In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg om een moratorium. De verzoeker had op 21 juni 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om een uitstel van de ontruiming van zijn huurwoning, die was bevolen in een eerder vonnis van 23 mei 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in staat was om aan te tonen dat hij de huur voor juli 2022 had betaald, ondanks dat hij de gelegenheid had gekregen om dit te doen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, maar dat het belang van de verweerster, Domko B.V., zwaarder woog dan dat van de verzoeker. De verweerster had gesteld dat de verzoeker structureel zijn huurtermijnen niet op tijd had voldaan en dat er geen vertrouwen was dat hij in de toekomst aan zijn betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek kan indienen indien nodig.