien. Ook ervaart zij weinig ruimte om over haar emoties te praten. Beide ouders stemmen in met de plek die de GI voor ogen heeft. Hoewel [naam kind01] hier eerder ook mee akkoord ging, heeft zij tijdens het kindgesprek te kennen gegeven dat zij niet bij Pluryn in Maarsbergen geplaatst wil worden. Zij heeft de suggestie voor een woongroep in Zutphen gedaan.
De kinderrechter is van oordeel dat het van groot belang is dat er meer duidelijkheid komt over wat [naam kind01] nodig heeft - aan hulpverlening of begeleiding - en wat haar behoeften zijn. Gelet op de aard van de belangenstrijd acht de kinderrechter het noodzakelijk om een bijzondere curator, in de persoon van mw. mr. [naam05] , te benoemen op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. Mr. [naam05] heeft hiermee ingestemd. De bijzondere curator kan de belangen van [naam kind01] zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen en al het nodige doen wat in haar belang is.
De bijzondere curator krijgt de opdracht om te onderzoeken wat [naam kind01] nodig heeft om zich zo goed mogelijk verder te ontwikkelen, waarbij dient te worden bekeken welke woonplek het meest in het belang van [naam kind01] is. Daarnaast dient aandacht te zijn voor de relatie van [naam kind01] met haar beide ouders, haar broer en overige familieleden op de korte en de lange termijn. De kinderrechter laat het aan de bijzondere curator over met wie zij wil spreken. Voor de volledigheid zal de griffier worden gevraagd de telefoonnummers van de direct betrokkenen te verzamelen en aan de bijzondere curator te doen toekomen.
Om bovenstaande zaken te onderzoeken en realiseren, zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing verlenen tot 1 augustus 2022 en het verzoek voor het overige aanhouden tot hierna genoemde zittingsdatum, met het verzoek aan de GI om tegen die zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de betrokkenen) schriftelijk te informeren over de voortgang van de plaatsing van [naam kind01] en over de eventueel in te zetten hulpverlening. De bijzondere curator wordt verzocht om schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 17 maart 2022 tot 17 maart 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 augustus 2022;
benoemt tot bijzondere curator teneinde [naam kind01] in en buiten rechte te vertegenwoordigen:
mw. [naam05] , kantoorhoudende te [plaats02] ;
verzoekt de bijzondere curator daarnaast al datgene te doen en kenbaar te maken wat zij in het belang van [naam kind01] nodig acht;
gelast de griffie de bijzondere curator een afschrift van de dossiers te doen toekomen;
verzoekt de griffier de telefoonnummers van de direct betrokkenen te verzamelen en aan de bijzondere curator te doen toekomen;
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt tot en met de hieronder genoemde zittingsdatum;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de belanghebbenden, mr. A.C.M. van Lieshout in deze zaak zal plaatsvinden op
06 juli 2022 om 15 uur,in het gebouw van de rechtbank aan het Wilhelminaplein 100/125 te Rotterdam;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de vader en mr. Van Lieshout;
gelast de oproeping van de moeder en de partner van de vader als informant;
gelast de oproeping van [naam kind01] ;
verzoekt de GI en de bijzondere curator bij voorkeur één week voor de genoemde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog, als griffier.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 25 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.