ECLI:NL:RBROT:2022:7350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
10/224257-21 en 10/303378-21 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een boksbeugel en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1991, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een boksbeugel en brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 augustus 2021 in Schiedam een boksbeugel, een verboden wapen, voorhanden had. De verdediging voerde aan dat het voorwerp niet als boksbeugel kon worden gekwalificeerd, maar de rechtbank oordeelde dat het voorwerp voldeed aan de wettelijke omschrijving van een boksbeugel en dat er geen reden was om te twijfelen aan de kwalificatie door de verbalisant.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van brandstichting op 7 november 2021 in Vlaardingen, waarbij hij opzettelijk een scooter in brand stak, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. De verdediging betwistte de vaststelling van levensgevaar, maar de rechtbank concludeerde dat de omstandigheden, waaronder de evacuatie van bewoners en de schade aan het pand, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn leven een positieve wending had gegeven en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en het voorhanden hebben van een wapen, en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/224257-21 en 10/303378-21 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 30 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 10/224257-21 en het onder 10/303378-2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering 10/224257-21
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat uit het proces-verbaal van bevindingen niet blijkt dat de verbalisant een expert is in de zin van de Wet wapens en munitie. Deze wet geeft daarnaast geen definitie van de term ‘boksbeugel’. Nu in het algemeen taalgebruik onder een boksbeugel wordt verstaan ‘een voorwerp met vier ringen en punten’, kan het voorwerp dat de verdachte bij zich droeg niet worden aangemerkt als een boksbeugel in de zin van de Wet wapens en munitie.
Beoordeling
De Wet wapens en munitie en de Regeling Wapens en Munitie geven geen definitie van de term ‘boksbeugel’. In het oude Besluit ongewenste handwapenen werd de boksbeugel omschreven als ‘een om de hand sluitende ring, of om de vingers sluitende ringen, al dan niet voorzien van uitsteeksels aan de ring(en)’.
Het onder de verdachte in beslag genomen voorwerp voldoet aan bovengenoemde omschrijving. De rechtbank leest in die omschrijving niet het vereiste dat de ringen om alle afzonderlijke vingers dienen te sluiten. Daarnaast is het inbeslaggenomen voorwerp gemaakt van hard materiaal en is het geschikt om een persoon met een vuistslag meer schade toe te brengen dan enkel een klap met een blote hand of vuist kan veroorzaken, hetgeen in zijn algemeenheid ook het beoogde effect is van een boksbeugel. In voornoemd effect is ook de ongewenstheid van dit handwapen gelegen. Gelet hierop en de ratio van de Wet wapens en munitie alsmede voornoemde omschrijving, is de rechtbank van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan de door verbalisant [verbalisant01] gegeven kwalificatie van het bij de verdachte aangetroffen voorwerp als boksbeugel. Gezien het vorenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Conclusie
Het onder 10/303378-21 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering 10/303378-21
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, omdat dit op basis van het forensisch rapport niet voldoende kan worden vastgesteld.
Beoordeling
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Anders dan de verdediging is de rechtbank daarbij van oordeel dat door het handelen van de verdachte naast gevaar voor goederen ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Uit het forensisch rapport blijkt onder meer dat er door de brand schade was aan de portiek, dat de ruiten van het gevelelement door de hitte zijn gesprongen en dat er buiten de portiek sprake was van roet- en rookschade aan de buitengevel van de woningen. Daarnaast zijn de bewoners van het pand geëvacueerd via het trappenhuis. Er zijn vijf personen nagekeken en twee bewoners met rookintoxicatie ter controle met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Het trappenhuis vormde de enige vluchtweg voor de bewoners van het gebouw. Door het vullen met hete, giftige rookgassen was deze vluchtweg niet meer bruikbaar of zou gebruik een direct levensgevaar voor de vluchtende bewoners veroorzaken. Daarbij komt ook dat het pand een dag na de brand, op 8 november 2021, door verbalisant [verbalisant02] is betreden en dat hem bij het betreden van dit pand de adem werd ontnomen door de door rook vervuilde lucht. Dat er aldus sprake was van levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel is op basis van het voorgaande voldoende komen vast te staan. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het onder 10/303378-21 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/224257-21 en het onder 10/303378-21 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/224257-21:
hij op 20 augustus 2021 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/303378-21:
hij op 7 november 2021 te Vlaardingen opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker, in aanraking te brengen met een scooter (merk en type: Lingben, Lb50qt-45; kenteken: [kenteken01] ), ten gevolge waarvan voornoemde scooter en (een gedeelte van) de portiek aan het Duizendguldenkruid ter hoogte van nummer 1 t/m 6 geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen in de directe omgeving van voornoemde scooter en
deportiek en een of meer nabijgelegen woningen, en levensgevaar voor [slachtoffer01] en/ [slachtoffer02] en een of meer (andere) aanwezige personen in die nabijgelegen woningen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en een of meer (andere) aanwezige personen in die nabijgelegen woningen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/224257-21:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Parketnummer 10/224257-21:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden van een boksbeugel in het openbaar, terwijl hij onder invloed was van alcohol. Een boksbeugel is een verboden wapen, omdat het kan worden gebruikt om personen ernstig letsel toe te brengen. Het voorhanden hebben van een dergelijk handwapen acht de rechtbank dan ook kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk brand gesticht door met een aansteker een in een open flatportiek staande scooter in brand te steken. Hierdoor is schade ontstaan aan zowel de scooter als aan de portiek en is er gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten geweest. Brandstichting behoort niet voor niets tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarzettende situaties kunnen ontstaan. Het veroorzaakt dan ook grote angst en onrust in de samenleving, in dit geval in het bijzonder bij de bewoners van het pand.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en overweegt daartoe als volgt.
De ten laste gelegde feiten zijn van enige tijd geleden en de voorlopige hechtenis van de verdachte is al op 8 november 2021 geschorst. In de tussentijds heeft de verdachte geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Uit de met stukken onderbouwde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, blijkt dat de verdachte zijn leven in de afgelopen maanden een positieve wending heeft gegeven. Zo heeft de verdachte inmiddels een baan, is hij uit de schuldsanering en heeft hij de zorg over zijn nog jonge kinderen. Hierbij krijgt de verdachte hulp van Stichting Pameijer en Stichting Mozaïek.
Dit maakt dat de rechtbank vindt dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment niet passend en opportuun is. Daarom zal de rechtbank, in lijn met de eis van de officier van justitie, aan de verdachte een taakstraf en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Deze straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 10/224257-21 en 10/303378-21 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdenvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en I. Raterman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 augustus 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10/224257-21:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Schiedam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/303378-21:
hij op of omstreeks 7 november 2021 te Vlaardingen opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker, althans (open) vuur, in aanraking te brengen met een fles (met een brandbare stof) en/of met een bromfiets/scooter (merk en type: Lingben, Lb50qt-45; kenteken: [kenteken01] ), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemde bromfiets/scooter en/of (een gedeelte van) het portiek aan het Duizendguldenkruid ter hoogte van nummer 1 t/m 6 geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen in de directe omgeving van voornoemde bromfiets/scooter en/of het portiek en/of een of meer nabijgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of een of meer (andere) aanwezige personen in die nabijgelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of een of meer (andere) aanwezige personen in die nabijgelegen woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.